In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser had beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de gemeente was vastgesteld op € 481.000,- voor het belastingjaar 2020. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 444.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet de juiste grondstaffel had ingediend, wat heeft geleid tot een informatieachterstand voor eiser. Hierdoor was eiser niet in staat om de juistheid van de gegevens die ten grondslag lagen aan de vastgestelde waarde te controleren.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet had aangetoond dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de waarde van de woning verlaagd naar € 476.000,- en de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft de rechtbank de uitspraak op bezwaar van de gemeente vernietigd en bepaald dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden. Ook is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.598,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.