ECLI:NL:RBMNE:2021:4252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
9068474
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht: Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens drugsgebruik door huisgenoten

In deze zaak vorderde de Stichting de Alliantie ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die sinds 1 oktober 2009 een woning huurde. De vordering was gebaseerd op de aanwezigheid van harddrugs in de woning, aangetroffen door de politie op 27 oktober 2020. De gedaagde ontkende op de hoogte te zijn van de drugs en stelde dat deze toebehoorden aan haar zoons, die ook in de woning verbleven. De burgemeester had de woning gesloten voor drie maanden, maar de bestuursrechter had dit besluit vernietigd, omdat niet was aangetoond dat de gedaagde op de hoogte was van de drugshandel. De kantonrechter oordeelde dat de enkele aanwezigheid van drugs niet voldoende was voor een tekortkoming in de huurovereenkomst. De Alliantie kon niet bewijzen dat de gedaagde zich niet als een goed huurder had gedragen. De vorderingen van De Alliantie werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9068474 \ AC EXPL 21-676 MdB/50803
Vonnis van 1 september 2021
inzake
de stichting
Stichting de Alliantie,
gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Dibbets,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P. Bosma.
Partijen worden hierna ook De Alliantie en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties van de zijde van De Alliantie;
- de mondelinge behandeling van 12 juli 2021, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de akte uitlating van de zijde van De Alliantie;
- de akte uitlating van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 oktober 2009 van De Alliantie de woning gelegen aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning).
2.2.
In de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde Algemene Huurvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
“7.3 Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt. Hieronder wordt ondermeer verstaan dat huurder:
a. aan omwonenden geen overlast of hinder veroorzaakt. Dit geldt ook voor huisgenoten, huisdieren of derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Onder overlast wordt onder meer verstaan: iedere vorm van overlast, zoals (…) overlast als gevolg van bijvoorbeeld (…) drugsgebruik, drugshandel (…) in of nabij het gehuurde, (…)
f. niet is toegestaan waar dan ook in het gehuurde (…) activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld;
g. niet is toegestaan bedrijfsmatige activiteiten in (delen van) het gehuurde te ontplooien; (…)
14.2 (…)
Huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die vanwege huurder het gehuurde gebruiken of zich vanwege huurder daarop bevinden.”
2.3.
Op 27 oktober 2020 heeft de politie in de woning een handelshoeveelheid harddrugs (cocaïne en heroïne) aangetroffen, gelijk aan ruim 50 gebruikershoeveelheden. [gedaagde] was toen niet thuis. De zoons van [gedaagde] – [A (voornaam)] en [B (voornaam)] – woonden op dat moment ook in de woning.
2.4.
In de door de politie Midden-Nederland opgemaakte bestuurlijke rapportage (hierna: het politierapport) staat onder meer vermeld:
Aangetroffen verdovende middelen
De drugs die de politie heeft aangetroffen lag op de slaapkamer, welke vermoedelijk in gebruik was door [A (voornaam)] , links aan het eind van de gang. De deur van deze slaapkamer stond open. De drugs lag in een doorzichtig plastic zakje op een tafel. Naast de drugs lag een groot geldbedrag in diverse kleine coupures. De drugs en het geld was direct en goed te zien vanaf de gang.
In de slaapkamer waar de drugs is aangetroffen, zijn ook twee kleine digitale weegschaaltjes, een apparaat om plastic zakjes mee dicht te sealen met gekleurde plakband. Deze gekleurde plakband zat ook om de bolletjes waar de cocaïne en heroïne in verpakt waren. (…)
In de gangkast / voorraadkast werd een zak wit poeder aangetroffen. Dit zakje stond tussen andere etenswaar! kruiden. Deze is door de politie onderzocht en het witte poeder bleek fenacetine te zijn. Bij de politie is bekend dat fenacetine veelvuldig wordt gebruikt om cocaïne mee te versnijden.
De politie trof ook een groot contant geldbedrag aan in de slaapkamer, welke vermoedelijk in gebruik was door [B (voornaam)] , rechts aan het eind van de gang. Dit geldbedrag lag verstopt tussen de opgevouwen kleden en ook dit geld bestond uit diverse kleine coupures.
Dure kleding
In de kledingkasten in de slaapkamers links en rechts aan het eind van de gang trof de politie enkel dure merkkleding aan. Zo werden er schoenen van het merk Valentino en Prada aangetroffen, jassen van het merk Parajumper en T-shirts en broeken van het merk Armani. (…)
Voertuigen
Uit het politieonderzoek en uit getuigenverklaringen is gebleken dat [B (voornaam)] en [A (voornaam)] gebruik maakte van de (gloednieuwe en recent aangeschafte) snorfiets en (recent aangeschafte) personenauto die op naam staan van hun moeder, [gedaagde (voornaam)] . Volgens het RDW register is [gedaagde (voornaam)] niet in het bezit van een rijbewijs.”
2.5.
Naar aanleiding van de in de woning aangetroffen drugs heeft de burgemeester van de gemeente [naam gemeente] (hierna: de burgemeester) beslist dat de woning met ingang van 4 januari 2021, 15.00 uur, voor de duur van drie maanden gesloten zou worden. Tegen dit besluit heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld bij de bestuursrechter. Daarnaast heeft [gedaagde] bij de bestuursrechter een voorlopige voorziening gevraagd.
2.6.
De bestuursrechter heeft op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in het door [gedaagde] ingestelde beroep, en gelijktijdig uitspraak gedaan met betrekking tot de door [gedaagde] gevraagde voorlopige voorziening. Deze uitspraak komt er op neer dat het beroep van [gedaagde] gegrond is verklaard en dat het besluit van de burgemeester is vernietigd. De bestuursrechter heeft daartoe overwogen, kort samengevat, dat de burgemeester tegenover de ontkenning van [gedaagde] te weinig feiten heeft gesteld om aannemelijk te maken dat zij ervan op de hoogte was of had kunnen zijn dat haar woning door haar zoons als uitvalsbasis voor hun drugshandel werd gebruikt. Tegen die achtergrond acht de bestuursrechter de gevolgen van een sluiting van de woning voor [gedaagde] zeer ingrijpend en onevenredig, omdat het aannemelijk is dat [gedaagde] na sluiting het reële risico loopt dat zij in de toekomst geen passende sociale huurwoning kan krijgen.
2.7.
Tegen de uitspraak van de bestuursrechter heeft de burgemeester op 15 maart 2021 beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3.Het geschil

3.1.
De Alliantie vordert kort gezegd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: (i) de tussen partijen bestaande huurovereenkomst zal ontbinden; (ii) [gedaagde] zal veroordelen tot ontruiming van het gehuurde; (iii) [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 633,30 per maand (een gedeelte van een maand daaronder begrepen) met ingang van 1 maart 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt; een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van de ontruiming voor het geval dat [gedaagde] niet vrijwillig de woning verlaat.
3.2.
De Alliantie heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] in de voor haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, die een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Daartoe voert De Alliantie aan dat: (i) [gedaagde] door de aanwezigheid in de woning van een handelshoeveelheid harddrugs tekort is geschoten in de nakoming van de voor haar uit artikel 7.3 onder f van de Algemene Huurvoorwaarden voortvloeiende verplichting; (ii) [gedaagde] zich niet heeft gedragen als een goed huurder door onvoldoende dan wel geen toezicht te houden op (een deel van) de woning, waardoor het mogelijk was dat een zeer grote hoeveelheid harddrugs in de woning aanwezig was; en (iii) [gedaagde] de woning niet overeenkomstig haar bestemming heeft gebruikt, door de woning niet enkel als woonverblijf maar eveneens als pand voor het aanwezig hebben van handelshoeveelheden harddrugs te (laten) gebruiken. Dit betreffen tekortkomingen uit het verleden die [gedaagde] niet ongedaan kan maken, aldus De Alliantie.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen, met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van De Alliantie in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal worden ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Gebruik van de bestuurlijke rapportage van de politie Midden-Nederland

4.1.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat De Alliantie geen beroep mag doen op het politierapport, omdat dit een vertrouwelijk rapport betreft dat is gericht aan de burgemeester. De Alliantie meent dat zij het politierapport rechtmatig heeft verkregen als belanghebbende in de bestuursrechtelijke procedure, en dat zij daar in het kader van de bewijslevering in deze civiele procedure een beroep op kan doen.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 152 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan bewijs worden geleverd door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt. In de wet is niet bepaald dat een rapport vanwege haar vertrouwelijkheid niet mag worden gebruikt. De Alliantie heeft als belanghebbende in de bestuursrechtelijke procedure van het politierapport kennis kunnen en mogen nemen. Bovendien hebben partijen in deze civiele procedure de gelegenheid gehad om zich over (de bevindingen in) het politierapport uit te laten, en zij hebben van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. De kantonrechter zal het politierapport dan ook bij zijn beoordeling betrekken.
Tekortkoming van [gedaagde] ?
4.3.
Artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Op grond van deze bepaling geeft alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van een overeenkomst (vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Dit betekent dat De Alliantie moet stellen en zo nodig bewijzen dat van een dergelijke tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] sprake is.
4.4.
In de kern stelt De Alliantie dat de enkele omstandigheid dat in de woning van [gedaagde] harddrugs zijn aangetroffen al een tekortkoming van voldoende gewicht oplevert. Volgens De Alliantie is niet relevant of [gedaagde] daarvan wetenschap had, omdat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 7:219 BW en artikel 14.2 van de Algemene Huurvoorwaarden op gelijke wijze als voor haar eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van haar zoons.
4.5.
De enkele aanwezigheid van de drugs in de woning levert naar het oordeel van de kantonrechter geen tekortkoming van voldoende gewicht op. De (risico)aansprakelijkheid van de huurder op grond van artikel 7:219 BW is namelijk alleen aan de orde als het gaat om
schadeaan het gehuurde. Artikel 14.2 van de Algemene Huurvoorwaarden sluit qua bewoordingen aan bij artikel 7:219 BW en heeft ook dezelfde strekking, zodat daarvoor hetzelfde geldt. Er is echter niet gesteld of gebleken dat de aanwezigheid van de drugs in de woning heeft geleid tot schade aan die woning.
4.6.
Beslissend is daarom of [gedaagde] zich, in het licht van de gedragingen van haar zoons,
zelfniet heeft gedragen als een goed huurder. Bij de beantwoording van die vraag moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er voldoende verband bestaat tussen de gedragingen van de zoons van [gedaagde] en het gebruik van de woning. Daarvan is in elk geval sprake indien [gedaagde] van (het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van haar te verlangen maatregelen te treffen (vgl. HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8743).
4.7.
De Alliantie stelt in dit verband dat [gedaagde] onvoldoende toezicht heeft gehouden op het gebruik van de woning door haar zoons. Onder verwijzing naar de beschrijving in het politierapport merkt De Alliantie op dat [gedaagde] de aanwezigheid van de drugs en drugsgerelateerde zaken in de woning moet hebben opgemerkt. Ook vindt De Alliantie het op grond van een aantal omstandigheden onwaarschijnlijk dat [gedaagde] geen weet had van wat er in de woning gebeurde. De Alliantie heeft daarbij gewezen op (i) de omstandigheid dat de auto waar de zoons gebruik van maken op naam staat van [gedaagde] , terwijl [gedaagde] zelf geen rijbewijs heeft, (ii) de aanwezigheid in de woning van meerdere telefoons, digitale weegschaaltjes en plastic zakjes, en (iii) de omstandigheid dat de zoons uitsluitend dure merkkleding dragen, terwijl zij beiden van een uitkering moeten rondkomen.
4.8.
[gedaagde] betwist dat zij op de hoogte was van de in de woning aangetroffen drugs. Volgens [gedaagde] droegen haar zoons zelf zorg voor het schoonhouden, opruimen en netjes houden van hun kamers. De incidentele keren dat [gedaagde] de kamers zelf heeft gezien, gaven haar geen aanleiding te veronderstellen dat zich in die kamers drugs of daarmee samenhangende goederen bevonden, of dat daar met de handel in drugs samenhangende activiteiten werden ontplooid. Verder heeft [gedaagde] er op gewezen dat zij niet in de woning was toen de politie de drugs aantrof, en dus ook niet zelf heeft gezien wat in het politierapport wordt beschreven. De auto staat volgens [gedaagde] op haar naam omdat zij een groot deel van de aanschaf heeft gefinancierd, en verder merkt [gedaagde] op dat zij geen verstand heeft van dure merkkleding.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet worden geconcludeerd dat [gedaagde] bekend was met de aanwezigheid van drugs in haar woning, en evenmin dat zij daar ernstig rekening mee had te houden. De beschrijving in het politierapport en de daarbij behorende foto’s, waarop De Alliantie zich in dit verband beroept, betreft een situatie op een moment dat [gedaagde] zelf niet in de woning aanwezig was. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat [gedaagde] heeft gezien wat er in het politierapport wordt beschreven en wat er op die foto’s is te zien. Er is verder niet gebleken dat de woning er ook op andere momenten zo uit zag. Tegen die achtergrond kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde] heeft nagelaten om de redelijkerwijs van haar te verlangen maatregelen te treffen. Daarmee is niet komen vast te staan dat [gedaagde] zich
zelfniet heeft gedragen als een goed huurder betaamt.
4.10.
Gelet op het voorgaande is ook niet vast komen te staan dat [gedaagde] de woning (bewust) bedrijfsmatig heeft gebruikt of heeft laten gebruiken.
4.11.
Omdat De Alliantie zich ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] enkel heeft beroepen op het politierapport en de daarbij behorende foto’s, bestaat er gelet op het voorgaande geen aanleiding om De Alliantie toe te laten tot het leveren van bewijs van haar stelling dat uit het politierapport blijkt dat [gedaagde] wetenschap had van de drugs in haar woning dan wel dat zij daar ernstig rekening mee had te houden.
Concluderend
4.12.
Nu er geen sprake is van een tekortkoming van voldoende gewicht die een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, zullen de vorderingen van De Alliantie worden afgewezen. De Alliantie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 360,- (2 punten x € 180,-).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt De Alliantie tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 360,- aan salaris gemachtigde;
5.3
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. den Besten, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.
type: MdB (50803)
coll: VD (41624)