ECLI:NL:RBMNE:2021:3929

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
16.264530.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en heling van gestolen goederen in Zeist

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van goederen waarvan hij wist dat deze uit een misdrijf verkregen waren, en aan deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere woninginbraken en andere vermogensdelicten in de gemeente Zeist, samen met een groep medeverdachten. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig besproken, waarbij onder andere tapgesprekken en camerabeelden zijn gebruikt als bewijs. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, maar is wel veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten, waaronder heling en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie meegewogen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 97 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 2.500,-. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met de medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.264530.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 16 april 2020 en 14 juli 2021. Op 14 juli is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 5 augustus 2021 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. X.B. Sijmons en de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 26 september 2019 in Den Haag samen met anderen fietsen in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die fietsen van een misdrijf afkomstig waren;
tussen 24 oktober en 4 november 2019 in Zeist een laptop, televisie en digitale TVontvanger in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die goederen van een misdrijf afkomstig waren;
op 4 november 2019 in Zeist telefoons in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die telefoons van een misdrijf afkomstig waren;
tussen 2 en 4 november 2019 in Zeist samen met anderen een kluis, sieraden, munten, een houten kistje en een kliko in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die goederen van een misdrijf afkomstig waren;
tussen 7 en 13 februari 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij een geldbedrag van € 35.000,- is weggenomen (
primair),
dan welin die periode en plaats heeft geholpen bij genoemde inbraak;
tussen 13 september en 4 november 2019 in Zeist een telefoon in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die telefoon van een misdrijf afkomstig was;
op 4 november 2019 in Zeist een laptop in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die laptop van een misdrijf afkomstig was;
in de periode van 24 februari 2019 en 4 november 2019 in Zeist samen met anderen een criminele organisatie heeft gevormd, die het plegen van woninginbraken en andere vermogensdelicten tot doel had.
3 INLEIDING [1]
Al vanaf eind 2018 vinden in de gemeente Zeist verschillende incidenten plaats. De politie vermoedde dat de jeugdige ‘Koppelgroep’ daarvoor verantwoordelijk was. De politie kreeg meerdere meldingen over afpersingen en geweldshandelingen door deze groep. De groep zou voor veel overlast zorgen in de horeca en op verschillende scholen in (voornamelijk) ZeistWest. In de meldingen wordt [medeverdachte 1] genoemd als leider van de groep. Ook de namen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] worden in meldingen genoemd.
De politie besluit daarop in oktober 2019 het onderzoek ‘033Wing’ te starten. Het onderzoek richtte zich op dat moment op de afpersingen die [medeverdachte 1] (met anderen) mogelijk gepleegd zou hebben. De politie heeft toen, na bevel daartoe van de rechter-commissaris, de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] afgeluisterd. Uit de tapgesprekken bleek volgens de politie dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zich bezighielden met woninginbraken met (onder andere) de volgende personen: [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Later werd ook [medeverdachte 6] door de politie als één van de daders van de woninginbraken geïdentificeerd en als verdachte aangemerkt. Binnen twee weken luisterde de politie met meerdere gesprekken mee die over inbraken leken te gaan. De politie verbond de verdachten op grond van die tapgesprekken aan in ieder geval acht inbraken of pogingen daartoe. Door de hoeveelheid inbraken in een korte tijd, besloot het openbaar ministerie tot aanhouding van verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Later werd ook [medeverdachte 6] aangehouden. [2]

4.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
5.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Voor zover relevant worden de standpunten van de advocaat verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Algemene opmerkingen over het bewijs
Tijdens het onderzoek werden de telefoonnummers waarvan de politie vermoedde dat die in gebruik waren bij de verdachten getapt. Volgens de politie maakte [verdachte] gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verbalisant [verbalisant 1] herkende de stem van de gebruiker van dat telefoonnummer in tapgesprekken als de stem van [verdachte] . De gebruiker van het telefoonnummer wordt ‘ [naam] ’ genoemd. [naam] is de voornaam van [verdachte] . [3] Ter zitting heeft verdachte ook bevestigd dat hij degene was die de gesprekken heeft gevoerd die door de politie aan hem zijn toegeschreven. [4]
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande vanuit dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De rechtbank zal verder in dit vonnis naar dat telefoonnummer refereren als ‘het telefoonnummer van [verdachte] ’.
De politie vermoedt dat verdachte zich vaker schuldig maakt aan heling. Zo blijkt uit tapgesprekken van 26 oktober 2019 dat verdachte met [medeverdachte 1] onderhandelt over de prijs voor het overkopen van zeven laptops. Verdachte biedt daar € 400,- voor, terwijl dat geen marktconforme prijs is. [5] In een ander tapgesprek van 24 oktober 2019 vraagt [medeverdachte 1] of verdachte een televisie wil kopen. Verdachte vraagt of er ook geld en goud is en wat ze hebben gevonden. [6] In een volgend tapgesprek bespreken ze de prijs voor de televisie. [7] Weer in een ander telefoongesprek zegt [medeverdachte 1] dat hij een kist/doos heeft gepakt, die hij bij verdachte wil openmaken. Verdachte vraagt dan wat zijn percentage is. [8] In een telefoongesprek van 12 februari 2019 onderhandelen [medeverdachte 1] en verdachte over de verkoop van een iPhone 6, die [medeverdachte 1] misschien wil kopen. Verdachte geeft dan aan dat hij twee samen heeft gekocht voor € 250,- en dat ze ‘open’ zijn. [9] In een tapgesprek met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] spreekt ene ‘ [bijnaam 1] ’ met een onbekende. De onbekende persoon vraagt aan [bijnaam 1] of [bijnaam 2] die telefoon weg heeft gedaan. [bijnaam 1] zegt dan dat hij hem voor een tientje heeft weggedaan aan [verdachte] . [10]
Uit de camerabeelden van [flat] aan de [straat] , waar verdachte woont, blijkt daarnaast dat de medeverdachten vaak vóór en na een inbraak in dat huis aanwezig waren. [11] Ook blijkt uit tapgesprekken dat gestolen goederen naar het huis van verdachte werden gebracht. Zo zegt verdachte in een telefoongesprek met [medeverdachte 1] rondom een inbraak aan de [straat] dat [medeverdachte 1] de televisie en laptop moet komen brengen, maar dat hij niet met de lift mag. [12] In het huis van verdachte zijn bovendien meerdere goederen afkomstig van inbraken gevonden. [13] Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij omgaat met mensen in het criminele circuit, dat hij van hen hoort dat er in een woning geld aanwezig is en dat hij met [medeverdachte 1] heeft gesproken over een mogelijk inbraak in de woning waar hij informatie over heeft. [14]
De rechtbank concludeert dat verdachte vaker gestolen goederen kocht en dat zijn huis werd gebruikt als uitvalsbasis voor de inbraken en als opslagplaats voor gestolen goederen. Verdachte moet hebben geweten dat die gestolen goederen in zijn huis lagen.
5.3.2
Vrijspraken
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de feiten 1, 5, 6 en 7, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
Over feit 1 overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat verdachte, die blind is, niet degene is geweest die de fietsen in de loods heeft gezet of de trappers en wielen van de fietsen heeft gehaald. De rechtbank vindt daarom dat niet vaststaat dat verdachte de omstandigheden kende waardoor men zou moeten vermoeden dat het om gestolen fietsen ging.
Over feit 5 overweegt de rechtbank het volgende. Alhoewel de rechtbank ervan overtuigd is dat in het tapgesprek tussen de telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte 1] wordt gesproken over het plegen van een inbraak, wat verdachte op de zitting ook bevestigt, blijkt uit het dossier niet met voldoende zekerheid dat daarmee de tenlastegelegde inbraak wordt bedoeld.
Tot slot overweegt de rechtbank over feit 6 en 7 dat uit het dossier niet volgt dat verdachte
ten tijde van het verkrijgenvan de goederen wist dat het om gestolen goederen ging. De rechtbank kan deze gestolen goederen niet koppelen aan diefstallen die door de criminele organisatie werden gepleegd.
5.3.3
Bewezenverklaringen
Feit 2
Op 25 oktober 2019 deed [aangever 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 24 oktober 2019 om 19.00 uur zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Toen hij op 25 oktober 2019 om 9.30 uur terugkwam in zijn huis, zag hij dat er was ingebroken. Het raam aan de achterzijde van zijn woning was opengebroken. [15] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat volgende goederen zijn gestolen:
  • digitale ontvanger, merk Sony;
  • televisie, merk Samsung;
  • computer, Pavilion DV6-6170SD Notebook.
[aangever 1] heeft een bon van de televisie aan de politie gegeven. Daar stond op dat de televisie in 2011 bij de BCC was gekocht. [17]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] op 24 oktober 2019 om 20.57 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : [verdachte] kanker dikke TV voor jou
[medeverdachte 1] : ga je hem kopen of niet, hun vragen dat voor jou
[verdachte] : ja, hoe groot?
[verdachte] : en goud en geld?
[medeverdachte 1] : geld en goud is er niet, maar we hebben een i7
[verdachte] : ok zie zo dan
[verdachte] : niet via lift komen
[medeverdachte 1] : via trap”. [18]
[verdachte] verklaarde op 16 december 2019 tegen de politie dat [medeverdachte 1] met een ‘i7’ een laptop bedoelt. [19]
In een tweede tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] op 24 oktober 2019 om 21.22 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Hoeveel vragen jullie voor deze tv, die geen afstand heeft?
[verdachte] : Die tv zijn niks meer waard, het is met een stekker die der aan zit, het is een oude model
[medeverdachte 1] : Luister, heel simpel, geef ons een barkie vijftig voor alle twee”. [20]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een laptop, televisie en digitale tv-ontvanger in bezit heeft gehad, terwijl hij wist dat die goederen gestolen waren. Dat verdachte de goederen uiteindelijk niet heeft gekocht omdat hij erachter kwam dat de goederen gestolen waren, zoals verdachte heeft verklaard, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte ook informeerde naar geld en goud en wilde dat de goederen via de trap en niet via de lift naar boven werden gebracht. De rechtbank kan dat niet anders begrijpen dan dat verdachte wist dat het om gestolen spullen ging en niet wilde dat de goederen op de camerabeelden te zien waren.
Feit 3
Op 27 oktober 2019 deed [aangeefster] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 25 oktober 2019 met zijn gezin zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Toen zij op 27 oktober 2019 om 11.30 uur thuis kwam, zag hij dat er was ingebroken. Het raam van de slaapkamer van zijn oudste dochter was opengebroken. De hor was kapot gesneden en het kozijn was verbogen. [21] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat de volgende goederen zijn gestolen:
  • computer, merk Apple, Macbook Air;
  • computer, merk Toshiba;
  • iPhone 5, merk Apple;
  • iPhone 6, merk Apple;
  • blauwe spaarpot;
  • computer, merk Sony Vaio;
  • action camera;
  • sieraden;
  • geld;
  • zilveren spaarpot;
  • oortjes voor iPhone 10;
  • boormachine, merk Wesco;
  • sporttas, merk Adidas;
  • kniebeschermer, merk Mizuno;
  • een kunstbeeld, zeehond;
  • portemonnee;
  • identiteitskaart van [A] .
Op 26 oktober 2019 om 1.44 uur vond een telefoongesprek plaats tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De politie herkent tijdens dat gesprek de stemmen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . In het gesprek werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Kijk alsjeblieft of iets open kan jongens.
(…)
[medeverdachte 6] : Ik doe andere raam open en kom naar boven.
[medeverdachte 1] : Ik ga kijken of ik naar boven kan komen.
[medeverdachte 1] : Hey [medeverdachte 4] komt, [medeverdachte 4] komt.
[medeverdachte 1] : Doe dan het raam open, onder die ding.
[medeverdachte 6] : Niet op het dak lopen, dakdeur kan open.
(…)
[medeverdachte 6] : De deur is open.
[medeverdachte 1] : Ga m begeleiden bij die deur en ik ga rondjes rijden over de weg.
[medeverdachte 6] : Uitkijken, jij hebt geen rijbewijs.
[medeverdachte 1] : Weet je waar ik ga staan? Op deze lange weg maar beetje weg van die Osso. [medeverdachte 6] : Dit is de ouders de slaapkamer. Die slapen boven die ouders.
[medeverdachte 1] : Er is geen goud?
[medeverdachte 6] : Hmm jawel, sieraden, maar heb ze nog niet gezien.
[medeverdachte 1] : Neem jullie tijd, er is niks aan de hand.
[bijnaam 3] : Go pro, het is een Gopro, die heb ik gevonden.
[medeverdachte 4] : Zo’n Gopro, een onderwatercamera
[medeverdachte 1] : Ja, gewoon meenemen
[medeverdachte 6] : Pak die iPhonelader.
Mannenstem op de achtergrond “laptop daar”
[medeverdachte 6] : Neem hem mee.
[medeverdachte 4] : Klein beetje, niks niet zoveel.
[medeverdachte 1] : Geen leppies?
[medeverdachte 4] : Eentje, eentje
[bijnaam 3] : En volgens mij wel een beetje goud
[medeverdachte 1] : Ik sta live voor de deur
[medeverdachte 6] : We komen eraan.
[medeverdachte 1] : Ja en snel.
[medeverdachte 6] : Spaarpot (…) één spaarpot”. [23]
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [medeverdachte 1] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [woonplaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is hemelsbreed ongeveer 250 meter. [24]
Op camerabeelden van [flat] op de [straat] in [woonplaats] zag de politie dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 26 oktober 2019 om 01.02 uur de flat verlaten. Om 03.42 uur komen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] terug bij de flat. [medeverdachte 1] draagt een zwarte sporttas met in het wit ‘Adidas’ erop. [medeverdachte 2] draagt een laptoptas en een grijs-zwarte sporttas. [medeverdachte 4] draagt een zwarte laptoptas. Een paar seconden later sluit [medeverdachte 6] zich aan bij de jongens. [25] Ze nemen de lift naar de zevende verdieping. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 2] . [26] [medeverdachte 6] werd op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 3] [27]
In de woning van [verdachte] aan de [straat] in [woonplaats] zijn onder andere een zwarte iPhone (A.02.005), een witte iPhone (A.02.003), een zwarte Acer telefoon (A02.006), een witte Samsung telefoon (A.02.004) en een zwarte Archos telefoon (A.02.008) in beslag genomen. [28] Aangeefster [aangeefster] en haar dochters [B] en [C] gaven aan dat dit hun telefoons waren. [29]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte telefoons in bezit heeft gehad, terwijl hij wist dat die telefoons gestolen waren. De telefoons van de familie [familie] zijn ook in het huis van verdachte gevonden. De rechtbank gaat er gelet op verdachtes rol als vaste afnemer van goederen die gestolen werden door de Koppelgroep van uit dat verdachte wist dat die goederen in zijn huis lagen en gestolen waren.
Feit 4
Op 2 november 2019 deed [aangever 2] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij die dag om 14.00 uur zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] had verlaten. Om 16.30 uur kwam hij weer terug. Hij zag toen dat de poort en de achterdeur open stonden. De achterdeur, die zijn vrouw bij het verlaten van het huis had afgesloten, was beschadigd. De daders hadden een kluis, sieraden en een grijze kliko meegenomen. [30] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat ook meerdere munten zijn gestolen. [31]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 14.12 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Rij met de kofferbak naar de tuin toe van deze huis
[medeverdachte 4] : Ik heb geen sleutel
[medeverdachte 1] : Ze hebben kloeso he”. [32]
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [medeverdachte 1] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [woonplaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is nog geen 500 meter. [33]
Op de camerabeelden van de [adres] in [woonplaats] zag de politie dat tussen 14.06 uur en 14.22 uur vijf of zes jongens voorbij komen. Om 14.22 uur zijn twee van die jongens te zien. Eén van hen trekt een grijze kliko met zich mee. De jongen met de kliko lijkt een vrij scherpe bocht te draaien, alsof hij van achter de haag van [adres] vandaan komt. [34] [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn op die beelden herkend door verbalisant [verbalisant 2] . [35]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [verdachte] van 2 november 2019 om 14.25 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Ik en [medeverdachte 6] hebben net een kist/doos gepakt. Mogen we naar boven om hem bij jou open te maken.
[verdachte] : Wat is mijn percentage?
[medeverdachte 1] : Wij gaan hem met z’n tweeën open maken en zij blijven beneden kijken of er niemand aan komt.
[verdachte] : Waar hebben jullie hem vandaan ver weg of dichtbij?
[medeverdachte 1] : Dichtbij maar niet uit [straat]
[verdachte] : Kom naar boven”. [36]
Op de camerabeelden van [flat] op de [straat] zag de politie dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rond 13.40 uur vertrekken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] rijden met de auto weg. De rest verdwijnt in dezelfde richting. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] komen binnen vijf minuten weer terug bij de flat. Om 14.29 uur komen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aanlopen. Ze tillen een zwaar, rechthoekig voorwerp. [medeverdachte 6] komt daar achteraan. Om 14.44 uur komt ook [medeverdachte 4] bij de flat aan. [medeverdachte 3] komt om 15.18 uur aanlopen met een moker in zijn hand. [medeverdachte 5] komt erachteraan gerend. [37]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op 2 november 2019 om 15.15 uur zegt [medeverdachte 3] : “Moet ik die ding naar boven brengen ofzo”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Ja breng jij hem naar boven”. Op de achtergrond is te horen dat [verdachte] zegt: “hun moeten op de uitkijk”. [38]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 17.01 uur wordt het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Barkie voor [verdachte] , bankoe voor [bijnaam 3] , bankoe voor jou broertje en bankoe voor [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 4] : Joh en de rest doen wij door drieën toch?
[medeverdachte 1] : Joh ja [medeverdachte 6] vind het goed dan vind ik het ook goed”. [39]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een kluis in bezit heeft gehad, terwijl hij wist dat die kluis gestolen was. Dat verdachte dacht dat het om een magnetron ging en de medeverdachten niet heeft binnengelaten toen hij zag dat het om een kluis ging, zoals verdachte heeft verklaard, vindt de rechtbank – gelet op de inhoud van de hierboven besproken tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] – compleet ongeloofwaardig. Het met veel kabaal openbreken van een kluis op de galerij voor de flatwoning is bijna ondenkbaar.
Feit 8
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is ten eerste vereist dat sprake is van een ‘organisatie’. Volgens vaste jurisprudentie betekent een organisatie: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met alle andere personen van de organisatie, dat hij die kende of dat er steeds in dezelfde samenstelling werd samengewerkt (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Een organisatie is ‘crimineel’ als die organisatie het plegen van misdrijven als doel heeft. Voor het bewijs van dat doel kan van belang zijn of er misdrijven in het kader van de organisatie zijn gepleegd, of de samenwerking duurzaam en gestructureerd was en of de activiteiten van deelnemers die gericht waren op de verwezenlijking van het doel van de organisatie planmatig of stelselmatig waren (onder meer HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Tot slot is voor een bewezenverklaring volgens de Hoge Raad vereist dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en bijdraagt aan het realiseren van het doel van de organisatie. De verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig doel heeft, maar niet welke concrete misdrijven er zijn of worden gepleegd (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Beoordeling
Gelet op het voorgaande moet de vraag worden beantwoord of in deze zaak sprake is geweest van een op het plegen van woninginbraken gerichte organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en, zo ja, of de verdachte heeft behoord tot dat criminele samenwerkingsverband en of hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen, of gedragingen heeft ondersteund, die verband hielden met de verwezenlijking van het plegen van woninginbraken.
Verdachte en de medeverdachten in dit onderzoek worden veroordeeld voor een aanzienlijke hoeveelheid woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank verwijst daarvoor naar de hiervóór al besproken bewijsmiddelen voor de verschillende inbraken. Deze (pogingen tot) inbraken werden gepleegd door een min of meer vaste kern van dit samenwerkingsverband. Verdachte en de medeverdachten gingen in wisselende samenstelling op pad. Verdachte en de medeverdachten hebben aan de inbraken deelgenomen als dader of als medeplichtige.
De rechtbank komt op grond van het bewijs voor die gepleegde inbraken, andere tapgesprekken en de onderlinge belcontacten tussen de verdachten tot de conclusie dat sprake was van een zodanig gestructureerd samenwerkingsverband dat zich richtte op het plegen van woninginbraken, dat gesproken kan worden van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat vindt.
Woninginbraken
Verdachte en de medeverdachten worden door de rechtbank veroordeeld voor het plegen van zeven woninginbraken. Zij hebben de inbraken in wisselende samenstelling gepleegd. In het overzicht hieronder is te zien wie bij welke inbraak betrokken was.
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 3]
[verdachte]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 6]
[straat]
X
X
[straat]
X
X
[straat]
X
X
X
X
X
[straat]
X
X
X
[straat]
X
X
[straat]
X
X
X
X
X
X
[straat]
X
De zeven bewezenverklaarde woninginbraken zijn aan het licht gekomen doordat de politie telefoongesprekken van verschillende verdachten afluisterde. De inbraken zijn gepleegd in een periode van tien dagen (24 oktober 2019 tot en met 2 november 2019), met uitzondering van de inbraak aan de [straat] die op 1 oktober 2019 werd gepleegd. De rechtbank concludeert hieruit dat de meeste verdachten zich structureel bezighielden met het plegen van inbraken.
Uitvalsbasis
Uit de camerabeelden van [flat] aan de [straat] , het huis van [verdachte] , blijkt dat de verdachten vaak vóór en na een inbraak in dat huis aanwezig waren. [40] Uit camerabeelden blijkt dat de verdachten na een inbraak vaak met tassen of spullen onder kledingstukken terugkwamen. Dat was het geval bij de inbraken aan de [straat] , de [straat] , de [straat] en de [straat] . Ook blijkt uit tapgesprekken en camerabeelden dat gestolen goederen naar het huis van [verdachte] werden gebracht. Zo zegt [verdachte] in een telefoongesprek met [medeverdachte 1] rondom de inbraak aan de [straat] dat [medeverdachte 1] de televisie en laptop moet komen brengen, maar dat hij niet met de lift mag. [41] In het huis van [verdachte] zijn ook meerdere goederen afkomstig van inbraken gevonden. [42] De rechtbank concludeert uit dit alles dat het huis van [verdachte] door de verdachten werd gebruikt als uitvalsbasis.
Belcontacten
De politie heeft op basis van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachten vastgesteld dat de verdachten veel onderling belcontact hebben gehad. [43] De rechtbank betrekt dat bij haar beoordeling over de samenwerking tussen de verdachten.
Werkwijze en structuur
Uit het bewijs van de verschillende inbraken, wat hiervóór al per inbraak is besproken, volgt dat de verdachten een min of meer vaste werkwijze gebruikten en dat sprake was van een zekere structuur. De verdachten verzamelden vaak bij het huis van [verdachte] en kwamen daar later weer terug. Tijdens de inbraak gold een bepaalde taakverdeling, ook al voerde niet ieder groepslid steeds dezelfde taken uit en was niet steeds elk groepslid bij iedere inbraak aanwezig. Zo pleegden één of meerdere groepsleden de daadwerkelijke inbraak en stond een ander deel op de uitkijk of klaar met de vluchtauto om iedereen zo snel mogelijk van de plaats delict weg te krijgen. Voorafgaand, tijdens en na de inbraak hielden de verdachten veel telefonisch contact en voerden overleg, zo blijkt uit de tapgesprekken in het dossier. De gestolen goederen werden na een inbraak verkocht. Soms aan [verdachte] en soms aan anderen. Zo werd een televisie en laptop aan [verdachte] gekocht [44] en werd de buit van een andere inbraak ingeruild voor geld [45] . De buit werd vervolgens over degenen die deel hadden genomen aan de inbraak verdeeld, zo blijkt bijvoorbeeld uit een tapgesprek dat [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] voerde na de inbraak aan de [straat] . [46]
Rolverdeling
Uit de tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 1] een leidende rol had bij het plegen van de inbraken. Hij stuurde de anderen aan en regelde de verdeling van de buit. Ook is hij bij de meeste inbraken betrokken. [verdachte] had een faciliterende rol; hij stelde zijn huis ter beschikking, leende zijn auto uit aan de andere verdachten en kocht gestolen goederen op. De overige verdachten hadden een uitvoerende rol bij het plegen van de inbraken.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] . Met alle handelingen die hierboven omschreven zijn leverden alle verdachten, als lid van de organisatie, een wezenlijk aan het bereiken van het doel van de organisatie: het plegen van woninginbraken.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2. in de periode van 24 oktober 2019 tot en met 4 november 2019 te Zeist een laptop (merk: Pavilion), een televisie (merk: Samsung) en een digitale tv-ontvanger (merk: Sony) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. ( (zaak 35)
op 4 november 2019 te Zeist meerdere telefoons (o.a. merk/type: Apple iPhone 5 en/of 6) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. ( (zaak 39)
in de periode van 2 november 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist een kluis voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
8. ( (zaak 52)
in de periode van 24 oktober 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , en [medeverdachte 6] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van woninginbraken.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
2. opzetheling;
3. opzetheling;
4. opzetheling;
8. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte veel ernstige feiten heeft gepleegd. Verdachte ondersteunt en faciliteert de Koppelgroep, maar is ook hun afnemer. Zijn bijdrage vindt de officier van justitie dan ook kwalijk.
Omdat verdachte blind is, is een gevangenisstraf of een taakstraf praktisch onuitvoerbaar. De officier van justitie vindt daarom dat verdachte moet worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 412 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een geldboete van € 10.000,-. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moet volgens de officier van justitie een contactverbod met de medeverdachten worden verbonden.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte verzoekt om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de ernstige medische problemen van verdachte. Volgens de advocaat moet een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest worden opgelegd, met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf daarnaast.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van 97 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 2.500,-. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
9.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van goederen waarvan hij wist dat die uit een misdrijf verkregen waren en de deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij met het plegen van deze vermogensdelicten schade heeft veroorzaakt voor de slachtoffers. Als heler heeft hij de vraag naar gestolen goederen en daarmee het plegen van inbraken in stand gehouden. Daarnaast blijkt uit de dossier dat verdachte ook een initiërende rol heeft gehad bij het plegen van strafbare feiten. Zo belt hij een medeverdachte op met informatie vanuit het criminele circuit over een potentieel grote buit in een woning. Verdachte en de andere leden van de criminele organisatie hebben in en rondom Zeist bijgedragen aan een groot gevoel van onrust en onveiligheid. Dit alles betrekt de rechtbank strafverzwarend bij het bepalen van de straf.
Verdachte heeft op de zitting laten zien dat hij zich niet verantwoordelijk voelt voor zijn daden. Hij legt de schuld buiten zichzelf en marginaliseert zijn rol. Ook dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
9.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder heling. Omdat die veroordelingen meer dan 10 jaar geleden hebben plaatsgevonden, betrekt de rechtbank die veroordelingen niet bij het bepalen van de straf.
Adviezen van de reclassering
Verdachte heeft een gesprek gevoerd met M. de Jong van Reclassering Nederland. De Jong heeft een rapport over verdachte geschreven.
Bij de reclassering heeft verdachte het beeld geschetst van een kwetsbare man waar misbruik van wordt gemaakt. Dat staat recht tegenover het beeld van verdachte in het dossier en zijn soms explosieve en dreigende houding in gesprekken met de reclassering. Verdachte vindt hulp nodig, maar geeft niet concreet aan waarvoor hij hulp nodig heeft en houdt hulp in een vrijwillig kader af. De reclassering ziet om deze redenen geen mogelijkheden voor gedragsverandering of het beperken van de kans op herhaling van strafbare feiten. Daarom adviseert de reclassering om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
9.3.3
Conclusie
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 97 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 2.500,- passend. Aan het voorwaardelijke deel van de straf verbindt de rechtbank een contactverbod met alle medeverdachten.
De straf die de rechtbank oplegt is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot bewezenverklaring van minder feiten dan de officier van justitie komt.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen verbeurd moeten worden verklaard, omdat aannemelijk is dat deze geldbedragen zijn verdiend met het plegen van strafbare feiten.
10.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt de onder verdachte in beslag genomen goederen terug te geven aan verdachte.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen geldbedragen en de in beslag genomen auto van verdachte verbeurd verklaren. De geldbedragen zijn grotendeels uit baten van de strafbare feiten verkregen en de auto is door de criminele organisatie bij het plegen van de strafbare feiten gebruikt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 57, 140 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 1, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 2, 3, 4 en 8 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
 [medeverdachte 1] , geboren op [1999] ,
 [medeverdachte 5] , geboren op [1998] ,
 [medeverdachte 2] , geboren op [2001] ,
 [medeverdachte 6] , geboren op [1996] ,
 [medeverdachte 3] , geboren op [2001] ,
 [medeverdachte 4] , geboren op [1994] ,
te controleren door de politie.
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete ten bedrage van
€ 2.500,00(zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
o een geldbedrag (A.06.022.01)
o een geldbedrag (A.06.023)
o een geldbedrag (A.06.024)
o een auto (A.06.020)
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2021.
Mrs. J.G. van Ommeren en Y.M. Vanwersch zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. (zaak 31)
hij op of omstreeks 26 september 2019 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een of meerdere fietsen, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, een of meerdere goederen, te weten een laptop (merk: Pavilion, kleur: grijs), een televisie (merk: Samsung, kleur: grijs) en/of een digitale tvontvanger (merk: Sony, kleur: zwart) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

3. ( (zaak 35)
hij op of omstreeks 4 november 2019 te Zeist, een goed, te weten een of meerdere telefoons (o.a. merk/type: Apple iPhone 5 en/of 6) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
4. ( (zaak 39)
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een kluis (grijs), meerdere sieraden (o.a. oorbellen, ringen, kettingen, broches, armbanden), meerdere munten, een houten kistje en/of een grijze vuilniskliko heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
5. ( (zaak 41)
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een geldbedrag van 35000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [D] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
I. [medeverdachte 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 7 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een geldbedrag van 35000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [D] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 7 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (vooraf) inlichtingen te geven over de aanwezigheid van het weggenomen geldbedrag en/of opdracht te geven om dit geldbedrag uit deze woning weg te nemen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
6. ( (zaak 42)
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, een goed te weten een mobiele telefoon (merk/type: Apple iPhone 5s) (weggenomen bij een diefstal te Hoogstraten, België) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
7. ( (zaak 47)
hij op of omstreeks 4 november 2019 te Zeist, een goed, te weten een laptop (merk: Dell, kleur: grijs) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
8. ( (zaak 52)
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, althans in Nederland, een of meerdere malen heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: (onder andere) [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en/of [E] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van woninginbraken en/of het plegen van (andere) vermogensdelicten.
( art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna in dit vonnis wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnaam 033WING van 24 maart 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2001. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van relaas, p. 6-7.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1462.
6.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
7.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 233.
8.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 558
9.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 658.
10.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 21.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291-293; proces-verbaal van bevindingen, p. 370; proces-verbaal van bevindingen, p. 587-589.
12.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 377.
14.Proces-verbaal van de terechtzitting.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 224.
16.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 227.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 228.
18.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 251.
20.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 233.
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 304-305.
22.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 307-312.
23.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 352-356.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 360-362.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 366.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 370.
28.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 378.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 377.
30.Proces-verbaal van aangifte, p. 509.
31.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 523-525.
32.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 556.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 576.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 580-581.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 627.
36.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 558.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587-589.
38.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 571.
39.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 574.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 239-243; proces-verbaal van bevindingen, p. 291-293; proces-verbaal van bevindingen, p. 370; proces-verbaal van bevindingen, p. 587-589.
41.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 377.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1088-1089.
44.Zie bewijsstukken van de inbraak aan de [straat] .
45.Zie bewijsstukken van de inbraak aan de [straat] .
46.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 574.