ECLI:NL:RBMNE:2021:4349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/1062
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op kinderbijslag voor niet-ingezetene in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op kinderbijslag van eiser, die de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit bezit. Eiser is op 25 februari 2020 teruggekeerd naar Nederland na tien jaar in Marokko te hebben gewoond. Hij heeft een aanvraag om kinderbijslag ingediend voor zijn kinderen, die in Marokko wonen. De Sociale Verzekeringsbank heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser op de peildata van 1 april 2020 en 1 juli 2020 niet als ingezetene van Nederland werd beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de peildata nog niet als ingezetene kon worden aangemerkt. Eiser verbleef tijdelijk bij zijn zus en had geen eigen woning. Bovendien was hij in Marokko getrouwd en had hij daar een gezin. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke en duurzame band met Nederland op dat moment niet voldoende was om als ingezetene te worden aangemerkt. Eiser had weliswaar de Nederlandse nationaliteit en was ingeschreven in de Basisregistratie Personen, maar dit was niet voldoende om recht op kinderbijslag te verkrijgen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht had op kinderbijslag over het tweede en derde kwartaal van 2020. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1062
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Procesverloop

1. Eiser heeft de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit. Vanaf 25 februari 2020 is eiser weer in Nederland nadat hij zo’n tien jaar in Marokko heeft gewoond. In Marokko is eiser op 2 juli 2012 getrouwd. Eiser en zijn echtgenote hebben twee kinderen gekregen, [naam] en [naam] (de kinderen). Vanaf 25 februari 2020 staat eiser in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van zijn zus ingeschreven en vanaf 12 maart 2020 ontvangt hij een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Eiser heeft op 10 maart 2020 een aanvraag om kinderbijslag gedaan voor zijn kinderen in Marokko. In het besluit van 20 augustus 2020 (primair besluit) heeft verweerder besloten dat eiser geen kinderbijslag krijgt over het tweede en derde kwartaal van 2020.
1.2.
In het besluit van 28 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2021 op zitting behandeld met behulp van een videoverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.6.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor kinderbijslag omdat hij op de peildatum van 1 april 2020 en van 1 juli 2020 geen ingezetene van Nederland was. Verder is gebleken dat in het tweede kwartaal 2020 geen recht bestaat op kinderbijslag omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij in dat kwartaal ten minste € 433,- per kind heeft bijgedragen aan hun onderhoud.
4. Eiser voert aan dat hij vanaf het moment dat hij weer in Nederland is als ingezetene van Nederland moet worden aangemerkt. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit, staat ingeschreven in de BRP en woont ook feitelijk op dat adres. Eiser heeft een bijstandsuitkering en hij is op zoek naar werk, waarbij hij wordt ondersteund door UW Maatwerk. Verder staat eiser inmiddels als woningzoekende ingeschreven; hij kon dit niet eerder doen omdat hij het inschrijfgeld niet kon betalen. Tot slot zijn af- en bijschrijvingen van de bankrekening van eiser overgelegd over de periode maart tot en met december 2020. Hieruit kan volgens eiser afgeleid worden dat eiser feitelijk in Nederland verbleef, omdat hij boodschappen heeft gedaan, premie betaalde voor zijn ziektekostenverzekering en toeslagen ontving. De belastingdienst merkte eiser dus als ingezetene aan, aldus eiser.
5. Ter discussie staat het recht op kinderbijslag over het tweede en derde kwartaal van 2020. De vraag is of eiser op deze peildata ingezetene van Nederland was. [1] Iemand is ingezetene in de zin van de Akw als hij in Nederland woont. Waar iemand woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld. [2] Deze omstandigheden moeten zo zijn dat duidelijk is dat iemand een persoonlijke en duurzame band heeft met Nederland. Daarbij wordt gekeken naar iemands hele situatie, zoals het hebben van een eigen woning en hoe lang iemand in Nederland is. Wanneer iemand alleen de bedoeling heeft om in Nederland te gaan en blijven wonen is dit niet genoeg. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser op de peildata van 1 april 2020 en 1 juli 2020 nog geen ingezetene van Nederland was.
7. De rechtbank stelt voorop dat eiser vanuit Nederland naar Marokko is gegaan waardoor de persoonlijke en duurzame band die hij daarvoor met Nederland had op enig moment na zijn vertrek is verbroken. Verder is van belang dat eiser op 25 februari 2020 is teruggekomen naar Nederland zodat hij op de peildata nog maar kort in Nederland was. Uit het telefoonrapport van 27 februari 2020, het verslag van het loketgesprek op 10 maart 2020 en de aanvraag van 10 maart 2020 blijkt dat eiser toen vertelde dat hij zich pas definitief in Nederland zou vestigen als hij inkomen en een woning had en de situatie stabiel zou zijn. Eiser verbleef op de peildata in de woning van zijn zus zodat hij op dat moment ook geen eigen woning duurzaam tot zijn beschikking had. Dat eiser in de BRP op dat adres staat ingeschreven doet hier niet aan af en is ook niet het enige dat van belang is. Verder had eiser op dat moment geen werk en heeft hij niet aangetoond dat hij op zoek was naar werk. De brief van 2 oktober 2020 van de gemeente Utrecht waaruit blijkt dat eiser een training gaat volgen bij UW Maatwerk is van na de peildata en daarom betrekt de rechtbank die brief niet bij haar beoordeling. Verder is van belang dat eiser in Marokko opnieuw is getrouwd, daar een gezin heeft gesticht en over een huurwoning beschikt. Daarom was op de peildata eisers leven ook nog op Marokko gericht. Dit vindt steun in eisers verklaring dat hij met de bijstandsuitkering de achterstand van de huur van de huurwoning in Marokko betaalt. Eiser heeft wel de wens zich met zijn gezin in Nederland te herenigen, maar niet is gebleken dat eiser hiertoe op de peildata al actie had ondernomen. Uit het feit dat eiser in oktober 2020 met terugwerkende kracht vanaf 12 maart 2020 een uitkering op grond van de Pw ontvangt blijkt op zichzelf niet van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. Dat eiser in eerste instantie al per juli 2020 een uitkering op grond van de Pw zou hebben gekregen, is niet onderbouwd met stukken. Bovendien maakt dit de situatie ook niet anders omdat de peildatum 1 juli 2020 is. Dat uit de bankafschriften blijkt dat eiser in Nederland boodschappen doet, zegt op zichzelf niets over de vraag of sprake is van een duurzame band van persoonlijke aard. Uit de bankafschriften blijkt tot slot inderdaad dat eiser voor augustus/september 2020 zorgtoeslag heeft ontvangen en in oktober, november en december 2020 ziektenkostenpremie heeft betaald. Dit is echter na de peildata van 1 april en 1 juli 2020 en zegt dus niets over die periode.
8. Dit betekent dat eiser op de peildata niet verzekerd was op grond van de Akw, omdat hij (nog) niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. Hij had dus over het tweede en derde kwartaal van 2020 geen recht op kinderbijslag.
9. De beroepsgrond over de onderhoudsbijdrage over het tweede kwartaal 2020 bespreekt de rechtbank niet omdat op grond van het voorgaande het beroep al ongegrond is.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2021 door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. Deze uitspraak wordt ook gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene kinderbijslagwet (Akw).
2.Artikel 2 en artikel 3, eerste lid, van de Akw.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 mei 2021,