ECLI:NL:RVS:2019:4294

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
201902710/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 maart 2019 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. [Appellante] had een aanvraag ingediend voor een uitkering van € 1.000,00 uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, na een mishandeling op 4 november 2017. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) kende deze uitkering toe, maar classificeerde het letsel in letselcategorie 1, wat betekent dat het letsel niet als ernstig genoeg werd beschouwd voor een hogere uitkering. De rechtbank oordeelde dat de CSG zich in redelijkheid op dit standpunt had kunnen stellen, omdat er geen bewijs was van blijvend fysiek letsel en de psychische klachten niet voldoende waren onderbouwd met medische informatie.

In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de CSG zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat haar een uitkering toekomt in letselcategorie 1. [Appellante] stelt dat haar letsel ernstiger is en dat zij recht heeft op een uitkering in letselcategorie 2. De Raad van State bevestigt echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de CSG terecht heeft geoordeeld dat het letsel niet zodanig ernstig is dat dit aanleiding geeft tot het toekennen van een uitkering in een hogere letselcategorie. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over de ernst van haar letsel.

De uitspraak van de Raad van State bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201902710/1/A2.
Datum uitspraak: 18 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2019 in zaak nr. 18/5959 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2018 heeft de CSG aan [appellante] een uitkering van € 1.000,00 uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) toegekend.
Bij besluit van 2 juli 2018 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2019, waar de CSG, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van de Weerd, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    De CSG kent uit het schadefonds onder meer uitkeringen toe aan een ieder die door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen.
1.1.    [appellante] heeft op 7 februari 2018 een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds ingediend bij de CSG in verband met een mishandeling op 4 november 2017. Zij heeft als gevolg daarvan letsel aan haar keel en stembanden, alsmede psychisch letsel opgelopen, aldus [appellante]. Bij het besluit van 20 februari 2018 heeft de CSG aan [appellante] een uitkering toegekend gebaseerd op letselcategorie 1 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst). Aan dit besluit, gehandhaafd bij het besluit van 2 juli 2018, heeft de CSG ten grondslag gelegd dat de toedracht van de mishandeling aanleiding gaf om deze uitkering toe te kennen. Uit de door [appellante] overgelegde medische informatie blijkt niet dat sprake is van ernstig lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: de Wsg) en het beleid van de CSG. Het psychische letsel kan niet worden beoordeeld omdat [appellante] hierover geen medische informatie heeft overgelegd, aldus de CSG.
De uitspraak van de rechtbank
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de CSG zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellante] een uitkering toekomt in letselcategorie 1. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat uit de door [appellante] overgelegde stukken niet blijkt dat zij blijvend fysiek letsel heeft overgehouden aan de mishandeling. Voor zover [appellante] stelt psychische klachten te hebben die ernstiger zijn dan categorie 1, heeft de rechtbank overwogen dat [appellante] deze stelling niet heeft onderbouwd met (medische) stukken. [appellante] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het opgelopen letsel dusdanig is dat een uitkering uit een hogere letselcategorie gerechtvaardigd is, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de CSG zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat haar een uitkering toekomt in letselcategorie 1. Zij voert hiertoe aan dat de CSG haar een uitkering had moeten toekennen behorend bij letselcategorie 2 omdat zowel de schade aan haar stembanden als haar psychisch letsel ernstiger is dan het letsel behorend bij categorie 1.
3.1.    Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg luidt: "Uit het fonds kunnen uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen."
3.2.    De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in beleid. Dit beleid is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: Beleidsbundel) en de Letsellijst. Volgens paragraaf 1.2.1 van de toepasselijke Beleidsbundel van 1 mei 2018 merkt de CSG letsel aan als ernstig indien het langdurige of blijvende ernstige medische gevolgen heeft. Volgens paragraaf 1.2.2 van de Beleidsbundel heeft de CSG medische informatie nodig om het letsel te kunnen beoordelen.
Volgens paragraaf 1.2.4 van de Beleidsbundel kan de CSG op basis van de toedracht van het geweldsmisdrijf zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel vooronderstellen. Het gaat om een aantal geweldsmisdrijven, die op zichzelf zo ernstig zijn, dat ze vrijwel altijd een grote impact zullen hebben op het slachtoffer.
3.3.    De CSG heeft de Letsellijst ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie te kunnen indelen. Deze Letsellijst geeft richtlijnen voor het antwoord op de vraag welk fysiek en psychisch letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt in de zin van de Wsg om een uitkering te rechtvaardigen. Volgens de toepasselijke Letsellijst van 1 mei 2018 valt fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en/of enige afhankelijkheid langer dan zes weken, onder letselcategorie 1. Onder letselcategorie 2 valt fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en afhankelijkheid, die naar de aard en gevolgen ernstiger zijn dan letselcategorie 1, of waarbij sprake is van blijvende niet-hinderlijke beperkingen.
De Letsellijst geeft een indicatie bij welke geweldsmisdrijven de CSG zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie daarbij past. Of ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld en welke letselcategorie hierbij past, bepaalt de CSG op basis van de omstandigheden van het geval.
3.4.    De CSG heeft in dit geval geoordeeld dat het daadwerkelijk opgelopen letsel niet als ernstig lichamelijk of psychisch letsel kan worden aangemerkt, maar dat ernstig psychisch letsel in letselcategorie 1 wordt voorondersteld omdat de toedracht van de mishandeling, het dichtknijpen van de keel, daartoe aanleiding gaf.
Ter beoordeling ligt voor of de CSG zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het lichamelijke en/of psychische letsel niet zodanig ernstig is dat dit aanleiding geeft tot het toekennen van een uitkering behorend bij een hogere letselcategorie dan categorie 1.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat uit de brief van 2 januari 2018 van de KNO-polikliniek van het Maasstad Ziekenhuis en het verslag van de radioloog van 3 september 2018 niet blijkt dat sprake is van blijvend fysiek letsel. De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat de CSG zich op het standpunt mocht stellen dat uit deze stukken niet kan worden afgeleid dat het letsel aan de stembanden zodanig ernstig is dat dit aanleiding geeft voor indeling in een hogere letselcategorie. De rechtbank heeft verder met juistheid overwogen dat [appellante] de door haar gestelde psychische klachten niet heeft onderbouwd met (medische) stukken. Hoewel [appellante] in haar hogerberoepschrift heeft aangekondigd met nader bewijs te komen, heeft zij geen nadere bewijsstukken ingebracht.
Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de CSG zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellante] een uitkering toekomt in letselcategorie 1.
Het betoog faalt.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019
480-902.