ECLI:NL:RBMNE:2019:3884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
16-652641-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging en veroordeling voor overtreding van gedragsaanwijzing

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1976 te Polen, die werd beschuldigd van belaging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een terechtzitting op 14 juni 2019, waar de officier van justitie, mr. M.S. Martherus – Meijers, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.T. van Vulpen, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het stelselmatig belagen van het slachtoffer in de periode van 16 april 2018 tot en met 27 december 2018, en het overtreden van een gedragsaanwijzing in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 22 augustus 2018.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen klacht was ingediend door het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat uit de aangifte en andere documenten voldoende blijkt van een vervolgingswens van het slachtoffer. Wat betreft de belaging, concludeerde de rechtbank dat de verdachte niet wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, omdat er wisselende contacten waren tussen hen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het eerste feit.

Voor het tweede feit, de overtreding van de gedragsaanwijzing, erkende de rechtbank dat de verdachte dit feit had begaan, aangezien hij had bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één week op, met de mogelijkheid om deze om te zetten in een taakstraf van 80 uren. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het eerste feit werd vrijgesproken. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652641-18 en 16/087231-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] (Polen)
wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [adres 1]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus – Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.T. van Vulpen, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 16 april 2018 tot en met 27 december 2018 in [naam dorp] en/of Emmeloord [slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2:
in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 22 augustus 2018 in [naam dorp] een gedragsaanwijzing heeft overtreden.

3.VOORVRAGEN

De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht een klachtdelict is en er geen klacht in het dossier zit. In de onderhavige zaak kan de wens tot vervolging niet uit andere stukken worden afgeleid gelet op de ambivalente opstelling van aangeefster. Als gevolg hiervan dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de wens tot vervolging afdoende uit meerdere stukken in het dossier kan worden afgeleid.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de aangifte van 9 augustus 2018 blijkt onmiskenbaar een vervolgingswens. Zo verklaart aangeefster onder andere dat verdachte haar zal blijven belagen totdat hij zijn zin krijgt en dat zij wil dat het stopt. De vervolgingswens wordt bevestigd door het op 3 september 2018 ondertekende wensenformulier, waarin aangeefster heeft aangekruist dat zij op de hoogte wil worden gehouden van het verloop van de strafzaak. Zij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend en is ter terechtzitting verschenen. Bovendien heeft aangeefster via het slachtofferloket een schriftelijke slachtofferverklaring aan de rechtbank doen toekomen waarin staat vermeld dat zij vindt dat verdachte zijn straf moet krijgen.
Gelet op het voorgaande is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte. Daarnaast is de dagvaarding geldig, de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde en heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank overweegt dat het dossier meer dan voldoende aanwijzingen bevat dat verdachte meerdere van de aan hem tenlastegelegde gedragingen heeft verricht. De vraag is echter of verdachte hiermee wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel haar vrees aan te jagen. De rechtbank is van oordeel dat die vraag negatief moet worden beantwoord en overweegt daartoe het volgende.
De tenlastegelegde periode vangt aan op 16 april 2018. Uit het dossier is af te leiden dat aangeefster in de periode die daarop volgt soms wel en soms niet contact met verdachte wil.
Zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2018 (p. 121-123) het volgende:
- op 22 april 2018 stond verdachte bij aangeefster voor de deur en is daar na een melding door de politie weggestuurd;
- op 2 mei 2018 heeft verdachte aangeefster een foto gestuurd waarop hij een strop op zijn nek heeft;
- op 10 mei 2018 heeft aangeefster de politie laten weten dat zij regelmatig reageert op berichten van verdachte;
- op 27 juni 2018 trof de politie aangeefster en verdachte samen aan waarbij aangeefster aangaf dat zij verdachte hielp met de administratie;
- op 18 juli 2018 heeft aangeefster de politie verteld dat het contact met verdachte redelijk goed verliep en dat zij samen de verjaardag van hun 18-jarige zoon hadden georganiseerd;
- op 26 juli 2018 heeft aangeefster de politie laten weten het contact met verdachte te willen verbreken, waarna de politie diezelfde dag een ‘stopgesprek’ met verdachte heeft gevoerd;
- op 8 augustus constateerde de politie dat aangeefster verdachte op haar bank liet slapen en haar autosleutels kreeg om de auto te gebruiken.
Uit de WhatsApp-berichten uit de periode van 25 juli 2018 tot en met 16 augustus 2018 (p. 171-230) blijkt dat veelvuldig berichten heen en weer worden gestuurd, waarbij het initiatief voor het contact tussen aangeefster en verdachte van beide kanten kwam.
Op 16 augustus 2018 heeft verdachte een gedragsaanwijzing gekregen. Ondanks dat heeft hij de dagen daarna contact met aangeefster proberen te zoeken. Behalve een incident op 2 december 2018 blijkt verder uit het dossier niet van enig contact tot het einde van de tenlastegelegde periode.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden af dat aangeefster wisselend is geweest in haar houding ten opzichte van verdachte. Zij zocht meerdere malen zelf contact en vroeg hem ook om dingen voor haar te doen. In dat licht kunnen de weliswaar te bewijzen gedragingen van verdachte naar het oordeel niet worden gezien als het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel haar vrees aan te jagen. De incidenten ten aanzien waarvan wel duidelijk is dat aangeefster ze niet wilde zijn daartoe onvoldoende.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2019;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van 16 augustus 2018 (inclusief een akte van uitreiking), opgenomen op pagina 130 en pagina 131 van het dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2018231168;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2018231168-17, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 132 van het dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2018231168.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2:
in de periode van 17 augustus tot en met 22 augustus 2018 te [naam dorp] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 16 augustus 2018 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat verdachte,
- geen contact mag opnemen met [slachtoffer] en/of haar kinderen en/of
- zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning(en)/(bedrijfs)pand(en), gelegen in/op de [adres 2] , [postcode 2] [naam dorp] en/of in/op [adres 3] , [postcode 3] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en
  • een gevangenisstraf van 77 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat het inmiddels weer goed gaat met verdachte. Hij heeft weer contact met zijn kinderen en heeft een nieuwe relatie. Ook heeft hij onderdak en een baan. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing. Deze gedragsaanwijzing is verdachte opgelegd door de officier van justitie omdat verdachte ernstige overlast veroorzaakte voor zijn (ex-)vrouw. Verdachte heeft deze gedragsaanwijzing meteen na de uitreiking al overtreden. Door zo te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van een aanwijzing gegeven door een officier van justitie. Bovendien heeft verdachte de overlast, die de gedragsaanwijzing nu juist probeerde te beperken, hiermee voortgezet. Gelet op een juiste normhandhaving en de voor het overtreden van een gedragsaanwijzing als de onderhavige gebruikelijke bestraffing behoort een straf te worden opgelegd die vrijheidsbeneming meebrengt.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de door de officier van justitie gevorderde straf niet worden gevolgd. Bij de oplegging van straf is aansluiting gezocht bij de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor het overtreden van een gedragsaanwijzing. In dat kader stelt de rechtbank vast dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie
first offenderis ten aanzien van dit feit. Voornoemde richtlijn geeft daarom een gevangenisstraf voor de duur van 1 week als richtlijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank – alle overwegende – een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland van 31 juli 2017 is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de daaraan verbonden proeftijd van twee jaren opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
De rechtbank zal in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte de gevangenisstraf omzetten in een taakstraf. Bij het bepalen van de duur van die taakstraf heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat verdachte in de onderhavige strafzaak langer in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan dat er nu aan hem aan gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank zal daarom de duur van de taakstraf bepalen op 80 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 26.090,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.090,00 materiele schade en € 25.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 1 aan verdachte tenlastegelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade kan een bedrag van € 500,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dient de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Omdat partijen (gewezen) echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen gecompenseerd worden.

11.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten 3 gegevensdragers en een mobiele telefoon van het merk Samsung.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57 en 184a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 week;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/087231-17
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 31 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
 een gegevensdrager met goednummer PL0900-2018231168-2246318;
 een gegevensdrager met goednummer PL0900-2018231168-2246319;
 een gegevensdrager met goednummer PL0900-2018231168-2246322;
 een telefoon van het merk Samsung met goednummer PL0900-2018231168-2246323;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en A. Wilken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 april 2018 tot en met 27 december 2018 te [naam dorp] en/of Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk, inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] meermalen te bellen en/of
- een grote hoeveelheid WhatsApp-berichten te sturen aan die [slachtoffer] en/of
- meermalen de woning van die [slachtoffer] binnen te komen zonder toestemming van haar en/of
- meermalen op de deur en/of ruit(en) te bonken van de woning van die [slachtoffer] en/of
- meermalen voor de deur van de woning van die [slachtoffer] te staan en/of
- meermalen (telefonische) berichten te sturen met de dreigende strekking dat hij, verdachte, zichzelf om het leven gaat brengen als die [slachtoffer] niet bij hem terugkomt en/of
- meermalen nare en/of negatieve berichten over die [slachtoffer] te sturen aan familie en/of bekenden van die [slachtoffer] en/of
- bij de ingang van het bedrijf waar die [slachtoffer] werkt te staan en/of
- tegen de ruiten van de auto van [slachtoffer] te slaan terwijl zij in die auto zit en/of
- met de auto achter die [slachtoffer] aan te rijden,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 22 augustus 2018 te [naam dorp] , gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 16 augustus 2018 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- geen contact mag opnemen met [slachtoffer] en/of haar kinderen en/of
- zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning(en)/ (bedrijfs)pand(en), gelegen in/op de [adres 2] , [postcode 2] [naam dorp] en/of in/op [adres 3] , [postcode 3] .