ECLI:NL:RBMNE:2021:390

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
20/3162
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van aanvullende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na geweldsmisdrijf met psychische en fysieke letsels

In deze zaak heeft eiser verzocht om een aanvullende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, na slachtoffer te zijn geworden van een geweldsmisdrijf op 4 juni 2017. Eiser heeft verschillende steekwonden opgelopen en heeft aanvankelijk een uitkering van € 2.500,- ontvangen, waarbij zijn letsel in categorie 2 was ingedeeld. Eiser heeft op 15 maart 2019 een aanvullende uitkering aangevraagd, omdat hij van mening was dat zijn letsel in een hogere categorie moest worden ingedeeld. Het primaire besluit van verweerder om deze aanvraag af te wijzen, werd in bezwaar herroepen, waarbij het letsel van eiser in categorie 3 werd ingedeeld en een aanvullende uitkering werd toegekend.

Eiser was echter niet tevreden met deze beslissing en stelde dat ook zijn psychische klachten, die voortvloeiden uit het geweldsmisdrijf, in de beoordeling meegenomen moesten worden. Tijdens de hoorzitting gaf eiser aan niet in behandeling te zijn voor zijn psychische klachten, maar later bleek dat hij op 12 februari 2020 een behandeling bij een psycholoog was gestart. De rechtbank oordeelde dat er op het moment van het bestreden besluit geen aanleiding was om het psychische letsel mee te wegen, aangezien eiser dit niet eerder had aangegeven.

De rechtbank concludeerde dat de indeling van het fysieke letsel in categorie 3 juist was en dat er geen medische onderbouwing was voor een hogere indeling. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn psychische letsel in categorie 4 thuishoorde, aangezien hij nog geen jaar in behandeling was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H.K.M. Timmermans).

Procesverloop

In het besluit van 9 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een aanvullende uitkering afgewezen.
In het besluit van 14 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiser aanvullend op de eerder aan hem verstrekte uitkering nog € 2.500,- ontvangt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep bij de rechtbank Gelderland ingediend. Omdat een werknemer van de rechtbank Gelderland betrokken is geweest bij het opstellen van het bestreden besluit, heeft deze rechtbank de behandeling van het beroep overgedragen aan de rechtbank Midden-Nederland.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2020 via een Skypebeeldverbinding. Eiser is verschenen en werd bijgestaan door gezondheidspsycholoog drs. [gezondheidspsycholoog]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiser is op 4 juni 2017 slachtoffer geworden van een geweldsmisdrijf. Hij is aangevallen met een mes en heeft daarbij verschillende steekwonden opgelopen. Het gevolg van deze aanval is dat hij ernstig letsel heeft opgelopen aan zijn hand. Eiser heeft daarom op 19 maart 2018 verzocht om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Hij heeft zo’n uitkering ook gekregen. Verweerder heeft het fysieke letsel dat eiser heeft opgelopen in het begin ingedeeld in categorie 2 en hem een bedrag van € 2.500,- uitgekeerd.
Eiser heeft op 15 maart 2019 om een aanvullende uitkering gevraagd, omdat het letsel aan zijn hand blijvend is en dat indeling in een hogere schadecategorie rechtvaardigt. Verweerder heeft in het primaire besluit de uitkering eerst afgewezen, maar in bezwaar heeft hij het letsel van eiser alsnog ingedeeld in categorie 3. Daarom is de aanvullende uitkering aan eiser toegekend.
Eiser is het met dit besluit niet eens. Hij vindt dat verweerder ten onrechte alleen heeft gekeken naar het fysieke letsel dat hij heeft opgelopen en voorbij is gegaan aan het psychisch leed dat hem ook is aangedaan. Het geweldsincident heeft zich voor zijn woning afgespeeld en dat maakt dat hij zich erg onveilig voelt. De daders zijn nog steeds niet bestraft, wat het gevoel van onveiligheid alleen maar vergroot. Ter onderbouwing van zijn psychische gesteldheid heeft eiser een psychologisch verslag overgelegd van 17 oktober 2020 van zijn behandelaar [gezondheidspsycholoog]. Deze heeft bij eiser een posttraumatische stress-stoornis, depressieve stoornis en agorafobie vastgesteld.
De fysieke littekens herinneren eiser verder dagelijks aan de aanslag. Hij zal hier levenslang last van hebben en dat rechtvaardigt volgens hem ook een hogere uitkering dan hij nu heeft ontvangen.
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) bepaalt dat uit het fonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter heeft verweerder bij het toekennen van zo’n uitkering beslissingsruimte. [1] Verweerder heeft beleid gemaakt dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel) en de Letsellijst. Dit beleid heeft hij gepubliceerd op zijn website. Volgens paragraaf 1.2.2 van de toepasselijke Beleidsbundel van 1 juli 2019 heeft verweerder medische informatie nodig om het letsel te kunnen beoordelen. Voor sommige misdrijven wordt zonder medische informatie aangenomen dat zij een grote impact hebben op het slachtoffer en wordt een uitkering toekend. In welke gevallen dat is, staat op de Letsellijst. De Letsellijst geeft ook richtlijnen voor het antwoord op de vraag welk fysiek en psychisch letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om een uitkering te rechtvaardigen.
5. De aanvraag die eiser op 15 maart 2019 heeft ingediend ging alleen over zijn recht op een aanvullende uitkering voor het fysieke letsel dat hij heeft opgelopen. Dat blijkt uit de bewoordingen van deze aanvraag. De rechtbank moet dus beoordelen of eiser vanwege dit letsel op het moment dat het bestreden besluit werd genomen recht had op een hogere uitkering dan verweerder hem heeft toegekend. Dit wordt de ex-tunc toetsing in beroep genoemd en betekent dus dat gekeken wordt naar de situatie op het moment waarop de beslissing op bezwaar werd genomen.
6. Het fysieke letsel dat eiser heeft opgelopen is door verweerder ingedeeld in categorie 3, omdat de medisch adviseur die categorie in zijn advies van 14 november 2019 heeft geadviseerd. De medisch adviseur heeft de brief van de plastisch chirurg van eiser van 11 november 2019 bij zijn beoordeling betrokken. De rechtbank ziet niet waarom deze indeling in letselcategorie 3 onjuist zou zijn. Het letsel dat eiser aan zijn hand heeft opgelopen valt namelijk aan te merken als een ‘klauwhand’ en valt daarmee in categorie 3 van de letsellijst. Op de letsellijst wordt een klauwhand genoemd als letsel in categorie 3.
7. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij vindt dat het fysieke letsel toch had moeten worden ingedeeld in categorie 4. Op de letsellijst staat echter beschreven dat letsel aan de hand pas ingedeeld wordt in categorie 4 als het gaat om het functioneel verlies van een hand. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser door het geweldsmisdrijf zijn hand helemaal niet meer kan gebruiken en dat zijn letsel dus in categorie 4 thuishoort. Hij heeft daarvoor ook geen medische onderbouwing gegeven. De beroepsgrond van eiser slaagt dus niet.
8. Eiser heeft pas in beroep verder duidelijk gemaakt dat hij vindt dat verweerder het psychische letsel dat hij ook heeft opgelopen als gevolg van het geweld had moeten meenemen bij zijn besluitvorming. Hij heeft verwezen naar de informatie van zijn behandelaar [gezondheidspsycholoog].
9. De rechtbank geeft eiser hierin ook geen gelijk. Tijdens de hoorzitting van 10 januari 2020 is aan eiser expliciet gevraagd of hij in behandeling was voor zijn psychische klachten. Eiser zei toen dat hij niet in behandeling was en dat hij ook niet over zijn problemen wilde praten. In beroep is gebleken dat eiser toch op 12 februari 2020 een behandeling bij een psycholoog is gestart. Dit is dus pas nádat verweerder het bestreden besluit heeft genomen. Op het moment van het bestreden was er geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder ook het psychische letsel van eiser moest onderzoeken. De aanvraag wees daar ook niet op.
10. Daarbij is verder van belang dat eiser al een uitkering heeft gekregen in de categorie 3. Dit betekent dat een aanvullende uitkering pas gegeven kan worden als het psychische letsel dat eiser heeft, moet worden ingedeeld in categorie 4. In de letsellijst staat bij letselcategorie 4 omschreven dat het moet gaan om een situatie waarin een hulpverlener, die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, een diagnose heeft gesteld en dat er een behandeling is gevolgd waarbij de doelen niet binnen een jaar zijn behaald. Het kan ook gaan om herhaalde behandelingen over jaren (inclusief crisisopnames en/of klinische behandeltrajecten en/of intensieve ambulante multidisciplinaire begeleiding) die ieder korter dan een half jaar duurden. Het psychisch letsel leidt tot langdurige afhankelijkheid.
Het letsel van eiser valt gelet op deze beschrijving niet in te delen in categorie 4, alleen al omdat eiser nog geen jaar in behandeling is bij de psycholoog.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken op 29 januari 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deuitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4294).