Op 20 juli 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. Eiser had beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van een naheffingsaanslag parkeerbelastingen, die eerder ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op 28 oktober 2020 aan de CHRYSANTENSTRAAT in Hilversum. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd was genomen, omdat deze niet was ondertekend door de bevoegde heffingsambtenaar, maar door een onbekende medewerker van ParkeerService U.A. De rechtbank concludeerde dat het mandaatbesluit, dat de medewerker de bevoegdheid gaf om te beslissen, niet op de juiste wijze was bekendgemaakt en daardoor niet in werking was getreden. Hierdoor was de uitspraak op bezwaar niet rechtsgeldig. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moest vergoeden.