In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De naheffingsaanslag was opgelegd aan eiser voor het parkeren van zijn voertuig op een parkeerplaats in de gemeente Hilversum op 14 mei 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, maar dat deze uitspraak onbevoegd is genomen door een onbekende medewerker van ParkeerService U.A. in plaats van de heffingsambtenaar zelf. Dit is in strijd met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht, die stelt dat een mandaatbesluit bekend moet worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de uitspraak op bezwaar vernietigd moet worden en dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, evenals het griffierecht. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,-.