In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum, die haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelastingen ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat eiseres haar voertuig met kenteken [kenteken] had geparkeerd op een parkeerplaats aan [straat] in de gemeente Hilversum op 26 oktober 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, maar dat deze is ondertekend door een medewerker van ParkeerService U.A. zonder vermelding van de naam. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit een misslag is en dat de uitspraak op bezwaar bedoeld is namens de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het mandaatbesluit, dat de directeur van ParkeerService U.A. aan de medewerker had verleend, niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, waardoor de uitspraak op bezwaar onbevoegd is genomen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen op 20 juli 2021, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.