ECLI:NL:RBMNE:2021:4149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
16-660229-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheidsverweer en vrijspraak belaging met taakstraf en maatregel voor belediging en belaging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 augustus 2021, is de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten van belaging en bedreiging van [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft het niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat er geen formele klacht was ingediend door de aangeefster binnen de termijn van drie maanden. De rechtbank oordeelde dat de vervolgingswens van de aangeefster voldoende blijkt uit andere stukken in het dossier, waaronder aangiftes en verklaringen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het eerste feit van belaging, omdat niet kon worden vastgesteld dat de wederrechtelijkheid van het contact was bewezen. Voor de feiten van bedreiging en belaging werd de verdachte echter wel schuldig bevonden. De rechtbank legde een taakstraf op van 116 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel van drie jaar, waarbij de verdachte zich moet onthouden van contact met de aangeefster. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de voorgeschiedenis van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], vorderde schadevergoeding, welke gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-660229-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem, alsmede de raadsvrouw, mr. A. Koopsen, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [slachtoffer 1] in de periode van 25 januari 2017 tot en met 10 oktober 2017 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] heeft belaagd;
Feit 2: [slachtoffer 1] in de periode van 25 januari 2017 tot en met 10 oktober 2017 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] heeft bedreigd;
Feit 3: [slachtoffer 1] in de periode van 1 december 2017 tot en met 15 september 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] heeft belaagd;
Feit 4: [slachtoffer 1] in de periode van 19 februari 2018 tot en 27 mei 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] heeft bedreigd;
Feit 5: de gedragsaanwijzing inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] in de periode van 3 januari 2018 tot en met 3 april 2018 te [plaats] opzettelijk heeft overtreden.
3 VOORVRAGEN [1]
De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de feiten 1 en 3, nu uit het dossier niet volgt dat aangeefster [slachtoffer 1] voor die feiten een formele klacht heeft ingediend binnen de daarvoor in artikel 66 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gestelde termijn van drie maanden. Ook uit de twee aangiftes, de overige mededelingen van aangeefster en de ingediende vordering tot schadevergoeding blijkt niet dat [slachtoffer 1] uitdrukkelijk de strafvervolging van verdachte heeft gewenst en verzocht. Daarmee is niet voldaan aan het klachtvereiste van het tweede lid van artikel 285b Sr en daarom dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ondanks het ontbreken van de formele klachten wel sprake is van een uitdrukkelijk door aangeefster geuite vervolgingswens ten aanzien van verdachte. De volgende omstandigheden zijn hiervoor relevant. Op pagina 12 van Dossier I heeft de verbalisant die de aangifte van [slachtoffer 1] heeft opgenomen geverbaliseerd dat hij kennis heeft genomen van bovenstaande ten aanzien van smaad en stalking in de vorm van een klacht in de hoedanigheid van hulpofficier. Voor een klacht geldt geen vormvereiste. Deze kan ook mondeling geschieden. Het was de verbalisant duidelijk dat er een klacht was gedaan en hij heeft dat als zodanig opgeschreven. De handtekening van aangeefster volgt na deze passage. Verder heeft aangeefster in de loop van de tijd meermalen in verhoren aangegeven dat zij wil dat het gedrag van verdachte stopt. Ook dit kan worden aangemerkt als een wens tot vervolging. Daarnaast blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van aangeefster dat zij strafvervolging van verdachte wilde. Ook is door haar een vordering tot schadevergoeding ingediend. Uit voornoemde omstandigheden kan, gelet op eerdere rechtspraak, waaronder een uitspraak uit 2019 van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, [2] worden afgeleid dat aangeefster een vervolgingswens had en heeft geuit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
De onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten – belaging – betreffen ingevolge het tweede lid van artikel 285b Sr een klachtdelict. Het dossier bevat geen klachtformulieren die door aangeefster binnen de gestelde termijn van drie maanden bij haar aangiftes zijn ingediend waaruit het verzoek tot vervolging blijkt. De rechtbank is echter van oordeel dat de vervolgingswens van aangeefster tot uitdrukking komt in overige stukken van het dossier. De rechtbank neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking.
Op 26 september 2017 verstrekt [slachtoffer 1] aan de politie diverse stukken ten behoeve van onderzoek, waaronder geluidsbestanden, printscreens en een brief aan haar moeder. Dit wordt gevolgd door een aangifte (van niet alleen bedreiging, maar blijkens de inhoud van het proces-verbaal tevens van) van stalking op 3 oktober 2017 (Dossier I, pagina 7-8). Aangeefster vermeldt dat verdachte haar lastig blijft vallen en dat hij dit zeker wel een paar keer per dag doet. Tevens geeft aangeefster aan dat zij schade wil verhalen op verdachte en op de hoogte gehouden wil worden van het onderzoek. Dat dit haar wens is, wordt bevestigd door de vordering die aangeefster als benadeelde partij heeft ingediend. Vervolgens volgt op 10 oktober 2017 nog expliciet een aangifte van stalking en smaad, waarin door de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen geverbaliseerd is dat hij kennis heeft genomen van bovenstaande (
de rechtbank begrijpt: de inhoud van de aangifte) ten aanzien van smaad en stalking in de vorm van een klacht in de hoedanigheid van hulpofficier (Dossier I, pagina 10-12). Op grond van artikel 165 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is elke hulpofficier bevoegd en verplicht tot ontvangst van de klacht. Uit de aangifte blijkt dat aangeefster heeft verklaard dat zij wil dat het gedrag van verdachte stopt. Bij de aangifte stelt aangeefster ook weer geluidsbestanden ter beschikking voor onderzoek. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] ten aanzien van feit 1 tijdig aangifte heeft gedaan en een verzoek heeft gedaan tot vervolging van verdachte in het kader van de aangifte van belaging, een en ander als bedoeld in artikel 164 Sv.
Ten aanzien van feit 3 blijkt uit pagina 39 van Dossier II dat aangeefster op 31 mei 2018 wederom aangifte doet van bedreiging en stalking, waarbij zij verwijst naar een eerdere aangifte (
de rechtbank begrijpt melding)van 27 september 2017 ter zake van bedreiging en stalking door verdachte. Bij het doen van aangifte op 31 mei 2018 heeft aangeefster opnieuw verzocht het lastigvallen door verdachte te laten stoppen. Verder blijkt ook uit deze aangifte dat aangeefster de schade wil verhalen op verdachte en op de hoogte wil worden gehouden van de voortgang van het onderzoek. Op 3 juni 2018 heeft aangeefster ten behoeve van dit onderzoek een vijftal handgeschreven A4-tjes aangeleverd (Dossier II, pagina 43-48). In het nadere verhoor van 26 juli 2018 heeft aangeefster nogmaals te kennen gegeven dat verdachte ‘hiermee echt moet kappen’, dat zij wil worden geïnformeerd over het verloop en de afdoening van de strafzaak en dat zij door schadebemiddeling of voeging in het strafproces de schade wil verhalen (Dossier II, pagina 49-52). Aangeefster heeft ook daadwerkelijk een vordering tot schadevergoeding ingediend. Aangeefster heeft voor 17 september 2018 nog geluidsbestanden ter beschikking gesteld voor onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, mede in het licht van het oordeel van de rechtbank over de ingediende klacht ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde, maken dat vastgesteld kan worden dat aangeefster ook de vervolgingswens had en heeft geuit ten aanzien van de vervolging van verdachte voor belaging onder feit 3.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ondanks de ontkenning van verdachte is er in het dossier meer dan voldoende ondersteuning voor de verklaringen van aangeefster. De officier van justitie stelt dat verdachte in de ten laste gelegde perioden van de feiten 1 en 3 veelvuldig tegen de wil van aangeefster contact met haar heeft opgenomen. De verklaring van verdachte dat aangeefster zelf contact met hem wilde en dat iedereen vanuit de [instelling 1] aangeefster kan hebben lastig gevallen, acht de officier van justitie ongeloofwaardig, gelet op de inhoud van de teksten en berichten waaruit het contact bestond. Die berichten, zoals opgenomen onder feit 2 en feit 4 van de tenlastelegging, zijn volgens de officier van justitie te kwalificeren als bedreigingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 3 de wederrechtelijkheid en stelselmatigheid van het contact tussen verdachte en aangeefster betwist. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van die feiten bepleit dat de pleegperiodes aanzienlijk dienen te worden ingekort. Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreigingen onder feit 2 en feit 4 heeft de raadsman gesteld dat uit de context volgt dat door de uitingen van verdachte niet in redelijkheid vrees bij aangeefster kon ontstaan. Specifiek ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman nog opgemerkt dat niet elke uitlating gericht is jegens aangeefster. Die uitlatingen kunnen daarom niet kwalificeren als een bedreiging van aangeefster. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode meermalen contact heeft gezocht met aangeefster, maar ook dat aangeefster in die periode meerdere malen contact met verdachte heeft gezocht. Aangeefster heeft verdachte ook tweemaal bezocht in de [instelling 1] , waaronder een bezoek zonder toezicht op de dag van de uitspraak in de strafzaak betreffende een verdenking van mensenhandel, waarin zijzelf slachtoffer was. In elk geval deze contacten zijn niet ongewenst geweest. Pas eind september 2017 blijkt van contacten die naar de inhoud als ongewenst aangemerkt kunnen worden (zie feit 2). Deze contacten zijn echter niet dusdanig dat op dat moment al van stelselmatigheid gesproken kan worden. Vervolgens geeft aangeefster op 10 oktober 2017, de datum van aangifte voor feit 1 en 2, te kennen dat zij wil dat het contact vanuit verdachte stopt. De rechtbank kan niet vaststellen of de contacten vanuit verdachte richting aangeefster in de onder 1 ten laste gelegde periode belagend van aard zijn geweest of dat de contacten van verdachte een reactie zijn geweest op de contacten vanuit aangeefster en daarmee mogelijk geen ongewenste contacten zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat de wederrechtelijkheid van het contact van verdachte met aangeefster daarom niet wettig en overtuigend kan worden vastgesteld. Verder is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de contacten vanuit verdachte in de richting van de oma van [slachtoffer 1] en de huisbaas van [slachtoffer 1] , [A] , wederrechtelijk zijn geweest en wat betreft hun aard, frequentie en intensiteit als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] kunnen worden gezien.
Bewijsmiddelen
Feit 2 tot en met 4:
Op 3 oktober 2017 heeft [slachtoffer 1] , wonende te ’ [woonplaats] , aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. [slachtoffer 1] verklaart als volgt:
“Vanuit de gevangenis in [instelling 1] ziet [verdachte] kans om mij en mijn dochter te bedreigen. De bedreigingen uit hij middels de telefoon. Op 27 september 2017 werd mijn huisbaas gebeld door kennelijk [verdachte] met nummer [telefoonnummer 1] . [3] Ik heb de telefoon van mijn huisbaas gepakt en ik hoorde [verdachte] zeggen: “je weet het he, je gaat dood je gaat dood, er gaan mensen naar je toe komen”, of woorden van gelijke strekking. Ik ben bang dat [verdachte] inderdaad mensen naar mijn adres zal toesturen om mij daadwerkelijk dood te maken.” [4]
Uit de aangifte van 10 oktober 2017 van [slachtoffer 1] [5] volgt dat [slachtoffer 1] op 26 september 2017 en op 10 oktober 2017 geluidsbestanden naar de politie heeft gestuurd. [slachtoffer 1] verklaart hierover:
“In het bestand van 26 september 2017 uit [verdachte] tegen mijn nichtje bedreigingen over mijn dochter. In de twee geluidsbestanden die ik zojuist heb gestuurd (
de rechtbank begrijpt: 10 oktober 2017) is te horen dat hij mijn dochter bedreigd. Hij zegt dan tegen mij dat hij drugs in de mond van mijn dochter gaat stoppen. Ik weet zeker dat degene die mijn dochter bedreigd [verdachte] is omdat ik zijn stem voor 100% herken als de stem van [verdachte] . Ik ben bang dat hij zijn bedreigingen uitvoert.” [6]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de door [slachtoffer 1] aangeleverde geluidsbestanden. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2017 volgt:
Ik heb de geluidsbestanden, betreffende telefoongesprekken met verdachte [verdachte] , woordelijk uitgewerkt.
“Geluidsbestand 1 (26 september 2017):
M = man
V = vrouw [7]
M: Geef me die junkie dan, die aan het snuiven is.
V: Ze is bezig.
(vrouwenstem op de achtergrond zegt ohohoh)
M: Twee sletjes bij elkaar.
M: Weet je wat, weet je wat je tegen haar moet zeggen?
V: mmmm
M: Dat ze snel eh dat ze snel helemaal de kanker in wordt geneukt, dat gaat er gebeuren, zeg dat maar.
Geluidsbestand 2 (10 oktober 2017):
M: Kankerjunk. Wat gaat er gebeuren allemaal. Snap je dat of snap je dat nou niet.
V: Nee ik snap het niet.
M: Of ik nou vrij ben of niet, ik kan het ook via iemand anders laten doen. Heel simpel.
V: Snap ik.
M: Een hele dikke zwarte lul in haar reet. [8]
M: Een dikke zwarte lul in haar reet en zegt ze mamma help mij.
Geluidsbestand 3 (10 oktober 2017):
M: Je kanker hoerendochter.
V: Mijn kanker hoerendochter?
M: Ja je kanker hoerendochter, die LSD in haar kankerbek krijgt.” [9]
Op 31 mei 2018 heeft [slachtoffer 1] , wonende te ’ [plaats] , opnieuw aangifte gedaan van belaging en bedreiging tegen [verdachte] . [slachtoffer 1] verklaart als volgt:
[verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij mij gaat vermoorden. [verdachte] belt mij regelmatig op. Hij bedreigt mij in de telefoongesprekken. Hij belt met nummer [telefoonnummer 2] . Hij belt veel en vaker op een dag. [10] In alle oproepen heb ik [verdachte] gezegd dat hij mij met rust moet laten. De rechterlijke uitspraak op 1 augustus 2017 was dat [verdachte] een contactverbod had gekregen. Ik weet dat [verdachte] daar maling aan heeft. Hij zal gewoon doen wat hij wil. Ik ervaar dit dagelijks. Ik ben dan ook bang dat als hij vrijkomt, hij de gelegenheid neemt om mijn dochter bij mijn ouders op te zoeken, zeker om mij te kwetsen en/of pijn te doen, door zijn bedreigingen uit te voeren. Ik acht hem daartoe wel in staat. [verdachte] heeft in de telefoongesprekken tegen mij onder andere gezegd dat mijn dochter “zonder condoom gaat pijpen”. Ik vind dit zeer beledigend en het doet mij pijn. Ik wil niet dat hij mijn kind mag betrekken in zijn bedreigingen. [verdachte] heeft gezegd dat hij de keel van mijn dochter gaat doorsnijden als hij vrijkomt. Ik wil absoluut niet dat hij bij mijn dochter in de buurt komt. Ik wil dat hij ophoudt mij en mijn familie lastig te vallen. [11] Globaal kan ik vertellen dat ik al op één dag zeker 148 keer werd gebeld door [verdachte] . [12]
In het verhoor op 26 juli 2018 verklaart [slachtoffer 1] het volgende:
[verdachte] heeft mij meerdere malen door de telefoon bedreigd. Hij belde mij steeds vanuit de gevangenis. Hij zei: Ik ga je keel doorsnijden van jouw of je blondje. Met blondje bedoelt hij mijn dochter van 9 jaar. Dat hij mijn dochter gaat ontvoeren en dat hij seksuele handelingen met mijn dochter zal verrichten, je weet het ik ben je niet vergeten. Hiermee bedoelt hij dat hij mij dood zal maken. [13] Ik weet waar die voor in staat is. Hij heeft mij in het verleden mishandeld, ontvoerd, opgesloten. Daarom ben ik zo bang van [verdachte] . Hij zei dat hij mijn dochter pijn zal doen en dat hij de keel van mijn dochter zou snijden. Dit is wel een enorme bedreiging. Ik vrees voor het leven van mijzelf en die van mijn kind. Hij moet hiermee kappen. [14]
Op 17 september 2018 verklaart [slachtoffer 1] als volgt:
“Hij heeft gezegd dat [slachtoffer 2] moet gaan pijpen en dat het dan gefilmd gaat worden. Hij heeft gezegd hij mij gaat begraven en dat ik tussen de wormen ga leven.” [15]
De politie heeft op 17 september 2018 onderzoek gedaan naar de door [slachtoffer 1] aangeleverde geluidsopnamen. De gesproken teksten zijn door de verbalisant woordelijk overgenomen. Hieronder volgt de uitwerking van de gesprekken:
“Datum: 20-3-2018 16:22:
Man: Je bent toch altijd link praat dan met je kankerbek. Og, og, jij gaat echt dood.
Datum: 20-3-2018 16:32:
Man: Kankernerd, je zal echt kort leven op, op alles wat me lief is. Als je dat maar weet.
Datum: 20-3-2018 16:34:
Man: Je praat toch altijd zo link neem dan op met je kankerbek, linkert, alleen maar link doen dat is wat je ken je hele leven lang. Link doen, link doen en zielig aangiftes doen dat is hoe jij [16] bent. Maar daar krijg je nog allemaal spijt van.
Datum: 20-3-2018 16:35:
Man: Het wordt sowieso jij of die kanker blondje van je. Één van die twee. Als je dat maar weet kankerwijf.
Datum: 24-3-2018 16:43:
Man: Og, og, nog heel ff en dan ga jij tussen de wormen leven. Uhum. Dus onthoud dat maar heel goed.
Datum: 31-3-2018 16:02:
Man: ik weet toch ook als ik vrij kom dat er maar één ding gaat gebeuren.
Vrouw: ja tuurlijk
Man: dat weet ik al, ja tuurlijk ze wordt kanker hard verkracht en dat weet je.
Vrouw: ja je moet één keer aan mijn dochter komen, één keer
Man: nee [slachtoffer 2] kanker hard ja.
Vrouw: ja je gaat zien
Man: ja hoe dan ook, zonder condoom he, maar wel zonder condoom. [17]
Datum: 31-3-2018 16:11:
Vrouw: mijn leven
Man: Og, og, og ja groetjes aan [slachtoffer 2] he liefie. Og ze gaat pijpen jongen hee. [18]
De teksten waar ‘man’ en ‘vrouw’ voor staat zijn voor dezelfde personen. Tijdens het gesprek op 10 juli 2017 13.07 uur noemen zij elkaar [verdachte] en [slachtoffer 1] . Ik herken de stem van [slachtoffer 1] als zijnde de stem van [slachtoffer 1] , omdat ik haar gesproken heb. Tijdens meerdere gesprekken is gesproken over [slachtoffer 2] . Uit onderzoek in de politiesystemen blijkt dat [slachtoffer 2] de dochter van [slachtoffer 1] is.” [19]
Over de mannelijke stem is het volgende geverbaliseerd:
Wij hebben [verdachte] gehoord op 29 mei 2019. Wij beluisterden de geluidsopnamen, welke zijn aangeleverd door [slachtoffer 1] . De stem van de man, beschreven in het proces-verbaal van 17 september 2018, toont zeer sterke gelijkenissen met de stem van [verdachte] . [20]
[verdachte] heeft van 31 augustus 2017 tot 16 oktober 2017 vastgezeten in de [instelling 1] [plaats] en van 17 oktober 2017 tot en met 28 november 2017 in de [instelling 1] te [plaats] . [21]
[verdachte] zat in de periode van 29 november 2017 tot en met 1 mei 2018 gedetineerd in de [instelling 1] [plaats] . Vanaf 2 mei 2018 tot en met 11 november 2018 heeft [verdachte] gedetineerd gezeten in de [instelling 1] [plaats] . [22]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de belmomenten tussen de B-nummers: [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit is het algemene telefoonnummer van de [instelling 1] . De “ 4 ” voor het B-nummer betreft een afspraak in de internationale nummerweergave, inclusief de landcode en bestaat uit 9 cijfers. [23] Het justitiabelennummer van [verdachte] is [justitiabelenummer] . Zijn Telio accountnummer [telio] is zijn belaccount in de [instelling 1] . Zijn Telio accountnummer [telio] is zijn belaccount in de [instelling 1] . De telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] zijn in gebruik bij aangeefster [slachtoffer 1] .
In de periode van 11 mei 2018 tot en met 8 juli 2018 werd er vanuit de [instelling 1] 15 keer gebeld naar telefoonnummer * [telefoonnummer 4] door justitiabele [justitiabelenummer] gekoppeld aan het Telioaccount [telio] (onv [verdachte] ). Op 8 juli 2018 is er tussen 15:59:16 uur en 16:59:12 uur acht keer gebeld. [24]
In de periode van 20 maart 2018 tot en met 14 april 2018 werd er vanuit de [instelling 1] 133 keer gebeld naar het telefoonnummer * [telefoonnummer 4] door justitiabele [justitiabelenummer] gekoppeld aan het Telio Accountnummer [telio] (onv. [verdachte] ). Op 23 maart 2018 heeft de justitiabele met het nummer [justitiabelenummer] ( [verdachte] ) 43 keer gebeld naar het telefoonnummer * [telefoonnummer 4] van [slachtoffer 1] . Het aantal keren bellen op een dag varieerde over het algemeen tussen de vijf en tien keer. [25]
In de periode van 5 mei 2018 tot en met 27 mei 2018 werd er vanuit de [instelling 1] 54 keer gebeld naar nummer * [telefoonnummer 3] door justitiabele [justitiabelenummer] gekoppeld aan het Telioaccount [telio] (onv [verdachte] ). Uit de gegevenslijst van Telio blijkt dat er op meerdere dagen diverse keren op een dag gebeld is naar het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] . Op 11 mei 2018 is er tussen 12:49:02 uur en 16:46:47 uur 20 keer gebeld door justitiabele [justitiabelenummer] naar het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] van [slachtoffer 1] . [26]
Uit de gegevenslijst van Telio blijkt dat vanuit de [instelling 1] door justitiabele [justitiabelenummer] meerdere malen diverse keren op een dag gebeld is naar telefoonnummer * [telefoonnummer 3] . Niet alle dagen zijn hieronder weergegeven:
20 maart 2018: 37 keer gebeld
29 maart 2018: 16 keer gebeld
2 april 2018: 30 keer gebeld
3 april 2018: 36 keer gebeld
13 april 2018: 31 keer gebeld. [27]
Verder blijkt uit onderzoek naar de analyse van historische verkeersgegevens van telefoonnummers [telefoonnummer 3] [28] en [telefoonnummer 4] ( [slachtoffer 1] ) [29] dat van 29 maart 2018 tot en met 14 april 2018 dagelijks meerdere malen contact was vanuit [telefoonnummer 2] in de richting van [slachtoffer 1] , waaronder sms-jes, voicemails en korte gesprekken. Op 29 april 2018 was er weer contact tussen [telefoonnummer 2] en het telefoonnummer van [slachtoffer 1] . Vanaf 2 mei 2018 zijn er dagelijks contacten van [telefoonnummer 2] in de richting van [slachtoffer 1] tot en met 5 mei 2018. Aansluitend op 11 mei 2018 waren er vrijwel iedere dag tot en met 9 juni 2018 meerdere contacten vanuit de richting van [telefoonnummer 2] in de richting van [slachtoffer 1] . [30]
In het verhoor van verdachte op 18 oktober 2017 wordt verdachte voorgehouden dat als hij vanuit de [instelling 1] belt, hij met een 070 nummer belt, waarop verdachte verklaart:
“A: [telefoonnummer 1] iets met drie keer 6?”
Verbalisant bevestigt dat dit klopt. [31]
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
“Ik heb in de ten laste gelegde perioden contact gehad met [slachtoffer 1] . Ik heb [slachtoffer 1] gebeld vanuit de [instelling 1] . Het kan kloppen dat ik meerdere keren per dag heb gebeld. Ik heb bedreigingen richting [slachtoffer 1] geuit. Ik kan me voorstellen dat [slachtoffer 1] dit niet fijn vond en dat zij hier angstig van werd. Ik heb dit soort dingen gezegd, omdat ik wilde dat zij iets zou voelen en ik haar wilde terugpakken voor mijn veroordeling van 1 augustus 2017. Door haar ben ik veroordeeld.” [32]
Feit 5:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2021;
  • een geschrift, te weten een gedragsaanwijzing conform artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van 19 december 2017, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] voor de duur van 90 dagen, opgemaakt door het Openbaar Ministerie, Dossier II, doorgenummerde pagina 68;
  • een geschrift, te weten een akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing, van 3 januari 2018, op ambtseed opgemaakt en ondertekend, Dossier II, doorgenummerde pagina 69.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bedreiging
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer 1] vrees aan te jagen, mede gelet op de context waarin deze bedreigingen door verdachte zijn geuit. Verdachte is van mening dat hij bij het vonnis van 1 augustus 2017 veroordeeld is door toedoen van [slachtoffer 1] . Verdachte is destijds door deze rechtbank veroordeeld voor onder meer een poging tot mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . De bedreigingen hebben plaatsgevonden kort na deze veroordeling van verdachte. Gelet hierop is sprake van redelijke vrees bij [slachtoffer 1] voor uitvoering van de bedreigingen door verdachte. Dat achteraf is gebleken dat verdachte niet de daad bij het woord – de geuite bedreigingen – heeft gevoegd, doet niets af aan de bij [slachtoffer 1] door toedoen van verdachte ontstane vrees.
Verschillende bedreigingen gericht aan [slachtoffer 1] gaan over de dochter van [slachtoffer 1] . Hoewel de inhoud van die bedreigingen is gericht tegen haar dochter, zijn die bedreigingen van dien aard en onder zulke omstandigheden verricht dat, mede gelet op de nauwe en affectieve relatie tussen een moeder en haar kind, daarmee de voor bedreiging vereiste vrees bij [slachtoffer 1] kon ontstaan.
Belaging
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] geloofwaardig, nu deze worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen. [slachtoffer 1] heeft meermalen aan verdachte te kennen gegeven dat zij niet van zijn contact gediend was. Verdachte is echter contact blijven zoeken, op dusdanige wijze dat gezien de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, onder de gegeven omstandigheden, de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op deze manier te handelen het oogmerk heeft gehad [slachtoffer 1] te dulden dat verdachte op deze indringende wijze het contact met haar wilde onderhouden.
De rechtbank is van oordeel dat enkel de daadwerkelijke belmomenten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, nu ten aanzien van de sms-berichten de opzet niet is komen vast te staan. Deze berichten worden immers automatisch gegenereerd door de provider van het abonnement van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op naam van [slachtoffer 1] een abonnement op Candymagazine heeft afgesloten.
Gedeeltelijke vrijspraak feiten 2, 3 en 4
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij voor een deel van de tenlastegelegde perioden nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de belaging en bedreigingen in de hele periode hebben plaatsgevonden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2
in de periode van 26 september 2017 tot en met 10 oktober 2017 te [plaats] en [plaats] , (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
  • “Je weet het he, je gaat dood, je gaat dood, er gaan mensen naar je toe komen”;
  • “Dat ze snel eh dat ze snel helemaal de kanker in wordt geneukt, dat gaat er gebeuren, zeg dat maar”;
  • “Of ik nu vrij ben of niet, ik kan het ook via iemand anders laten doen. Heel simpel”;
  • “Een hele dikke zwarte lul in haar reet”;
  • “Een hele dikke zwarte lul in haar reet en ze zegt mamma help mij”;
  • “Ja je kanker hoerendochter, die LSD in haar kankerbek krijgt”;
3
op meer tijdstippen in de periode van 20 maart 2018 tot en met 10 juni 2018 te [plaats] en [plaats] en [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van K. [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen, te dulden, immers heeft hij, verdachte, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode (telkens) veelvuldig telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer 1] ;
4
in de periode van 20 maart 2018 tot en met 31 maart 2018 te [plaats] en’ [plaats] (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
  • “Og og jij gaat echt dood”;
  • “Kankernerd, je zal echt kort leven nog, op alles wat me lief is. Als je dat maar weet”;
  • “Je praat toch altijd zo link neem dan op met je kankerbek, linkert, alleen maar link doen dat is wat je ken je hele leven lang. Link doen, link doen en zielig aangiftes doen dat is hoe jij bent. Maar daar krijg je allemaal nog spijt van”;
  • “Het word sowieso jij of die kanker blondje van je. Één van die twee. Als je dat maar weet kankerwijf”;
  • “Og og nog heel ff en dan ga jij tussen de wormen leven. Uhum. Dus onthoud dat maar heel goed”;
  • “Als ik vrij kom dat er maar één ding gaat gebeuren. Dat weet ik al, ja tuurlijk ze wordt kanker hard verkracht en dat weet je. Nee [slachtoffer 2] kanker hard ja. ja hoe dan ook, zonder condoom he, maar wel zonder condoom”;
  • “Og og, og ja groetjes aan [slachtoffer 2] he liefie. Og ze gaat toch pijpen jongen hee. Pijpen gaat ze dan dan wordt ze gefilmd he”;
5
op meer tijdstippen in de periode van 3 januari 2018 tot en met 3 april 2018 te [plaats] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 19 december 2017 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van ieder contact (direct of indirect) met [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte opzettelijk in bovengenoemde periode meermalen telefonisch contact opgenomen met die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 2 en feit 4:
telkens, bedreiging;
Ten aanzien van feit 3:
belaging;
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar familie;
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis;
- een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar familie, voor de duur van vijf jaren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden, het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de taakstraf aanzienlijk dient te worden gematigd. De rechtbank dient rekening te houden met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is, de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte flink geraakt is gedurende zijn detentie door het bestaan van deze openstaande strafzaak. De gevorderde voorwaardelijke straf als stok achter de deur is niet nodig, nu verdachte al geruime tijd heeft laten zien dat hij geen contact meer zoekt en heeft met aangeefster. Bovendien hangt verdachte nog een forse voorwaardelijke straf van het vonnis van 1 augustus 2017 boven het hoofd. Dit geldt ook ten aanzien van het contactverbod met aangeefster, dat is er al.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn ex-partner [slachtoffer 1] belaagd en meermalen bedreigd, terwijl hij in detentie zat vanwege een veroordeling van 1 augustus 2017 voor onder meer een poging tot mensenhandel ten aanzien van diezelfde [slachtoffer 1] . In het kader hiervan heeft verdachte zelfs een contactverbod opgelegd gekregen met [slachtoffer 1] . Naast dit contactverbod is in 2018 aan verdachte een gedragsaanwijzing opgelegd, ook inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] . Die gedragsaanwijzing heeft verdachte overtreden. Het is duidelijk dat [slachtoffer 1] niet gediend was van contact, maar verdachte heeft geen blijk gegeven zich hiervan rekenschap te hebben gegeven. Mede gelet op voornoemde context en de voorgeschiedenis die verdachte en [slachtoffer 1] met elkaar hebben, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van [slachtoffer 1] . De geuite bedreigingen en de belaging kunnen niet anders worden bezien dan in het licht van die eerdere veroordeling. Dat de bedreigingen [slachtoffer 1] vrees hebben aangejaagd is dan ook meer dan begrijpelijk. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt ook dat [slachtoffer 1] zich ten gevolge van het gedrag van verdachte al jarenlang angstig voelt. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 29 juni 2021;
- een reclasseringsadvies van 21 mei 2021, uitgebracht door M.F. Witlox, reclasseringswerker;
- een e-mail van de reclassering van 30 juli 2021, uitgebracht door M. Laili, reclasseringswerker.
Hieruit volgt dat voor verdachte een heel aantal bijzondere voorwaarden gekoppeld aan eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelden. Uit de verslagen van de reclassering volgt dat verdachte zich in het kader van die voorwaarden inmiddels coöperatief opstelt jegens de reclassering, dat hij therapietrouw is, zijn afspraken nakomt, meewerkt aan zijn behandelprogramma en gestopt is met zijn cannabisgebruik. De reclassering geeft aan dat zij hopen dat in de strafmaat rekening kan worden gehouden met het toezicht en het traject van verdachte bij De Waag. De rechtbank heeft hiervan kennis genomen en is positief over de houding van verdachte.
Strafoplegging
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 26 mei 2021 is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, op 30 juni 2021 tot een taakstraf van 48 uren en op 29 juli 2021 tot een taakstraf van 16 uren. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk. De rechtbank houdt derhalve rekening met artikel 22c Sr, inhoudende dat een taakstraf ten hoogte 240 uren kan duren.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank acht geslagen op de eerdere veroordeling van verdachte van 1 augustus 2017 voor een poging tot mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] en de omstandigheid dat sprake is van recidive voor bedreiging.
De rechtbank heeft zich rekenschap gegeven van het feit dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Vooropgesteld moet worden dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van verdachte en zijn raadsman op het procesverloop alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van bijzondere omstandigheden die in dit geval een langere termijn voor afdoening van de zaak rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank ziet in de concrete omstandigheden van deze zaak aanleiding te bepalen dat de termijn een aanvang heeft genomen op het moment dat de verdachte voor het eerst werd verhoord, te weten 18 oktober 2017. Vastgesteld kan worden dat op het moment dat in deze zaak vonnis wordt gewezen, de vervolging van verdachte ruim 3 jaar en 10 maanden in beslag heeft genomen. Daarmee is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 1 jaar en 10 maanden. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Zou de redelijke termijn niet zijn overschreden dan had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een fors voorwaardelijk strafdeel in de rede gelegen. De rechtbank overweegt dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval aan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de weg staat. Mede gelet op de omstandigheid dat verdachte nog een andere forse voorwaardelijke straf heeft, hij ruim anderhalf jaar op vrije voeten is en zich in die periode aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met [slachtoffer 1] , houdt, is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval ook aan het opleggen van een nadere voorwaardelijke gevangenisstraf in de weg staat. De rechtbank zal volstaan met oplegging van een taakstraf die maximaal mogelijk is, rekening houdend met artikel63 Sr.
Gelet op het voornoemde wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 116 uren, te vervangen door 58 dagen hechtenis bij niet of niet volledige voldoening, passend en geboden is.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal daarnaast voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] . De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van drie jaren in plaats van de gevorderde vijf jaar, nu verdachte al ruim drie jaren geen contact met aangeefster heeft, waarvan hij ruim anderhalf jaar op vrije voeten is. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] , zal de rechtbank bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregel die verdachte zal worden opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000 aan immateriële schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging de vordering in zijn geheel betwist en zich op het standpunt gesteld dat deze onjuist is en/of onvoldoende onderbouwd is en/of een onevenredige belasting van dit strafgeding vormt, omdat niet eenvoudig is vast te stellen of de gestelde PTSS-klachten van aangeefster anno juli 2021 in rechtstreeks verband staan met de feiten uit 2017 en 2018 en wat de eventuele invloed is van het leerstuk ‘culpa in causa’. Meer subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering aanzienlijk te matigen, vanwege de kortere pleegperiodes en de aangehaalde uitspraken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat op grond van de onderbouwing van de vordering kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] rechtstreeks psychische schade heeft opgelopen door de bewezenverklaarde feiten. Uit de overgelegde verklaring van Parnassia van 16 juli 2021 blijkt dat [slachtoffer 1] gediagnostiseerd is met PTSS. De rechtbank acht het op basis van de ernst van de feiten, de context waarin die feiten zijn gepleegd en de verklaringen van de benadeelde partij voldoende duidelijk dat haar klachten in ieder geval deels een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde. De rechtbank overweegt dat zij niet kan vaststellen of de klachten enkel door de bewezenverklaarde feiten zijn veroorzaakt, met name gelet op het feit dat de benadeelde partij eerder het slachtoffer is geworden van handelingen van verdachte, zoals volgt uit de veroordeling van 1 augustus 2017 van verdachte voor een poging tot mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] . Dit doet echter niet af aan het hiervoor genoemde causale verband, nu de rechtbank van oordeel is dat voldoende is gebleken dat de psychische situatie van de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde is verslechterd.
Bij de begroting van de vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van het letsel. Hierbij moet worden gekeken naar de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank neemt in haar overwegingen mee dat de bewezenverklaarde periode aanzienlijk korter is dan de periodes zoals opgenomen in de tenlastelegging. Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1.000,
-redelijk en billijk.
De gevorderde immateriële schade komt daarmee gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 1.000,
-. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 juni 2018 tot de dag van volledige betaling. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder de feit 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 116 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 58 dagen hechtenis;
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor
  • beveelt dat verdachte
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 1 maand hechtenis per overtreding, waarvan de totale duur ten hoogte zes maanden bedraagt;
Benadeelde partij
  • wijst de
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2018 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
Parketnummer 16/660229-17
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 januari 2017 tot en met 10 oktober 2017 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft hij, verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode (telkens) (onder meer)
  • veelvuldig, althans meermalen (telkens) telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer 1] , waarbij indien niet werd opgenomen eenmaal, althans meermalen die [slachtoffer 1] een sms-bericht ontving, dan wel eenmaal, althans meermalen (een) voicemailbericht(en) werd(en) achtergelaten en/of
  • veelvuldig, althans meermalen (telkens) telefonisch contact gezocht met [A] – de huisbaas van die [slachtoffer 1] – en/of de oma van die [slachtoffer 1] , om zo contact te krijgen met die [slachtoffer 1] en/of
  • een brief gezonden aan de moeder van die [slachtoffer 1] over die [slachtoffer 1] ;
2
Parketnummer 16/660229-17
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2017 tot en met 10 oktober 2017 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of verkrachting, althans feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
  • “Je weet het he, je gaat dood, je gaat dood, er gaan mensen naar je toe komen”;
  • “Dat ze snel eh dat ze snel helemaal de kanker in wordt geneukt, dat gaat er gebeuren, zeg dat maar”;
  • “Of ik nu vrij ben of niet, ik kan het ook via iemand anders laten doen. Heel simpel”;
  • “Een hele dikke zwarte lul in haar reet”;
  • “Een hele dikke zwarte lul in haar reet en ze zegt mamma help mij”;
  • “Ja je kanker hoerendochter, die LSD in haar kankerbek krijgt”;
althans een of meer woorden van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking;
3
Parketnummer 16/706537-18
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 10 juni 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of ’ [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft hij, verdachte, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode (telkens) (onder meer) veelvuldig, althans meermalen (telkens) telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer 1] , waarbij indien niet werd opgenomen eenmaal, althans meermalen die [slachtoffer 1] een sms-bericht ontving, dan wel eenmaal, althans meermalen (een) voicemailbericht(en) werd(en) achtergelaten en/of op naam van die [slachtoffer 1] een abonnement afgesloten op candymagazine en/of veelvuldig, althans meermalen (telkens) sms-berichten heeft verzonden naar die [slachtoffer 1] ;
4
Parketnummer 16/706537-18
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2018 tot en met 27 mei 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting, althans feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
  • “Og og jij gaat echt dood”;
  • “Kankernerd, je zal echt kort leven nog, op alles wat me lief is. Als je dat maar weet”;
  • “Je praat toch altijd zo link neem dan op met je kankerbek, linkert, alleen maar link doen dat is wat je ken je hele leven lang. Link doen, link doen en zielig aangiftes doen dat is hoe jij bent. Maar daar krijg je allemaal nog spijt van”;
  • “Het word sowieso jij of die kanker blondje van je. Één van die twee. Als je dat maar weet kankerwijf”;
  • “Og og nog heel ff en dan ga jij tussen de wormen leven. Uhum. Dus onthoud dat maar heel goed”;
  • “Als ik vrij kom dat er maar één ding gaat gebeuren. Dat weet ik al, ja tuurlijk ze wordt kanker hard verkracht en dat weet je. Nee [slachtoffer 2] kanker hard ja. ja hoe dan ook, zonder condoom he, maar wel zonder condoom”;
  • “Og og, og ja groetjes aan [slachtoffer 2] he liefie. Og ze gaat toch pijpen jongen hee. Pijpen gaat ze dan dan wordt ze gefilmd he”;
althans een of meer woorden van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking/
5
Parketnummer 16/706537-18
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 3 januari 2018 tot en met 3 april 2018 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 19 december 2017 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van ieder contact (direct of indirect) met [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte opzettelijk in bovengenoemde/eerstgenoemde periode meermalen, althans eenmaal, telefonisch contact en/of door middel van sms berichten contact opgenomen met die [slachtoffer 1] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 1 december 2017, genummerd 2017020117, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland (hierna: Dossier I), doorgenummerd 1 tot en met 64 en van 12 september 2019, genummerd 2019155867, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland (hierna: Dossier II), doorgenummerd 1 tot en met 140. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Rechtbank Midden Nederland, zittingsplaats Lelystad, 28 juni 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3884.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , Dossier I, pagina 7.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , Dossier I, pagina 8.
5.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , Dossier I, pagina 10.
6.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , Dossier I, pagina 11.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2017, Dossier I, pagina 13.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2017, Dossier I, pagina 14.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2017, Dossier I, pagina 15.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 39.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , Dossier II, pagina 40.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , Dossier II, pagina 41.
13.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, Dossier II, pagina 49.
14.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, Dossier II, pagina 51.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2018, Dossier II, pagina 54.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2018, Dossier II, pagina 70.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2018, Dossier II, pagina 71.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2018, Dossier II, pagina 72.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2018, Dossier II, pagina 77.
20.Een proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2019, Dossier II, pagina 79.
21.Een geschrift inhoudende een Registratiekaart ten aanzien van [verdachte] .
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2018, Dossier II, pagina 66.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2019, Dossier II, pagina 88.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2019, Dossier II, pagina 89.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2019, Dossier II, pagina 90.
26.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2019, Dossier II, pagina 91.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2019, Dossier II, pagina 92.
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2019, Dossier II, pagina 105.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2019, Dossier II, pagina 106.
30.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2019, Dossier II, pagina 107.
31.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte op 18 oktober 2017, Dossier I, pagina 27.
32.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 11 augustus 2021.