In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag was opgelegd aan eiser voor het parkeren van zijn voertuig op 9 december 2019 aan de ’S Gravelandseweg in Hilversum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan door een medewerker van ParkeerService U.A. namens de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, maar dat deze medewerker niet bevoegd was om dit te doen. Dit kwam voort uit het feit dat het mandaatbesluit, dat de medewerker de bevoegdheid verleende, niet op de juiste wijze was bekendgemaakt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was de uitspraak op bezwaar onbevoegd genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser gegrond is, omdat de uitspraak op bezwaar vernietigd moest worden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.