ECLI:NL:RBMNE:2021:4350
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot toekenning van kinderbijslag met terugwerkende kracht in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft eiseres, die in 2016 haar kinderen uit huis heeft geplaatst, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat haar kinderbijslag met een jaar terugwerkende kracht heeft toegekend. Eiseres had in 2016 geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van de SVB om haar geen kinderbijslag toe te kennen, omdat zij niet voldeed aan de vereisten voor de uitkering. In 2020 heeft zij opnieuw kinderbijslag aangevraagd, waarop de SVB haar kinderbijslag heeft toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2019. Eiseres was van mening dat er bijzondere omstandigheden waren die een langere terugwerkende kracht rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat de SVB zich aan de wettelijke bepalingen moest houden.
De rechtbank heeft de zaak op 13 juli 2021 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een verzoek om herziening van het eerdere besluit, omdat dit niet uit de aanvraag bleek. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor een langere terugwerkende kracht dan één jaar, zoals vastgelegd in artikel 14 van de Algemene Kinderbijslagwet. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een langere terugwerkende kracht voor de kinderbijslag. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.