ECLI:NL:RBMNE:2021:4429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
16-225002-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van twee verkrachtingen met DNA-bewijs en de beoordeling van de verklaringen van de aangeefster

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee verkrachtingen. De feiten vonden plaats op 25 oktober en 25 november 2018 in Hilversum. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2021. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de verdachte beschuldigd van verkrachting, waarbij de verklaring van de aangeefster, ondersteund door DNA-bewijs, centraal stond. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de seksuele handelingen consensueel waren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld. De aangeefster heeft gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen, die ook overeenkwamen met de bevindingen uit het DNA-onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de onderkleding van de aangeefster, wat de beschuldigingen ondersteunt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, omdat de aangeefster herhaaldelijk heeft aangegeven dat zij niet wilde dat de verdachte doorging met de handelingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 6.073,88 te betalen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en de verdachte in de kosten van de procedure veroordeeld. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en zijn gevangenhouding bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.225002.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats 1] (Joegoslavië),
wonende aan de [adres 1] te ( [postcode 1] ) [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Bruil, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door [slachtoffer] , benadeelde partij, en door mr. F. ten Berge, advocaat van de benadeelde partij, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 25 oktober 2018 te Hilversum [slachtoffer] heeft verkracht;
feit 2 op 25 november 2018 te Hilversum [slachtoffer] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent dat hij aangeefster [slachtoffer] op 25 oktober 2018 en op 25 november 2018 heeft verkracht.
Verdachte erkent dat hij op 25 oktober 2018 aangeefster naar huis heeft gebracht en dat hij toen van haar een kus op zijn wang heeft gekregen, waarbij het initiatief vanuit aangeefster kwam. Verdachte is meteen daarna vertrokken. Ongeveer een maand later, maar niet op 25 november 2018, is verdachte opnieuw met aangeefster mee naar huis gelopen. Verdachte is toen in de woning van aangeefster geweest. Zij hebben op de bank gezeten en elkaar gekust. Daarna hebben zij hun kleding uitgedaan en heeft aangeefster het geslachtdeel van verdachte gepakt, waarna verdachte in haar hand klaarkwam. Verdachte is vervolgens snel opgestaan en naar huis gegaan, omdat hij zich schuldig voelde tegenover zijn vrouw.
Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster over wat zich volgens haar op 25 oktober 2018 en 25 november 2018 heeft voorgedaan. De verklaringen van de getuigen ondersteunen de lezing van aangeefster weliswaar, maar de bron van deze getuigenissen is aangeefster zelf. Dat geldt ook voor wat de verbalisanten over de gebeurtenissen hebben opgeschreven. Ook het aantreffen van DNA van verdachte levert geen onomstotelijk bewijs op voor de gedragingen zoals die zijn ten laste gelegd, mede gelet op de verklaring van verdachte over het klaarkomen in de hand van aangeefster. Maar ook indien wordt aangenomen dat de ten laste gelegde handelingen wel hebben plaatsgevonden, dan moet de vraag of aangeefster hiertoe is gedwongen ontkennend worden beantwoord. De emotionele toestand van aangeefster die door de getuigen en verbalisanten wordt beschreven vormt hiervoor geen bewijs. Het dossier bevat bovendien aanwijzingen dat aangeefster niet ondubbelzinnig kenbaar heeft gemaakt dat er handelingen tegen haar zin plaatsvonden en juist openstond voor seksueel contact met verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen voor feit 1 en feit 2 [1]
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 14 december 2018, inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
V: Van welk strafbaar feit wil jij aangifte doen?
A: Verkrachting
V: Tegen wie wil jij aangifte doen?
A: [verdachte (voornaam)]
A: [verdachte] . [2]
V: waar is het gebeurd?
A: Bij mij thuis aan de [adres 2] , in [plaatsnaam 1] . Dit geldt voor beide keren.
Zaak 1: Donderdag 25 oktober 2018
A: [verdachte (voornaam)] bood aan om mij naar huis te brengen. [3] Thuis aangekomen begon hij meteen met zoenen. Ik zei tegen hem dat hij moest stoppen dat ik het niet wilde. Ik weet niet hoe, maar ineens lag ik op de grond. Op mijn rug. Hij lag boven op mij. Hij heeft mijn trui omhoog gekregen en kneep in mijn borsten. Er was ook een hand die in mijn broek ging en vervolgens in mijn vagina ging. Vrij ruw. Ik was helemaal niet opgewonden dus dat deed flink zeer. Ik bleef ook gedurende het op de grond liggen, tegen hem zeggen dat hij op moest houden en dat ik helemaal niet wilde. Ik had de volgende dag ook spierpijn in mijn bovenlijf van het wegduwen vermoedelijk. Ineens stopte hij. Mijn broek was nog aan een beetje naar beneden geduwd. Mijn trui nog gedeeltelijk omhoog.
A: (..) Hij heeft mij gepakt. Ik weet nog wel dat mijn handen vast zaten tussen mijn borst en zijn borst. [4]
Maar hij zag dat blijkbaar anders en begon me te zoenen op mijn mond en te tongzoenen. Ik zei nog [verdachte (voornaam)] stoppen je gaat gewoon naar huis.(…)
A: Met een hand deed hij mijn trui omhoog, onder die trui zat een hemdje en een bh. Hij is toen met zijn hand onder het hemdje gegaan. Mijn bh was aan. De bovenkant van het hemdje was tot onder mijn borsten. Mijn bh was aan dus hij is van bovenaf gegaan. De linkerborst was daarna schraal. Er was in geknepen. Hij deed dit met zijn (…) linkerhand. Zijn rechterhand zat namelijk in mijn broek. Ik lag daar. Zat vast tussen zijn lijf. Hij lag op mij. Hij heeft mijn broek los gemaakt. (…) Die broek is minimaal naar beneden geweest en heeft toen zijn (…) vingers in mijn vagina gestopt. (…)
A: Het was niet zijn hele hand, ik denk twee vingers. [5] De volgende dag had ik ook pijn in mijn schaambeen. Het voelde beurs en ik had ook spierpijn in mijn armen, schouders en bovenlijf. Ik weet ook nog dat ik mijn benen heel strak bij elkaar heb geprobeerd te houden.
Zaak 2: Zondag 25 november 2018
A: Nu stond hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) dus voor mijn deur en wilde uitleggen dat het hem speet. Hij kwam binnen, we liepen door naar de kamer. (…) Ik kon meteen van wal met mijn verhaal. En vervolgens dook hij op me. Hij begon met te zoenen. Ik zei hou op. Sodemieter op. Ik hoorde hem ineens zeggen maak mijn broek los, maak mijn broek los. Hij zat weer onder mijn trui en had weer mijn bh naar beneden gedaan. Hij bleef zeggen dat ik zijn broek moest los maken en dat ik lekkere tieten had. Ik heb zijn broek niet los gemaakt. Ik was hem aan het wegduwen. Hij deed zelf zijn broek uit. Met een hand deed hij mijn broek en onderbroek naar beneden. (…) Ik wilde hem bij zijn schouders wegduwen.
Het lukte allemaal niet. Ik heb hem gekrabd, ergens bij zijn hoofd. Mijn broek was tot mijn enkels. (…) Maar hij heeft me wel gepenetreerd. [6]
A: Er is een moment geweest dat hij zijn broek over zijn billen gedaan. Ik voelde ergens bloot en de penetratie. (…) Ik probeerde onder hem weg te komen en van hem weg te komen. (...) Hij heeft mijn benen uit elkaar gekregen en penetreerde mij. (…) Met zijn lichaam en benen duwde hij mijn benen uit elkaar. Volgens mij heeft hij met zijn hand zijn penis er in geduwd. Het voelde niet prettig. Ik was niet opgewonden. Ik dacht nog. Hij doet het echt. Hij zit nu echt in me. [7]
A: Ik was alleen maar aan het zeggen en duidelijk maken dat hij moest stoppen. Ik zei gedurende een minuut of twee [verdachte (voornaam)] je moet stoppen, hou op ik wil het niet.
V: Hoe ging het wegduwen?
A: Bij zijn schouders. Ik kon er niet goed tussen omdat hij op mij lag.
V: Wat kon hij aan jou merken of zien?
A: Ik was in paniek en door de dingen die ik zei. Hij heeft ook ergens in het begin gezegd toen hij op mij dook, ik wil je neuken.
Proces-verbaal forensisch onderzoek ( [adres 2] [plaatsnaam 1] ), opgemaakt door
verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Op 26 oktober 2018 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie
[adres 2] , [postcode 2] [plaatsnaam 1] . [8]
Betrokkene
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer (voornaam)]
Geboortedatum : [1973]
Overzicht veiliggestelde sporen en sporendragers
Goednummer:
PL0900-2018309007-2288330
SIN:
AALW9543NL
Object:
Kleding (ondergoed)
Merk/type:
Slipje
Goednummer:
PL0900-2018309007-2288332
SIN:
AALW9545NL
Object:
Kleding (ondergoed)
Merk/type
NFI Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding
van aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd op 26 oktober 2018, opgemaakt door ing.
[B] , inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
AALW9543NL#01
een bemonstering met sperma van de buitenzijde van de onderbroek ter hoogte van de rechter beenopening
AALW9543NL#02
een bemonstering met sperma van de binnenzijde van het voorpand van de onderbroek
AALW9545NL#01
een bemonstering van de buitenzijde van de rechter cup van de BH
AALW9545NL#02
een bemonstering van de buitenzijde van de linker cup van de BH
AALW9545NL#03
een bemonstering van de binnenzijde van de rechter cup van de BH
AALW9545NL#04
een bemonstering van de binnenzijde van de linker cup van de BH
Tabel 2 DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Naam
Geboortedatum
RASD2736NL
[slachtoffer]
[1973]
WAAI5362NL
[verdachte]
[1986] [10]
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
Onderbroek AALW9543NL
AALW9543NL#01 en
AALW9543NL#02
sperma (zie toelichting 1)
- verdachte [verdachte]
overige cellen
- slachtoffer [slachtoffer]
- meer dan 1 miljard
BH AALW9545NL
AALW9545NL#01 en
AALW9545NL#02
AALW9545NL#03 en
AALW9545NL#04
-slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
relatief grote hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte]
relatief geringe hoeveelheid:
- slachtoffer [slachtoffer]
-meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard
Toelichting:
1. Ondanks dat in bemonstering AALW9543NL#01 microscopisch geen spermacellen zijn waargenomen, wordt op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het vergelijkend DNA-onderzoek geconcludeerd dat deze bemonstering sperma bevat. [11]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AALW9543NL#01 en #02 (buiten- en binnenzijde onderbroek)
Dit betreffen DNA-profielen van het sperma in de bemonsteringen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één man afkomstig zijn. Voor deze DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon hiermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is:
De DNA-profielen van het sperma in bemonsteringen AALW9543NL#01 en #02 zijn elk
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het sperma afkomstig is van verdachte
[verdachte] , dan wanneer het sperma afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon.
AALW9545NL#01 en #02 (buitenzijde van de rechter en linker CUP van de BH)Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen elk DNA bevatten van twee niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] .
DNA-mengprofielen AALW9545NL#01 en #02 zijn elk
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één
willekeurige onbekende persoon.
AALW9545NL#03 en #04 (binnenzijde van de rechter en linker cup van de BH)Dit betreffen afgeleide DNA-profielen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor deze DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon hiermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
De afgeleide DNA-hoofdprofielen AALW9545NL#03 en #04 zijn elk
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon. [12]
Proces-verbaal sporenonderzoek opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Op 25 november 2018 werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie,
Eenheid Midden-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met
een verkrachting, gepleegd op zondag 25 november 2018.
Het onderzoek is verricht in het [naam ziekenhuis] , [adres 3] , [postcode 3]
[plaatsnaam 2] , bij aangeefster [slachtoffer] , geboren [1973] te [geboorteplaats 2] . Bij dit forensisch
medisch onderzoek werd gebruik gemaakt van de onderzoeksset zedendelicten en de daarbij
behorende Richtlijnen en onderzoeksrapportage voorzien van het SIN ZAAC9136NL. [13]
Veiliggestelde sporen/sporendragers
Spoornummer:
PL0900-2018338994-137784
SIN:
ZAAC9136NL
Spooromschrijving:
Sperma
Wijze veiligstellen:
Bemonsterset
Datum/tijd veiligstellen:
25 november 2018 om 06.12 uur
Plaats veiligstellen:
[..] [slachtoffer] [....] [14]
NFI Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in [plaatsnaam 1] op 25 november 2018, opgemaakt door ing. [B] , inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Onderzoeksset zedendelicten ZAAC9136NL van slachtoffer [slachtoffer]
In de onderzoeksset zijn negen bemonsteringen aanwezig. De bemonsteringen van schaamlippen, vagina en borsten zijn onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen. De resultaten van dit onderzoek staan vermeld in Tabel 1. [15]
Tabel 1 Overzicht resultaten onderzoek naar biologische sporen
Omschrijving van de bemonstering
Veiliggesteld voor DNA-onderzoek als:
binnenste schaamlippen
ZAAC9136NL#01
buitenste schaamlippen
ZAAC9136NL#02
diep vaginaal
ZAAC9136NL#03
borst links
ZAAC9136NL#04
borst rechts
ZAAC9136NL#05 [16]
NFI rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf
gepleegd in [plaatsnaam 1] op 25 november 2018, opgemaakt door ing. [B] ,
inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Tabel 2 Resultaten, interpretaties en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
Onderzoeksset zedendelicten
ZAAC9136NL#01 (binnenste schaamlippen), #02 (buitenste schaamlippen) en #03 (diep vaginaal)
sperma (zie toelichting 3):
verdachte [verdachte]
overige cellen:
slachtoffer [slachtoffer]
meer dan 1 miljard
ZAAC9136NL#05
(borst rechts)
verdachte [verdachte]
meer dan 1 miljard
Toelichting:
3. Ondanks dat er microscopisch geen spermacellen zijn waargenomen wordt op basis van het onderzoek naar biologische sporen en het vergelijkend DNA-onderzoek geconcludeerd dat deze bemonstering sperma bevat. Het sperma in deze bemonstering kan afkomstig zijn van verdachte [verdachte] . [17]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
ZAAC9136NL#01 (binnenste schaamlippen). #02 (buitenste schaamlippen), # 03 (diep vaginaal)
Dit betreffen (afgeleide) DNA-profielen van het sperma in deze bemonsteringen waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één man afkomstig zijn. Voor deze DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon hiermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is:
De (afgeleide) DNA-profielen van het sperma in bemonsteringen ZAAC9136NL#01, #02 en #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het sperma afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het sperma afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon.
ZAAC9136NL#05 (borst rechts)
Dit betreft een DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één man afkomstig zijn. Voor deze DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon hiermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is:
DNA-profiel ZAAC9136NL#05 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan [verdachte] verwante persoon. [18]
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechtbank niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer.
In zedenzaken, zoals deze, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat de verkrachting als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft meerdere verklaringen afgelegd over wat zich op 25 oktober 2018 en 25 november 2018 heeft voorgedaan. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen uitgebreid, gedetailleerd en consistent zijn. Met name voor wat betreft de gedragingen van verdachte, waarbij opvalt dat [slachtoffer] niet vervalt in overdrijvingen.
Bijvoorbeeld daar waar zij heeft verklaard: “hij heeft mij wel gedwongen maar niet met pijn”
.Daarnaast heeft [slachtoffer] beide keren direct de politie gebeld en gemeld dat zij was verkracht. Haar verklaring tegenover de verbalisanten ter plaatse stemt grotendeels overeen met wat zij later tegenover de politie en de rechter-commissaris heeft verklaard over wat er is gebeurd. Bovendien sluiten haar verklaringen op essentiële onderdelen naadloos aan bij de bevindingen uit het DNA-onderzoek. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] dan ook in zijn geheel betrouwbaar.
Steunbewijs
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] , dat verdachte haar op 25 oktober 2018 en 25 november 2018 heeft verkracht op de wijze zoals door haar is beschreven, meer dan voldoende steun vindt in de NFI-rapporten. Uit die rapporten blijkt dat zowel na de verkrachting op 25 oktober 2018 als na de verkrachting op 25 november 2018 DNA-sporen zijn aangetroffen op het ondergoed van [slachtoffer] en in haar vagina, waarvan de (meng)profielen overeenkomen met het DNA-profiel van verdachte. Gelet op de bewijswaarde van de resultaten van de DNA-onderzoeken gaat de rechtbank ervan uit dat voornoemd aangetroffen DNA-sporen afkomstig zijn van verdachte.
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze dadersporen. Geconfronteerd met de resultaten van het DNA-onderzoek bleef verdachte op de zitting bij zijn standpunt dat op 25 oktober 2018 zich niets meer had afgespeeld tussen hem en [slachtoffer] dan een vriendschappelijke afscheidskus van de zijde van [slachtoffer] . Ook ten aanzien van de gebeurtenissen op 25 november 2018 bleef verdachte bij zijn stelling dat hij [slachtoffer] niet (en ook niet op een andere dag) heeft gepenetreerd. De rechtbank acht deze verklaringen, gezien de resultaten van het DNA-onderzoek, volstrekt ongeloofwaardig.
Dwang
De rechtbank gelooft de gang van zaken als beschreven door [slachtoffer] , waaruit blijkt dat de seksuele handelingen die [slachtoffer] heeft ondergaan onder dwang hebben plaatsgevonden. Uit haar verklaring volgt dat zij beide keren direct en bij herhaling heeft gezegd dat verdachte moest stoppen. Verdachte bleef echter doorgaan en voorkwam dat [slachtoffer] aan zijn handelingen kon ontsnappen door bovenop haar te gaan liggen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 25 oktober 2018 en op 25 november 2018 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Daarbij merkt de rechtbank het betasten van de borsten en het (tong)zoenen aan als handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, nu zij direct voorafgaand aan het binnendringen plaatsvonden en een duidelijk seksueel karakter hebben (HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6709)

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 25 oktober 2018 te [plaatsnaam 1] door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en gehouden en
- de borsten van die [slachtoffer] betast en aangeraakt en
- in de borst van die [slachtoffer] geknepen en
- die [slachtoffer] gekust en getongzoend
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de trui van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken en
- boven op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- zijn, verdachtes, hand onder de trui en het hemdje en de bh van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- de broek van die [slachtoffer] open heeft gemaakt en naar beneden heeft getrokken en
- een fysiek overwicht heeft gehad op die [slachtoffer] en
- de handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en
- terwijl die [slachtoffer] onder meer meermalen ‘nee’ zei en dat hij moest stoppen en dat zij het niet wilde en dat hij naar huis en weg moest gaan en hem van zich wegduwde voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ;
feit 2
op 25 november 2018 te [plaatsnaam 1] door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en gehouden en
- de borst van die [slachtoffer] (onder de kleding) betast en aangeraakt en
- die [slachtoffer] gekust/gezoend
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] meermalen heeft gezegd dat zij zijn broek los moest maken en dat ze lekkere tieten had en dat hij haar wilde neuken en
- zijn, verdachtes, hand onder de trui van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- de bh van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- boven op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en
- zijn, verdachtes, penis met zijn hand in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en
- een fysiek overwicht heeft gehad op die [slachtoffer] en
- de handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en
- terwijl die [slachtoffer] onder meer meermalen zei dat hij moest stoppen en ophouden en dat zij het niet wilde en hem krabde en hem wegduwde voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 verkrachting
feit 2 verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft voorts op grond van artikel 38v Sr gevorderd dat het verdachte voor de duur van vijf jaar wordt verboden om contact met aangeefster te hebben en deze voorwaarde, voor het geval dat de rechtbank niet het geschorste bevel van bewaring opheft en de gevangenhouding van verdachte beveelt, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd, nu verdachte bij een veroordeling in hoger beroep zal gaan. Ook bestaat er geen noodzaak tot oplegging van een contactverbod.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft [slachtoffer] in korte tijd twee keer in haar eigen huis verkracht. Eerst op 25 oktober 2018 en een maand later op 25 november 2018. [slachtoffer] heeft zich reeds bij de eerste keer hevig verzet. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om een maand later nogmaals naar de woning van [slachtoffer] te gaan en zich op slinkse wijze, namelijk door te doen alsof hij zijn excuses wilde aanbieden, de toegang tot de woning van [slachtoffer] heeft verschaft. Nadat [slachtoffer] dacht aan verdachte duidelijk te hebben gemaakt dat wat hij op 25 oktober 2018 had gedaan absoluut niet kon, is zij opnieuw door verdachte verkracht. Verdachte is gedurende het plegen van de feiten enkel bezig geweest met het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens. Zijn handelen geeft blijk van een totaalgebrek aan respect voor (de lichamelijke integriteit van) [slachtoffer] en het ontbreken van elk inzicht in de gevolgen van zijn handelen.
Uit de door [slachtoffer] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog steeds, bijna drie jaar later, lijdt onder de gevolgen van beide verkrachtingen. Ze ervaart nog steeds lichamelijke en geestelijke klachten en weet zich slechts met pijn en moeite staande te houden. Ze heeft EMDR-therapie gehad en is vanaf 2021 onder behandeling van een psycholoog. Dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en, in plaats daarvan, [slachtoffer] op de zitting voor leugenaar heeft uitgemaakt, toont dat verdachte nog altijd alleen oog heeft voor zijn eigen belang. De rechtbank neemt dit alles verdachte kwalijk en weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 26 juli 2021. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank zal dit noch in het voordeel noch in het nadeel van verdachte laten meewegen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een door [A] , reclasseringswerker, opgemaakt reclasseringsadvies van 24 februari 2021. Omdat verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben verkracht, is het voor de reclassering niet mogelijk geweest om delictgerelateerde factoren aan te wijzen. In maatschappelijk opzicht lijkt verdachte zijn leven op orde te hebben. Hij beschikt over werk en een gezin en heeft geen financiële problemen of problemen op het gebied van middelengebruik. Ook zijn er geen problemen
bekend op het gebied van zijn psychosociaal functioneren. Verdachte is niet meer in beeld geweest bij de politie sinds de verdenking en de nasleep daarvan. De reclassering schat het risico op recidive in op laag. Gezien dit lage recidiverisico adviseert de reclassering om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, nu toezicht of interventie niet nodig is.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor verkrachting uit van een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt en neemt daarbij in aanmerking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee verkrachtingen. De rechtbank is, al hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de ernst van de feiten en de persoon van verdachte afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel 38v
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot oplegging van een contactverbod op grond van artikel 38v Sr af. Niet blijkt dat tussen verdachte en [slachtoffer] nog contact is geweest, nadat verdachte in januari 2019 door de politie is gewaarschuwd om geen contact meer met [slachtoffer] op te nemen. Ook verdachte zelf heeft aangeven geen contact met [slachtoffer] te willen. Daar komt bij dat gelet op de door de rechtbank op te leggen gevangenisstraf, dit contactverbod pas zou ingaan na het einde van de detentie van verdachte. Gelet hierop ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor oplegging van de maatregel.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de inbewaringstelling van verdachte op te heffen en verdachtes gevangenhouding te bevelen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen, nu er sprake is van zwaar-wegende persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft vier kinderen, een vrouw en hij is kostwinner. Deze persoonlijke belangen wegen zwaarder dan het strafvorderlijk belang.
Bij de beoordeling of de schorsing van de voorlopige hechtenis in dit geval moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en de verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. Zij overweegt als volgt.
De rechter-commissaris heeft op 9 september 2020 een bevel tot bewaring verleend, vanwege het bestaan van ernstige bezwaren en gronden. De rechter-commissaris heeft echter geoordeeld dat het persoonlijk belang van verdachte zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang en daarom het bevel bewaring van verdachte met ingang van 9 september 2020 geschorst.
De rechtbank is van oordeel dat de situatie nu anders is, nu zij bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten en hem daarvoor een gevangenisstraf oplegt van aanzienlijke duur. Dat maakt dat de strafvorderlijke belangen bij hervatting van de voorlopige hechtenis nu zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van verdachte. De rechtbank zal daarom de schorsing van de inbewaringstelling opheffen en de gevangenhouding van verdachte bevelen. Deze beslissingen zijn in afzonderlijke bevelen geminuteerd. Een kopie van de bevelen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.553,88 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, als gevolg van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering tot vergoeding van € 100,- voor kleding en € 175,- voor een nieuw slot geen opmerkingen gemaakt. Voor wat betreft de vergoeding van de overige posten aan materiële schade, heeft de raadsvrouw gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu die schade onvoldoende door haar is onderbouwd. De vordering van de immateriële schade dient te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor zover deze ziet op het eigen risico over 2021 van € 385,-, de eigen bijdrage kosten [.] van € 123,88 en de kleding van € 100,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij haar schade voldoende met stukken onderbouwd.
De rechtbank zal ook de vordering toewijzen tot vergoeding van € 500,-- aan gemiste inkomsten. De benadeelde partij heeft loonstroken en een verklaring overgelegd van haar toenmalige leidinggevende. Uit die verklaring blijkt dat de benadeelde partij in december 2018 vijf verlofdagen heeft opgenomen. Met deze stukken heeft de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank haar vordering voldoende onderbouwd en blijkt daaruit dat zij die schade heeft geleden. Het verweer van de raadsvrouw dat uit de stukken niet blijkt of er al dan niet belasting over de post is geheven, is naar het oordeel van de rechtbank op de zitting namens de benadeelde partij voldoende weersproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering voor wat betreft de vergoeding van het horloge van € 270,--. De rechtbank acht deze vordering onvoldoende onderbouwd, nu geen bewijs is geleverd van de schade aan het horloge. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in dit deel van haar vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding voor het plaatsen van een nieuw slot af, nu geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezen verklaarde en deze door de benadeelde partij geleden schade.
De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding dan ook toewijzen tot het bedrag van € 1.073,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2018 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Ingevolge artikel 106 lid 1 sub b van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde recht heeft op vergoeding van immateriële schade indien zij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Nu in dit geval geen sprake is van lichamelijk letsel of van schending van de eer of goede naam, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in haar persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b BW.
Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voldoende met stukken heeft onderbouwd dat zij rechtstreeks psychisch letsel heeft opgelopen door de bewezen verklaarde feiten. Dit volgt onder meer uit de verwijzing van de huisarts voor een psycholoog, de EMDR-behandeling die de benadeelde partij heeft ondergaan en de ter terechtzitting gegeven toelichting.
Gelet op de hiervoor genoemde gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe worden toegekend, komt het gevorderde bedrag van € 5.000,- de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, zoals gevorderd door de benadeelde partij vanaf 25 november 2018 tot de dag van algehele betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.073,88 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
50 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis, welk bevel apart is geminuteerd en waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht;
- beveelt de gevangenhouding van verdachte met ingang van heden, welk bevel apart is geminuteerd en waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.073,88, bestaande uit
€ 1.073,88 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2018 tot de dag van volledige betaling;
- wijst af de vordering tot vergoeding van € 175,00 voor een nieuw slot;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de vordering tot vergoeding van € 270,- voor een horloge niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 6.073,88 te betalen, bestaande uit € 1.073,88 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2021.
Mrs. Corbeij en Jadib zijn niet in staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Hilversum
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- de vagina van die [slachtoffer] (onder de kleding) betast/aangeraakt en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] (onder de kleding) betast en/of aangeraakt en/of
- in de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer] gebeten en/of geknepen en/of
- die [slachtoffer] gekust en/of getongzoend
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- met die [slachtoffer] mee naar huis is gelopen en/of
- de trui van die [slachtoffer] omhoog en/of uit heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- boven op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- zijn, verdachtes, hand onder de trui en/of het hemdje en/of de bh van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- de broek van die [slachtoffer] open heeft gemaakt en/of naar beneden heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- een fysiek overwicht heeft gehad op die [slachtoffer] en/of
- de handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] onder meer meermalen ‘nee’ zei en/of dat hij moest stoppen en/of dat zij het niet wilde en/of dat hij naar huis en/of weg moest gaan en/of hem van zich wegduwde) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 24 november 2018 tot en met 25 november 2018 te Hilversum
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] (onder de kleding) gelikt en/of betast en/of aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] gekust/gezoend
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- naar die [slachtoffer] is toegegaan en/of heeft gezegd dat hij zijn excuses wil aanbieden en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft gezegd dat zij zijn broek los moest maken en/of dat ze lekkere tieten had en/of dat hij haar wilde neuken en/of
- zijn, verdachtes, hand onder de trui van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- de bh van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of de bh van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en/of - boven op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of
- zijn, verdachtes, penis met zijn hand in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- een fysiek overwicht heeft gehad op die [slachtoffer] en/of
- de handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] onder meer meermalen zei dat hij moest stoppen en/of ophouden en/of dat zij het niet wilde en/of hem krabde en/of hem wegduwde) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer 2018338994 van 21 januari 2021, doorgenummerd pagina 1 tot en met 151, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte van 14 december 2018, blz. 34.
3.Proces-verbaal aangifte van 14 december 2018, blz. 35.
4.Proces-verbaal aangifte van 14 december 2018, blz. 36.
5.Proces-verbaal aangifte van 14 december 2018, blz. 37.
6.Proces-verbaal aangifte van 14 december 2018, blz. 39.
7.Proces-verbaal aangifte van 14 december 2018, blz. 40.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 12 september 2020, blz. 120.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 12 september 2020, blz. 120B.
10.NFI rapport van 6 november 2020, zaaknummer 2020.09.18.052 (aanvraag 001), blz. 141.
11.NFI rapport van 6 november 2020, zaaknummer 2020.09.18.052 (aanvraag 001), blz. 142.
12.NFI rapport van 6 november 2020, zaaknummer 2020.09.18.052 (aanvraag 001), blz. 143.
13.Proces-verbaal sporenonderzoek van 25 november 2018, blz. 23.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek van 25 november 2018, blz. 24.
15.NFI rapport van 21 juli 2020, zaaknummer 2020.07.09.060 (aanvraag 001), blz. 92.
16.NFI rapport van 21 juli 2020, zaaknummer 2020.07.09.060 (aanvraag 001), blz. 93.
17.NFI rapport van 6 november 2020, zaaknummer 2020.07.09.060 (aanvraag 002), blz. 148.
18.NFI rapport van 6 november 2020, zaaknummer 2020.07.09.060 (aanvraag 002), blz. 149.