ECLI:NL:RBMNE:2021:4384

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
19/4100
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake uitkeringsspecificatie en bestuursrechtelijke besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2021 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 6 mei 2021. De opposant had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 1 oktober 2019 was genomen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep ongegrond verklaard, omdat de uitkeringsspecificatie van 21 augustus 2019 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd beschouwd. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, maar vroeg niet om een zitting.

De rechtbank beoordeelde of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting. De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, en dat de uitkeringsspecificatie van 21 augustus 2019 geen rechtsgevolg had. De rechtbank stelde vast dat de uitkeringsspecificatie slechts een herhaling was van een eerder besluit en dat er geen mogelijkheid tot bezwaar en beroep tegen deze specificatie bestond. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 juli 2014 ter ondersteuning van haar oordeel.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4100-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2021 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. S. Karkache).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 1 oktober 2019.
In de uitspraak van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 6 mei 2021 het beroep ongegrond verklaard, omdat de uitkeringsspecificatie van 21 augustus 2019 geen besluit is waar opposant bezwaar tegen kon maken. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 6 mei 2021 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 6 mei 2021 niet juist, omdat de uitkeringsspecificatie wel een besluit is waar bezwaar en beroep tegen open staat (artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
4. De rechtbank is het niet met opposant eens. Het Uwv heeft opposant (ten onrechte) geen recht op ALO-kop compensatie toegekend. De uitkering van opposant is dus verlaagd. Dat besluit is zichtbaar geworden in de uitkeringsspecificatie van 24 juli 2019. Tegen die uitkeringsspecificatie staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. Dat volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 juli 2014 [1] . Met ingang van de maand augustus 2019 is de verlaging van de uitkering van opposant niet gewijzigd. De uitkeringsspecificatie van 21 augustus 2019 brengt dus geen wijzigingen met zich mee in de periodieke betaling en is een herhaling van het eerder genomen besluit om aan opposant geen ALO-kop compensatie toe te kennen. De uitkeringsspecificatie van 21 augustus 2019 is daarmee niet op rechtsgevolg gericht en is dus geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Zoals de rechtbank overweegt in de uitspraak van 6 mei 2021 volgt dit ook uit de uitspraak van de CRvB van 8 juli 2014.
5. De rechtbank heeft dus terecht het beroep van opposant ongegrond verklaard. Dat betekent dat het verzet ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.