ECLI:NL:RBMNE:2021:4009

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/216 t/m UTR 21/218, UTR 21/220 en UTR 21/222
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting en onderzoeksplicht van de parkeerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over meerdere naheffingsaanslagen voor parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, naar aanleiding van het parkeren van een Saab zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een Skypezitting op 5 augustus 2021, waarbij eiser aanwezig was met zijn zoon. Eiser stelde dat zijn zoon er vanuit mocht gaan dat er een uitzondering gold voor de parkeerlocatie, omdat deze niet werd genoemd op de kaart van het betaald parkeergebied. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie op de website van de gemeente voldoende duidelijk was en dat de parkeerder ter plaatse onderzoek had moeten doen naar de geldende parkeerregels. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en dat de bekendmaking per post aan eiser was toegestaan.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/216 t/m UTR 21/218, UTR 21/220 en UTR 21/222.

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2021 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: W.G. Vos).

Procesverloop

Bij besluiten van 8 mei 2020, 14 mei 2020 en 20 mei 2020 heeft verweerder aan eiser vijf naheffingsaanslagen parkeerbelastingen opgelegd. Eiser heeft tegen deze naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2020 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de Skypezitting van 5 augustus 2021. Eiser was daarbij aanwezig, in het bijzijn van zijn zoon [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiser de volgende naheffingsaanslagen parkeerbelastingen opgelegd, vanwege het parkeren van een Saab met kenteken [kenteken] (de auto) aan de [locatie 1] in [woonplaats] zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan:
- 8 mei 2020, aanslagnummer [aanslagnummer 1] (belastbaar feit: 20 april 2020 om 8:38 uur); - 14 mei 2020, aanslagnummer [aanslagnummer 2] (belastbaar feit: 29 april 2020 om 10:53 uur); - 14 mei 2020, aanslagnummer [aanslagnummer 3] (belastbaar feit: 30 april 2020 om 09:05 uur); - 20 mei 2020, aanslagnummer [aanslagnummer 4] (belastbaar feit: 6 mei 2020 om 09:06 uur); en - 20 mei 2020, aanslagnummer [aanslagnummer 5] (belastbaar feit: 7 mei 2020 om 08:58 uur).

Zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd?

2. Niet in geschil is dat de auto van eiser op de data van de belastbare feiten geparkeerd stond aan de [locatie 1] in [woonplaats] , en dat op die tijdstippen en op die plek sprake was van betaald parkeren.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd. Eiser heeft daarbij aangevoerd dat zijn zoon (de parkeerder) er vanuit mocht gaan dat voor de [locatie 1] een uitzondering was gemaakt op het betaald parkeren. Hij heeft namelijk van tevoren de kaart ‘Gebied betaald parkeren [locatie 2] ’ geraadpleegd om te kijken of in deze straat parkeergeld moest worden betaald. Dat sprake was van een uitzondering blijkt volgens eiser uit de opsomming van straatnamen naast de kaart, daar wordt de [locatie 1] niet genoemd. Eiser vindt het bovendien bezwaarlijk dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, zonder dat het verkeerd parkeren na de eerste keer kenbaar is gemaakt met een afschrift op de auto of een waarschuwing van de parkeercontroleur.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de parkeerder had kunnen weten dat in de [locatie 1] sprake was van betaald parkeren. De informatie op de gemeentewebsite is voldoende helder over het geldende parkeerregime in [locatie 2] en de parkeerder had bovendien ter plaatste onderzoek moeten doen naar de geldende parkeerregels. Daarnaast stelt verweerder dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen bekend mocht maken door deze per post naar eiser toe te zenden.
5. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslagen terecht door verweerder opgelegd. De rechtbank legt dat hierna uit.
Informatie- en onderzoeksplicht
6. Uit vaste rechtspraak volgt enerzijds dat de gemeente duidelijk moet informeren waar er parkeerbelasting moet worden betaald. Anderzijds mag van een parkeerder worden verwacht dat hij bij aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of parkeerbelasting moet worden betaald, bijvoorbeeld door het raadplegen van de website van de gemeente en door te letten op parkeerautomaten. [1]
7. Naar het oordeel van de rechtbank was op basis van de website voldoende duidelijk dat in de [locatie 1] parkeerbelasting moest worden betaald. Op de website van de gemeente Utrecht staan verschillende kaarten die het betaald parkeergebied in het parkeerrayon [locatie 2] aanduiden door middel van een arcering met een bepaalde kleur van het gebied. Op deze kaarten zijn geen straten uitgezonderd van betaald parkeren. Op de kaart die de parkeerder heeft geraadpleegd, is het betaald parkeergebied ook aangegeven met een arcering. Links van die kaart staan een twintigtal straatnamen met de titel ‘gebied betaald parkeren [locatie 2] ’. De parkeerder heeft, gelet op het feit dat het hele gebied is gearceerd als zijnde betaald parkeergebied, de informatie over het parkeergebied te beperkt opgevat, door uitsluitend de straatnamenlijst naast de gebiedskaart te raadplegen en daaruit te concluderen dat de [locatie 1] van betaald parkeren was uitgezonderd. De informatie over het (betaald) parkeergebied is namelijk niet beperkt tot de stratenlijst, maar omvat ook de gebiedskaarten.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat ook ter plaatse voldoende duidelijk is dat er betaald parkeren geldt. Gelet op de plattegrond die door de heffingsambtenaar is overgelegd was er in de buurt van de parkeerlocatie een parkeerautomaat aanwezig. Verweerder heeft bovendien aangegeven dat er borden bij de invalswegen staan waaruit blijkt dat het gaat om een betaald parkeergebied. Eiser heeft aangegeven dat zijn zoon door de informatie op de gemeentewebsite waarschijnlijk niet heeft gelet op de aanwezigheid van borden of parkeerautomaten. Dit komt echter voor zijn rekening en risico, omdat een parkeerder zich voorafgaand aan het parkeren zo goed mogelijk moet informeren over de ter plaatse geldende belastingplicht. Van de parkeerder had verwacht mogen worden dat hij naast raadpleging van de kaart op de gemeentewebsite ook ter plaatse had gelet op de aanwezigheid van parkeerautomaten en/of verkeersborden. Op de zitting heeft verweerder hieraan nog toegevoegd dat in het betreffende gebied tevoren met flyers is kenbaar gemaakt dat vanaf april 2020 sprake is van een gebied waar betaald parkeren zal gelden.
Kenbaarheid naheffingsaanslagen
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder de naheffingsaanslagen aan eiser heeft bekendgemaakt door deze naar eiser per post toe te sturen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee heeft kunnen volstaan.
10. Zoals eiser ook heeft aangegeven, kan het toesturen per post ertoe leiden dat een parkeerder in een relatief korte periode meerdere naheffingsaanslagen worden opgelegd voor parkeren op dezelfde locatie voordat hij daarvan op de hoogte is. Dit is echter toegestaan volgens de wet. Uit artikel 234, zevende lid, van de Gemeentewet en artikel 8 van de Invorderingswet volgt namelijk dat de heffingsambtenaar ervoor kan kiezen een naheffingsaanslag bekend te maken door deze per post te sturen. De parkeercontroleur had daarom in dit geval bijvoorbeeld geen afschrift op de auto hoeven achterlaten om eiser of de parkeerder van het verkeerd parkeren op de hoogte te stellen.
Wat is de uitkomst?
11. De rechtbank vindt dat de naheffingsaanslagen terecht in bezwaar zijn gehandhaafd. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 23 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie voor een voorbeeld van deze vaste rechtspraak de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 18 maart 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:506).