ECLI:NL:HR:2011:BQ6709
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over seksuele handelingen en de uitleg van artikel 243 Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een slachtoffer, die leed aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht, dat strafbaar stelt dat iemand handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een persoon die niet in staat is om daartegen weerstand te bieden.
De Hoge Raad herhaalde eerdere jurisprudentie en oordeelde dat niet alle door het Hof bewezenverklaarde handelingen konden worden aangemerkt als handelingen die “mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”. De Hoge Raad concludeerde dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel niet bepaald worden door de handelingen die de verdachte had verricht, zoals het sturen van berichten en het meenemen van het slachtoffer naar zijn woning. Hierdoor had de verdachte geen belang bij zijn klacht over de kwalificatie van de handelingen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige uitleg van de relevante artikelen in het strafrecht, vooral in zaken die betrekking hebben op seksuele delicten en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.