In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de naheffingsaanslag parkeerbelastingen die hem was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. De naheffingsaanslag was opgelegd naar aanleiding van het parkeren van het voertuig van eiser op een parkeerplaats in Hilversum op 16 oktober 2020. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar dit bezwaar was ongegrond verklaard door een medewerker van ParkeerService U.A. namens de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd was genomen, omdat deze niet was ondertekend door de heffingsambtenaar zelf, maar door een onbekende medewerker. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak op bezwaar vernietigd moest worden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden terugbetaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, en dat er geen proceskosten zijn gemaakt door eiser die vergoed moeten worden.