ECLI:NL:RBMNE:2021:4278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/688
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsklasse van eiseres op basis van WAO en de rol van medische rapporten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de indeling van eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55% op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres, die sinds 1995 een WAO-uitkering ontvangt, was het niet eens met het besluit van het Uwv om haar arbeidsongeschiktheidsklasse te verhogen naar 45 tot 55%. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat op 6 augustus 2021 via Skype is behandeld. Tijdens de zitting was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar dochter en echtgenoot, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.H.J. van Kuilenburg.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het Uwv de indeling van eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse heeft gebaseerd op medische en arbeidskundige rapporten. De rechtbank benadrukt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat het onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat zij niet lichamelijk was onderzocht. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv voldoende informatie had om een zorgvuldig oordeel te vormen, ook al was er geen fysiek contact geweest met de verzekeringsarts.

Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat zij geen nieuwe medische informatie had ingebracht om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/688
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 11 juni 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv de arbeidsongeschiktheidsklasse van de uitkering van eiseres op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) verhoogd naar 45 tot 55%.
Met het besluit van 12 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op 6 augustus 2021 via Skype. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar dochter [A] en later ook haar echtgenoot, [B] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank meteen mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres ontvangt sinds 1995 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Naar aanleiding van een herbeoordeling in 2005 is eiseres ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 15 tot 25%. Daarnaast is eiseres vanaf 2007 werkzaam als taxichauffeur bij (de rechtsvoorganger van) [bedrijf] B.V. Op 31 mei 2018 heeft eiseres zich ziek gemeld voor dit werk. Gedurende de wachttijd heeft eiseres meerdere malen geprobeerd om te re-integreren in aangepast werk bij haar eigen werkgever. Omdat dit niet is gelukt heeft eiseres het Uwv na afloop van de wachttijd verzocht om verhoging van haar WAO-uitkering. Uit het dossier komt ook voor de rechtbank duidelijk naar voren dat eiseres graag wil werken en dat zij gefrustreerd is door de beperkingen en gezondheidheidsklachten die zij ervaart. De rechtbank heeft daarover op de zitting gesproken met eiseres.
3. Het Uwv heeft aan de hand van medische en arbeidskundige rapporten vastgesteld dat eiseres 46,51% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft bij deze beoordeling gekeken naar de gezondheidstoestand van eiseres op 28 mei 2020, de datum waar het in deze zaak over gaat en die ook wel datum in geding wordt genoemd. Op basis van deze beoordeling heeft het Uwv de besluiten genomen die onder Procesverloop vermeld staan.
4. Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak van eiseres stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten; en
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
5. Eiseres voert aan dat het medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres is tijdens de onderzoeken niet lichamelijk onderzocht en heeft alleen telefonisch contact gehad met de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv.
6. De rechtbank geeft eiseres daarin geen gelijk. Uit recente rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter, volgt dat er tijdens de medische beoordeling door het Uwv in beginsel één keer sprake moet zijn van fysiek contact met een verzekeringsarts. Een uitzondering is mogelijk als een verzekeringsarts kan uitleggen waarom in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische situatie, fysiek contact met een verzekerde niets aan zijn beoordeling zou toevoegen. [1] In dit geval vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een lichamelijk onderzoek van eiseres niet nodig was. In zijn rapport van 11 december 2020 heeft hij toegelicht dat eiseres haar gezondheidsklachten uitgebreid heeft kunnen bespreken tijdens telefonisch contact met de primaire verzekeringsarts. Daarnaast heeft hij gelet op de uitgebreide medische informatie die beschikbaar is, voldoende informatie om een zorgvuldig oordeel te vormen over de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Daarbij speelt een rol dat de rechtbank kan zien dat er in het dossier van eiseres veel medische informatie zit van de behandelaars van eiseres en dat dit informatie is van rond de beoordelingsdatum 28 mei 2020. Dit betekent dat het onderzoek niet onzorgvuldig is, ook al is eiseres niet lichamelijk onderzocht. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Eiseres doet hard haar best om lichamelijk sterker te worden door middel van fitness en fysiotherapie. Desondanks kreeg zij een terugval en moest zij zich opnieuw ziekmelden. In het dagelijks leven lukt het eiseres niet om huishoudelijke taken te doen. Daaruit volgt volgens eiseres dat de medische beoordeling niet goed is uitgevoerd.
8. De rechtbank geeft eiseres ook op dat punt geen gelijk. Voor zijn besluit mag het Uwv uitgaan van de rapporten van zijn verzekeringsartsen. Als eiseres het niet eens is met de medische beoordeling dan moet zij een rapport of een brief van een arts overleggen waaruit blijkt dat zij meer beperkt is. Dit staat ook uitgelegd in rechtsoverweging 4. van deze uitspraak. Eiseres heeft in deze procedure in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht om haar standpunt dat zij meer beperkt is, te ondersteunen. Dat betekent dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv door eiseres onvoldoende worden weerlegd. Met eiseres is op de zitting nog besproken of zij rondom de datum in geding in behandeling was bij een arts. Eiseres heeft daarop toegelicht dat zij fysiotherapie volgde, maar dat zij niet onder behandeling stond van een arts. Rondom de datum in geding heeft eiseres nog wel contact gehad met de keel-neus-oorarts, maar dat was van tijdelijke aard zodat eiseres ook daarmee haar standpunt niet kan onderbouwen. In de FML die voor eiseres is opgesteld is verder te zien dat er voor eiseres veel beperkingen zijn aangenomen. Bovendien is eiseres ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. Hieruit volgt dat ook het Uwv erkent dat eiseres ziek is en dat zij beperkt is in het uitvoeren van dagelijkse handelingen en het aannemen van houdingen. Er is in het dossier en met wat eiseres heeft aangevoerd echter geen aanleiding om te concluderen dat het medische oordeel van het Uwv onjuist is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep. Onder aan dit proces-verbaal staat omschreven hoe partijen hoger beroep kunnen instellen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021 en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
(De rechter is verhinder dit
proces-verbaal te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.