ECLI:NL:RBMNE:2021:3893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
16.264544.19 en 16.098928.21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens afpersing, inbraken en deelname aan criminele organisatie

In deze strafzaak is verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, inbraken en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte samen met anderen vier mensen heeft afgeperst en in een korte periode van tien dagen meerdere inbraken heeft gepleegd. De feiten vonden plaats in en rondom Zeist, waar verdachte deel uitmaakte van een groep die in wisselende samenstelling opereerde. De rechtbank heeft de rechtszaak openbaar behandeld en de verdachte was aanwezig tijdens de inhoudelijke behandeling. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere tapgesprekken en getuigenverklaringen zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte een leidende rol had binnen de criminele organisatie en dat hij verantwoordelijk was voor de gepleegde feiten. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met een vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van vijf jaar, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.264544.19 en 16.098928.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaken tegen verdachte hebben in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 14 februari 2020, 16 april 2020, 23 maart 2021, 21 mei 2021 en 13 juli 2021. Op 13 juli zijn de zaken inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 5 augustus 2021 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. Y. Moszkowicz en de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman. Ook heeft de rechtbank gesproken met en geluisterd naar de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [medewerker slachtofferhulp] van Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlasteleggingen, die als bijlage zijn opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16.264544.19
1. op 24 maart 2019 in Zeist [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
en/of
op die datum en in die plaats een gokkast van de [café] heeft vernield;
2. tussen 15 april 2019 en 16 juni 2019 in Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 3] (onder bedreiging) met geweld heeft gedwongen telefoonabonnementen af te sluiten;
3. op 26 september 2019 in Den Haag samen met anderen fietsen in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die fietsen van een misdrijf afkomstig waren;
4. op 24 oktober 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij een laptop, televisie en digitale tv-ontvanger zijn weggenomen (
primair),
dan welop die datum en in die plaats de genoemde goederen in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die goederen van een misdrijf afkomstig waren (
subsidiair);
5. op 25 oktober 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij een tablet, computers, een koptelefoon, een luidspreker, twee jassen, een rugzak en sieraden zijn weggenomen;
6. tussen 25 en 27 oktober 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij computers, telefoons, een camera, een kunstbeeld, een portemonnee, spaarpotten, sieraden, geld, een headset/oortjes, een sporttas, een kniebeschermer en een ID-kaart zijn weggenomen (
primair),
dan welin die periode en plaats heeft geholpen bij genoemde inbraak (
subsidiair);
7. op 29 oktober 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft geprobeerd in te breken aan de [adres] (
primair),
dan welop die datum en in die plaats heeft geholpen bij genoemde inbraak (
subsidiair);
8. op 28 oktober 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij geld, een laptop, een telefoon, een spelcomputer, parfums en sieraden zijn weggenomen (
primair),
dan welop die datum en in die plaats heeft geholpen bij genoemde inbraak (
subsidiair);
9. op 31 oktober 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft geprobeerd in te breken aan de [adres] ;
10. op 2 november 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij een kluis, sieraden, munten, een houten kistje en een kliko zijn weggenomen (
primair),
dan welop die datum en in die plaats voornoemde goederen in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die goederen van een misdrijf afkomstig waren (
subsidiair);
11. tussen 7 en 13 februari 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij een geldbedrag van € 35.000,- is weggenomen;
12. tussen 1 februari en 7 november 2019 in Zeist samen met anderen [benadeelde 3] (onder bedreiging) met geweld heeft gedwongen tot het afgeven van geldbedragen;
13. op 1 oktober 2019 in Odijk samen met anderen heeft ingebroken aan de [adres] , waarbij tablets, een zonnebril en een horloge zijn weggenomen (
primair),
dan welop die datum en in die plaats genoemde tablets in bezit heeft gehad, terwijl hij wist of moest weten dat die van een misdrijf afkomstig waren;
14. in de periode van 24 februari 2019 en 4 november 2019 in Zeist samen met anderen een criminele organisatie heeft gevormd, die het plegen van woninginbraken en andere vermogensdelicten tot doel had;
15. tussen 27 november en 24 december 2020 in Zeist samen met anderen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (onder bedreiging) met geweld heeft gedwongen tot het afgeven van meerdere geldbedragen;
16.098928.21
1. tussen 27 november en 24 december 2020 in Zeist samen met anderen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (onder bedreiging) met geweld heeft gedwongen tot het afgeven van meerdere geldbedragen.
3 INLEIDING [1]
Al vanaf eind 2018 vinden in de gemeente Zeist verschillende incidenten plaats. De politie vermoedde dat de jeugdige ‘Koppelgroep’ daarvoor verantwoordelijk was. De politie kreeg meerdere meldingen over afpersingen en geweldshandelingen door deze groep. De groep zou voor veel overlast zorgen in de horeca en op verschillende scholen in (voornamelijk) ZeistWest. In de meldingen wordt [verdachte] genoemd als leider van de groep. Ook de namen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden in meldingen genoemd.
De politie besluit daarop in oktober 2019 het onderzoek ‘033Wing’ te starten. Het onderzoek richtte zich op dat moment op de afpersingen die [verdachte] (met anderen) mogelijk gepleegd zou hebben. De politie heeft toen, na bevel daartoe van de rechter-commissaris, de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 2] afgeluisterd. Uit de tapgesprekken bleek volgens de politie dat [verdachte] en [medeverdachte 2] zich bezighielden met woninginbraken met (onder andere) de volgende personen: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Later werd ook [medeverdachte 6] door de politie als één van de daders van de woninginbraken geïdentificeerd en als verdachte aangemerkt. Binnen twee weken luisterde de politie met meerdere gesprekken mee die over inbraken leken te gaan. De politie verbond de verdachten op grond van die tapgesprekken aan in ieder geval acht inbraken of pogingen daartoe. Door de hoeveelheid inbraken in een korte tijd, besloot het openbaar ministerie tot aanhouding van verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Later werd ook [medeverdachte 6] aangehouden. [2]
De verdachten zijn daarna in bewaring gesteld door de rechter-commissaris voor verschillende inbraken. Verdachte [verdachte] werd op dat moment van zeven inbraken verdacht. Die verdenking is bij de raadkamer gevangenhouding uitgebreid naar acht inbraken. Voor die acht inbraken is [verdachte] bij de eerste pro forma-zitting op 14 februari 2020 ook gedagvaard (een dagvaarding op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering). De officier van justitie heeft op die zitting aangegeven dat het onderzoek op dat moment nog niet afgerond was en een definitieve tenlastelegging nog zou volgen. Op 9 april 2020 heeft de vorige advocaat van verdachte, mr. K. Karakaya, onderzoekswensen ingediend op grond van de uitgebreide dagvaarding. Deze dagvaarding is per email voorafgaand aan de zitting van 16 april 2020 door de officier van justitie aan de advocaat verstrekt. Voor de zitting van 16 april 2020 was de definitieve tenlastelegging gereed. De rechtbank heeft beslist op de vordering nadere omschrijving ex artikel 314a Sv, maar in het proces-verbaal van de zitting is abusievelijk opgenomen dat is beslist op de (niet aanwezige) vordering wijziging tenlastelegging. Dat is deels veroorzaakt door het bijzondere karakter van de zitting van 16 april 2020: door het coronavirus was de rechtbank vrijwel gesloten, konden verdachten en advocaten niet of nauwelijks naar de rechtbank komen en werd zoveel mogelijk buiten zitting om schriftelijk afgedaan, waarbij de nadruk sterk lag op de onderzoekswensen en de nog bestaande voorlopige hechtenis.
De voorlopige hechtenis van verdachte is vanaf 22 april 2020 geschorst. Die schorsing is op 30 december 2020 weer opgeheven, omdat verdachte toen verdacht werd van een nieuw strafbaar feit. Voor dat feit is verdachte onder parketnummer 16.098928.21 gedagvaard en later is dat als vijftiende feit toegevoegd aan de tenlastelegging van de zaak met parketnummer 16.264544.19.

4.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
4.1
Het standpunt van de advocaat
Volgens de advocaat is de dagvaarding gedeeltelijk ongeldig. Allereerst omdat onduidelijk is wat met ‘andere vermogensdelicten’ zoals ten laste is gelegd onder feit 14 wordt bedoeld. Daarnaast is de dagvaarding volgens de advocaat ongeldig voor wat betreft zeven feiten die bij een vordering wijziging tenlastelegging zijn toegewezen door de rechtbank op de zitting van 16 april 2020. Volgens de advocaat kan de bespreking vandaag enkel gaan om de acht feiten waarvoor verdachte voor de zitting van 14 februari 2020 is gedagvaard. Nieuwe feiten mogen namelijk niet via een vordering wijziging tenlastelegging aan de dagvaarding worden toegevoegd. Tot slot moet de officier van justitie volgens de advocaat niet-ontvankelijk worden verklaard in de zaak met parketnummer 16.098928.21, omdat op de tenlastelegging in die zaak een feit staat dat ook op de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 16.264544.19 staat.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is de dagvaarding wel geldig. De dagvaarding moet gelezen worden tegen de achtergrond van het dossier. Daarmee is voor verdachte duidelijk waartegen hij zich moet verdedigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt over de verweren van de advocaat het volgende.
Nietigheid dagvaarding door onderdeel ‘andere vermogensdelicten’
Met de officier van justitie is de rechtbank het eens dat de tenlastelegging gelezen moet worden tegen de achtergrond in het dossier. In het dossier worden verschillende woninginbraken, helingen en afpersingen besproken. Die delicten bestaan er in de kern uit dat vermogen van een ander wordt afgenomen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende duidelijk was wat met ‘vermogensdelicten’ werd bedoeld en dus waar de verdediging zich op de zitting tegen moest verdedigen.
Gedeeltelijke nietigheid dagvaarding door toevoeging feiten
Hierboven heeft de rechtbank in de inleiding beschreven hoe de start van onderzoek Wing is verlopen. Toen de politie door de inhoud van de tapgesprekken vermoedde dat verdachte zich in georganiseerd verband met het plegen van woninginbraken bezighield, is verdachte daarvoor aangehouden en voor die feiten in voorarrest genomen. Op dat moment was het onderzoek nog in volle gang. Vervolgens is de gevangenhouding bevolen voor acht inbraken. Op grond van artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is vervolgens een dagvaarding uitgebracht die alleen de opgave van de feiten in het bevel gevangenhouding bevatte. Uit het proces-verbaal van de zitting van 14 februari 2020 blijkt dat het einddossier op dat moment nog niet gereed was en het onderzoek dus nog liep. De verdediging had er rekening mee moeten houden dat daarna nog nieuwe feiten aan de tenlastelegging zouden kunnen worden toegevoegd. De officier van justitie heeft vervolgens de tenlastelegging met daarop de vijftien feiten waar verdachte uiteindelijk van verdacht werd verspreid. De vorige advocaat van verdachte heeft daarmee – tegen de achtergrond van de op dat moment bijzondere situatie door de uitbraak van het coronavirus – ingestemd en naar aanleiding van die tenlastelegging zijn onderzoekswensen ingediend. Het was de verdediging dus volstrekt duidelijk dat op de zitting vijftien tenlastegelegde feiten zouden worden besproken, dit is in overleg met de verdediging gegaan en de verdediging is ook daadwerkelijk gevoerd ten aanzien van al deze feiten. Dat de huidige advocaat – anders dan de toenmalige advocaat – niet met deze gang van zaken zou hebben ingestemd, maakt dat niet anders.
De rechtbank constateert dat de aanvullende tenlastelegging op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering had moeten worden toegewezen en niet alsof het een vordering wijziging tenlastelegging betrof. Gelet op wat hiervoor is besproken is de rechtbank echter van oordeel dat verdachte daardoor niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om terug te komen op eerdere beslissingen en verwerpt het verweer van de advocaat.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie voor parketnummer 16.098928.21
Met de advocaat is de rechtbank het eens dat het openbaar ministerie gedeeltelijk nietontvankelijk moet worden verklaard (wat betreft feit 15) in de zaak met parketnummer 16.264544.19, aangezien als feit 15 op de tenlastelegging in die zaak een feit staat dat ook op de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 16.098928.21 staat.
Conclusie over de voorvragen
De rechtbank concludeert dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie verdachte mag vervolgen en er geen redenen zijn om de vervolging uit te stellen.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, met uitzondering van de bedreigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1) en de poging tot inbraak aan de [straat] (feit 7).
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
5.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Voor zover relevant worden de standpunten van de advocaat verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Algemene opmerkingen over het bewijs
Tijdens het onderzoek werden de telefoonnummers waarvan de politie vermoedde dat die in gebruik waren bij de verdachten getapt. Volgens de politie maakte [verdachte] gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [3] Dat telefoonnummer is door [A] , de moeder van [verdachte] , gebeld. In dat gesprek zegt de moeder van [verdachte] tegen de gebruiker van het telefoonnummer dat ze wil dat hij terugkomt naar huis. [4] Daarnaast wordt de gebruiker van het telefoonnummer in een tapgesprek ‘ [verdachte] ’ genoemd. [5] Opvallend is bovendien dat wanneer in tapgesprekken met het genoemde telefoonnummer over bepaalde zaken wordt gesproken, die zaken vervolgens ook te zien zijn op verschillende camerabeelden. Zo zegt de gebruiker van het telefoonnummer in een telefoongesprek met [medeverdachte 3] op 24 oktober 2019 om 20.57 uur dat hij een ‘dikke TV’ voor [medeverdachte 3] heeft en dat hij naar [medeverdachte 3] toekomt. [medeverdachte 3] zegt dat ze niet met de lift moeten gaan maar met de trap. Iemand anders zegt dat iemand op één hoog moet gaan staan en dat iemand hem dan kan geven en ze dan verder met de trap naar boven moeten gaan. [6] Op de camerabeelden van flat [nummer] aan de [straat] , waar [medeverdachte 3] woont, is te zien dat op 24 oktober 2019 om 20.59 uur een auto aangereden komt. Twee jongens gaan in gesprek met iemand in een auto. Die jongens lopen vervolgens de flat in en gaan met de trap omhoog. Om 21.01 uur komt [verdachte] aanlopen. Hij kijkt om naar iemand op de eerste verdieping en steekt naar diegene zijn duim op. [7] In een tapgesprek van 25 oktober 2019 om 16.09 uur spreekt [medeverdachte 1] met de gebruiker van het hierboven genoemde telefoonnummer. In dat gesprek zegt [medeverdachte 1] dat ze gelijk dingen gaan zoeken. De gebruiker van het telefoonnummer zegt dat hij eerst de scooter ergens anders gaat parkeren. [8] Op de camerabeelden van flat [nummer] aan de [straat] is te zien dat [verdachte] op 25 oktober 2019 om 16.00 uur op een scooter komt aangereden. Om 16.04 uur rijdt [verdachte] samen met [medeverdachte 1] weg. [9]
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande vanuit dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De advocaat van verdachte heeft verzocht om de tolk die heeft vastgesteld dat verdachte dezelfde stem heeft als de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] , te horen als getuige indien de rechtbank dat telefoonnummer aan verdachte koppelt. Nu de rechtbank op grond van andere feiten en omstandigheden tot de conclusie komt dat verdachte de gebruiker van het telefoonnummer was, wijst de rechtbank dat verzoek af.
De rechtbank zal verder in dit vonnis naar dat telefoonnummer refereren als ‘het telefoonnummer van [verdachte] ’.
5.3.2
Vormverzuimen
Opname telecommunicatie onder ander parketnummer
De advocaat wijst erop dat het bevel om de telecommunicatie van verdachte op te nemen onder het parketnummer 16-706254-19 is afgegeven. Het bevel is dus niet afgegeven in het strafrechtelijk onderzoek naar verdachte. Volgens de advocaat had het Openbaar Ministerie de afgeluisterde gesprekken dan ook niet in het dossier van dit onderzoek mogen opnemen.
De officier van justitie heeft op de zitting uitgelegd dat het genoemde parketnummer een zogenaamd ‘BOB-parketnummer’ is. Zo’n parketnummer wordt aangemaakt als dwangmiddelen moeten worden ingezet in een zaak die nog geen parketnummer heeft, zoals in deze zaak het geval was. Het bevel om de telecommunicatie van verdachte op te nemen is volgens de officier van justitie dus wel afgegeven in dit onderzoek.
De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid van de uitleg van de officier van justitie te twijfelen. De rechtbank verwerpt het verweer van de advocaat dan ook.
Bevel telefoontap ten onrechte verleend?
De advocaat bepleit dat de rechter-commissaris ten onrechte een bevel tot opnemen telecommunicatie (telefoontap) heeft afgegeven omdat op het moment van het verlenen van het bevel verdachte slechts verdacht werd van feit 2 (afpersing [slachtoffer 3] ) en die verdenking was niet sterk. Het Openbaar Ministerie heeft in de aanvraag van de machtiging ten onrechte artikel 140 Sr (deelname aan een crimineel samenwerkingsverband) genoemd omdat op dat moment die verdenking er nog niet lag. Die verdenking is pas ontstaan nadat de telefoons van verdachte en zijn medeverdachte werden getapt. Nu de rechter-commissaris ten onrechte de machtiging heeft verleend, moeten alle telefoontaps van het bewijs worden uitgesloten. Als de rechtbank daar niet in meegaat, vindt de advocaat dat deze taps slechts gebruikt kunnen worden voor feit 2.
Ingevolge artikel 126m Sv kan de officier van justitie, na een schriftelijke machtiging daartoe van de rechter-commissaris, bevelen dat telefoongesprekken worden opgenomen indien sprake is van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert.
Het staat dus in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 126m Sv. De rechter-commissaris moet vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling, in een geval als het onderhavige waarin de rechter-commissaris tevoren een machtiging heeft verstrekt, een beantwoording in van de vraag of de rechter-commissaris
in redelijkheidtot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is.
Anders dan de advocaat stelt, is het bevel dus niet ‘slechts’ verleend op basis van één aangifte. De rechtbank ziet verder ook geen onregelmatigheid met betrekking tot het verlenen van het bevel en verwerpt het verweer van de advocaat.
Overhevelen informatie uit ander strafrechtelijk onderzoek
De advocaat wijst er ook op dat in het onderzoek Wing informatie is gevoegd uit een ander strafrechtelijk onderzoek, zonder dat in het dossier toestemming van de officier van justitie die het andere onderzoek leidt is te vinden. Dat is volgens de advocaat wel vereist. Dat dezelfde officier van justitie beide onderzoeken leidt, doet daar volgens de advocaat niet aan af. Dan had de officier zichzelf maar schriftelijk toestemming moeten geven.
De officier van justitie vindt dat geen schriftelijke toestemming hoeft te worden gegeven als dezelfde officier van justitie twee onderzoeken leidt. Voor zover de rechtbank daar anders over denkt, geeft hij aan dat hij zichzelf toestemming heeft gegeven en dat eventueel schriftelijk kan bevestigen.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de ‘toestemming’ als bedoeld in artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering geen wettelijk schriftelijkheidsvereiste bestaat, zoals door de advocaat is bepleit. Dat maakt dat de officier van justitie van het ene strafrechtelijke onderzoek mondeling of impliciet kan bepalen (‘toestemming kan geven’) dat informatie als bedoeld in artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering uit dat onderzoek wordt gedeeld met de officier van justitie van een ander strafrechtelijk onderzoek om daarin te gebruiken. In dit geval doet zich de bijzondere omstandigheid voor dat
dezelfdeofficier van justitie
dezelfdeonderzoeken leidde van waaruit informatie met elkaar is gedeeld. Dat hij zichzelf (impliciet) toestemming heeft verleend voor het gebruik van deze informatie, ligt in die bijzonderheid besloten. Het zou bijzonder onpraktisch en te formalistisch zijn als een officier van justitie in zo’n geval formeel toestemming aan zichzelf moet verlenen om informatie uit het ene onderzoek over te hevelen naar het andere onderzoek en dit volgt ook niet uit het wettelijk systeem. De rechtbank verwerpt het verweer van de advocaat dan ook.
Verkrijging historische verkeersgegevens in strijd met Europees recht
De advocaat stelt dat de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte in strijd met het Unierecht zijn verkregen. In het
Prokuratuur-arrest [10] heeft het Europese Hof van Justitie (hierna: ‘HvJ EU’) bepaald dat verkeers- en locatiegegevens van telecommunicatieaanbieders slechts toegankelijk mogen worden gemaakt indien het gaat om procedures ter bestrijding van zware criminaliteit en procedures ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid. Daarvan is volgens de advocaat geen sprake, tegen verdachte was op dat moment slechts door [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een relatief onschuldig vergrijp. Daarnaast moet volgens dat arrest de toegang tot zulke verkeers- en locatiegegevens worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Ook daaraan is volgens de advocaat niet voldaan.
De advocaat concludeert dat de historische verkeersgegevens moeten worden uitgesloten van het bewijs, dan wel dat over moet worden gegaan tot strafvermindering.
De officier van justitie geeft aan dat de vordering tot verstrekking van de historische verkeersgegevens in overeenstemming met het Nederlands recht, namelijk op grond van artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering, zijn gedaan. Hij stelt primair dat geen sprake is van een vormverzuim. Volgens de officier van justitie heeft het
Prokuratuur-arrest alleen betrekking op verkeers- en locatiegegevens die op grond van een wettelijke bewaarplicht door de aanbieder worden bewaard en heeft het arrest geen gevolgen voor de Nederlandse rechtspraktijk. De Nederlandse Wet Bewaarplicht is namelijk op 11 maart 2015 door de kortgedingrechter in Den Haag buiten werking gesteld. Subsidiair stelt de officier van justitie dat het verzuim niet zo ernstig is dat de historische verkeersgegevens moeten worden uitgesloten van het bewijs. Als sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM, betekent dat niet automatisch dat ook sprake is van een schending van artikel 6 EVRM. Volgens de officier van justitie kan de rechtbank het bij een constatering van het verzuim laten.
De rechtbank verwerpt allereerst de stelling van de officier van justitie dat de in het
Prokuratuur-arrest bedoelde richtlijn geen betekenis heeft voor het Nederlandse recht. Het doel van de richtlijn is de bescherming van de gegevens van gebruikers van elektronische communicatiediensten. In dat kader wordt in artikel 15 van de richtlijn geregeld onder welke voorwaarden autoriteiten toegang kunnen krijgen tot deze gegevens voor, onder andere, de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daartoe mogen de lidstaten onder bepaalde voorwaarden ook een wettelijke bewaarplicht instellen. Het ontbreken van deze bewaarplicht in Nederland doet echter niet af aan de regels van de richtlijn over de toegang tot gegevens van gebruikers.
Procedure ter bestrijding van zware criminaliteit of ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid?
Anders dan de advocaat is de rechtbank van oordeel dat de historische verkeersgegevens wel zijn opgevraagd in een procedure ter bestrijding van zware criminaliteit. Zoals uit de inleiding van dit vonnis blijkt is het strafrechtelijk onderzoek naar verdachte gestart naar aanleiding van
meerderemeldingen van afpersing door verdachte en de groep waar verdachte de leider van zou zijn. Dat is een onderzoek naar zware criminaliteit. Het verweer van de advocaat op dit punt wordt dan ook verworpen.
Schending door geen rechterlijke machtiging?
Uit het
Prokuratuur-arrest volgt dat het aan de nationale wetgever is om de voorwaarden vast te stellen waaronder de aanbieders van elektronische communicatiediensten aan de bevoegde nationale instanties toegang moeten verlenen tot de persoonsgegevens waarover zij beschikken. Van belang is dat die toegang onderworpen is aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een andere onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Gelet op de vereiste onafhankelijkheid, mag de instantie die die toetsing verricht niet betrokken zijn bij de uitvoering van het strafrechtelijk onderzoek en moet zij neutraal zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure. Dat is niet het geval bij een Openbaar Ministerie dat strafrechtelijke onderzoeken leidt en in dit geval ook optreedt als openbaar aanklager tijdens strafprocedures. Een latere toetsing van het besluit van de officier van justitie is niet voldoende om aan het onafhankelijkheidsvereiste te voldoen, omdat de controle door een onafhankelijke autoriteit moet plaatsvinden voorafgaand aan de machtiging.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de doorwerking van de richtlijn in het Nederlandse recht, de vordering tot gegevensverstrekking niet met toepassing van artikel 126n Sv had mogen worden gedaan. De gegevens die op grond van deze vordering zijn verstrekt, zijn daarom onrechtmatig verkregen.
Vervolgens moet worden nagegaan welke rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan dit vormverzuim.
Het HvJ EU geeft in het arrest
La Quadrature du Net e.a.van 6 oktober 2020 [11] een beoordelingskader gegeven voor de vraag hoe omgegaan moet worden met processenverbaal die zijn opgesteld op basis van informatie die in strijd met de voorschriften van het Unierecht zijn verkregen. Het HvJ EU overweegt allereerst dat het volgens het beginsel van procedurele autonomie een zaak van het nationale recht is om de regels vast te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid van (onrechtmatig verkregen) informatie/bewijs, in die zin dat deze regels moeten voldoen aan het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en doeltreffendheidsbeginsel. Het HvJ EU overweegt dat bewijsuitsluiting voor de hand ligt als sprake is van schending van een eerlijk proces (artikel 6 EVRM).
De rechtbank zal aansluiting zoeken bij het beoordelingskader van artikel 359a Sv, zoals de advocaat en het openbaar ministerie ook hebben bepleit.
Volgens artikel 359a, tweede lid, Sv zal de rechtbank het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt afwegen. Niet is gesteld of gebleken dat door de onrechtmatige verkrijging van locatie- en verkeersgegevens het recht van verdachte op een eerlijk proces is geschonden. Wel is het recht van verdachte op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer geschonden. Verdachte heeft daarbij geen meer concreet nadeel gesteld. Wat de ernst van het verzuim betreft, overweegt de rechtbank dat het openbaar ministerie in 2019 de geldende voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering heeft gevolgd en dus niet bewust tegen de regels in heeft gehandeld. Verder ligt in deze zaak zeer voor de hand dat de rechter-commissaris een machtiging zou hebben verleend om de verkeers- en locatiegegevens te vorderen, aangezien de rechter-commissaris daarvóór al toestemming had verleend om de telecommunicatie af te luisteren. Tot slot neemt de rechtbank in haar overweging nog mee dat verdachte een groot deel van de periode waarover de verkeersgegevens zijn gevorderd in de gevangenis zat en zijn telefoon in beslag genomen was. In die periode is de persoonlijke levenssfeer van verdachte volgens de rechtbank dan ook niet geschaad.
De rechtbank concludeert dat verdachtes recht op privacy in enige mate is geschonden. De rechtbank zal daar – gelet op het feit dat de rechter-commissaris hoogst waarschijnlijk toestemming had gegeven de gegevens te vorderen en het geringe nadeel dat verdachte heeft opgelopen – geen rechtsgevolg aan verbinden en het bij deze constatering laten.
5.3.3
Vrijspraken – 16.264544.19
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de bedreigingen die onder feit 1 ten laste zijn gelegd en van de feiten 3, 7 en 11, aangezien het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich aan die feiten schuldig heeft gemaakt.
Met betrekking tot de bedreigingen die onder feit 1 ten laste zijn gelegd, overweegt de rechtbank dat het dossier geen bewijs bevat dat de verklaringen van aangevers ondersteunt.
Over feit 3 heeft verdachte verklaard dat hij op 26 september 2019 voor geld trappers en wielen van fietsen die in een loods stonden moest halen. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheden – anders dan bij de medeverdachten die een dag eerder de fietsen al kwamen uitladen – niet zodanig zijn dat verdachte had moeten vermoeden dat de fietsen van een misdrijf afkomstig waren.
Over feit 11 overweegt de rechtbank het volgende. Alhoewel de rechtbank ervan overtuigd is dat in het tapgesprek tussen de telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte 3] wordt gesproken over het plegen van een inbraak, blijkt uit het dossier niet met voldoende zekerheid dat daarmee de
tenlastegelegdeinbraak wordt bedoeld.
5.3.4
Bewezenverklaringen – 16.264544.19
Feit 1
Op 27 maart 2019 deed [slachtoffer 2] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 24 maart 2019 aan het werk was in café [café] in [woonplaats] . Rond 01.00 uur zag hij de hem bekende [verdachte] het rookhok binnenkomen. Volgens [slachtoffer 2] begon [verdachte] gelijk te schreeuwen. Hij pakte toen de gokkast in het rokershok beet en schudde daar hard mee. De gokkast kwam van de muur. De gokkast was daardoor aan de rechterkant beschadigd en een plaat is losgekomen en gebogen. [12]
Toen de politie een foto van [verdachte] aan [slachtoffer 2] liet zien, zei [slachtoffer 2] dat dat de [verdachte] is waar hij in zijn aangifte over spreekt. [13]
Bij de aangifte zijn foto’s van de beschadigingen gevoegd. Op die foto’s ziet de rechtbank de beschadigingen die [slachtoffer 2] heeft beschreven. [14]
Feit 2
Op 22 juni 2019 deed [slachtoffer 3] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij via [medeverdachte 2] contact had gekregen met [verdachte] . [verdachte] vroeg [slachtoffer 3] of hij haar wilde helpen met het afsluiten van telefoonabonnementen. Toen [slachtoffer 3] zei dat ze dat niet wilde, zei [verdachte] “de problemen die wij hebben worden voor jou dan 10 keer zo erg en er komt een handgranaat op je huis. Als je het niet doet komt mijn baas uit Rotterdam [naam] je opzoeken”. Hij zei ook “als je het niet doet komen wij je opzoeken en dan ga je het vanzelf zien”. [slachtoffer 3] was toen erg bang. Ze vreesde voor wat er met haar en haar familie zou gebeuren als ze het niet zou doen. Daarom heeft ze het toch gedaan. Ze had op 15 april 2019 een afspraak met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [B] om de telefoonabonnementen te gaan afsluiten. [medeverdachte 2] zei dat ze moest zeggen dat ze € 1.500,- aan inkomsten had en geen vaste lasten. Ze moest in Zeist eerst geld op haar rekening zetten. Vervolgens moest [slachtoffer 3] naar de Vodafone in het centrum van Zeist lopen. [B] bleef aan de overkant van de winkel staan kijken. Toen [slachtoffer 3] het abonnement voor een Samsung S10 Plus had afgesloten pakte [B] de tas met het telefooncontract en de telefoon uit haar handen. Daarna moest [slachtoffer 3] naar de KPN toe om daar een abonnement af te sluiten. Ze moest de telefoon en het contract daarna weer afgeven aan [B] . [medeverdachte 2] , [verdachte] en een vriendin van [slachtoffer 3] zaten verderop in de auto te wachten. De volgende dag heeft [slachtoffer 3] bij T-Mobile in Amersfoort een abonnement afgesloten voor een Samsung 10 Plus, die ze vervolgens aan [B] moest afgeven. In de vierde winkel werd [slachtoffer 3] gebeld door een vriendin, [C] . Die adviseerde haar om te zeggen dat zij geen vierde abonnement kon afsluiten, omdat zij een BKR-registratie had. [medeverdachte 2] en [verdachte] vroegen toen aan [slachtoffer 3] om andere meiden te regelen voor het afsluiten van telefoonabonnementen. [medeverdachte 2] zei toen “anders worden de problemen nog groter. Wij worden ook afgeperst”. Elke keer werd gezegd dat [slachtoffer 3] in de problemen zou komen en dat er een handgranaat bij haar huis zou komen als zij niemand zou regelen. [verdachte] zei ook: “Je kent mij niet. Je weet niet met wie je te maken hebt. Ik ben gek in mijn hoofd”. [medeverdachte 2] zei dat [slachtoffer 3] niet naar de politie mocht en dat zij haar zouden komen opzoeken als ze het wel deed. [15]
[slachtoffer 3] heeft foto’s van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [B] overhandigd aan de politie. [verdachte] is door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkend op één van de foto’s. [16] [medeverdachte 2] is door verbalisant [verbalisant 4] herkend op één van de foto’s. [17]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [B] alle drie hebben gezegd dat ze een handgranaat op haar huis zouden gooien. [18]
Op 28 juni 2019 heeft [C] een verklaring afgelegd bij de politie. [C] verklaarde dat zij op 16 april 2019 [slachtoffer 3] had gebeld. Ze hoorde toen aan de stem van [slachtoffer 3] dat zij heel bang was. [slachtoffer 3] zei: “Ik moet je iets vertellen, ik heb drie abonnementen op mijn naam moeten zetten en ik moet nu de vierde. Ik moet dit doen van [B] en [verdachte] .” [C] denkt dat [slachtoffer 3] heel bang is geweest, omdat zij zacht praatte. Later hoorde ze dat [verdachte] tegen [slachtoffer 3] had gezegd dat ze haar over moest halen om ook abonnementen op haar naam te zetten. Een dag later heeft [C] toen met [slachtoffer 3] afgesproken om dit te bespreken. Ze besprak het met [verdachte] , [B] en [medeverdachte 2] zaten in de auto. [C] heeft dat gesprek opgenomen. [19]
Op 1 juli 2019 heeft verbalisant [verbalisant 5] de opname van [C] beluisterd. In de uitwerking heeft [verbalisant 5] [C] ‘Getuige’ genoemd en de andere persoon ‘ [verdachte] ’.
“Getuige: Heb je meer informatie over de abonnementen enzo
[verdachte] : Ja wij komen in de systeem en dan halen wij hem eruit.
(…)
[verdachte] : Dat gaat per telefoon als jij nu een abonnement afsluit bij T-mobile (…)
[verdachte] : (…) nog gevraagd of ze iemand kon regelen
(…)
[verdachte] : Hij haalt hem er 100% vanaf
[verdachte] : (…) vertrouwen (…) wij zijn echt slim bezig”. [20]
In het dossier bevinden zich ook contracten op naam van [slachtoffer 3] van T-Mobile (datum afsluiting 16 april 2019), KPN (datum afsluiting 16 april 2019) en Vodafone (datum afsluiting 15 april 2019). [21]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft een concrete en gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe zij onder bedreiging van geweld door verdachte, [medeverdachte 2] en [B] telefooncontracten moest afsluiten en telefoons moest afstaan. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die verklaring.
De rechtbank moet vervolgens bekijken of er voldoende bewijs is dat de verklaring van [slachtoffer 3] ondersteunt. Dat is het geval. Getuige [C] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] haar tijdens het afsluiten van één van de telefooncontracten aan de telefoon had. Zij hoorde toen dat [slachtoffer 3] heel bang was. Ook in het opgenomen gesprek tussen [C] en [verdachte] vindt de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer 3] . In dat gesprek wordt immers ook gesproken over het afsluiten van abonnementen bij telecomaanbieders.
De rechtbank verklaart dan ook bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 3] onder bedreiging van geweld heeft gedwongen tot het afsluiten van telefooncontracten.
Feit 4
Op 25 oktober 2019 deed [aangever 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 24 oktober 2019 om 19.00 uur zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Toen hij op 25 oktober 2019 om 9.30 uur terugkwam in zijn huis, zag hij dat er was ingebroken. Het raam aan de achterzijde van zijn woning was opengebroken. [22] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat volgende goederen zijn gestolen:
  • digitale ontvanger, merk Sony;
  • televisie, merk Samsung;
  • computer, Pavilion DV6-6170SD Notebook.
[aangever 1] heeft een bon van de televisie aan de politie gegeven. Daar stond op dat de televisie in 2011 bij de BCC was gekocht. [24]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 3] op 24 oktober 2019 om 20.57 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : [medeverdachte 3] kanker dikke TV voor jou
[verdachte] : ga je hem kopen of niet, hun vragen dat voor jou
[medeverdachte 3] : ja, hoe groot?
[medeverdachte 3] : en goud en geld?
[verdachte] : geld en goud is er niet, maar we hebben een i7
[medeverdachte 3] : ok zie zo dan
[medeverdachte 3] : niet via lift komen
[verdachte] : via trap”. [25]
[medeverdachte 3] verklaarde op 16 december 2019 tegen de politie dat [verdachte] met een ‘i7’ een laptop bedoelt. [26]
In een tweede tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 3] op 24 oktober 2019 om 21.22 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 3] : Hoeveel vragen jullie voor deze tv, die geen afstand heeft?
[medeverdachte 3] : Die tv zijn niks meer waard, het is met een stekker die der aan zit, het is een oude model
[verdachte] : Luister, heel simpel, geef ons een barkie vijftig voor alle twee”. [27]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak aan de [adres] in [woonplaats] heeft gepleegd. Uit de aangifte blijkt dat er tussen 24 oktober 2019 om 19.00 uur en 25 oktober om 9.30 uur een laptop, televisie en digitale tv-ontvanger zijn gestolen. Uit de bon van de televisie blijkt dat de televisie in 2011 is gekocht. Verdachte biedt op de avond van 24 oktober 2019 – binnen de periode waarin de inbraak is gepleegd – een televisie en een laptop aan [medeverdachte 3] aan. [medeverdachte 3] vraagt in dat gesprek of er ook ‘goud en geld’ is. De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte en [medeverdachte 3] in dit gesprek over gestolen goederen praten. Die gestolen goederen komen overeen met de goederen die uit het huis van [aangever 1] zijn gestolen, waarbij specifieke kenmerken van de gestolen goederen zijn besproken (een oude televisie en een laptop met i7-processor). De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak heeft gepleegd.
Feit 5
Op 25 oktober 2019 deed [aangeefster 1] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 25 oktober 2019 om 14.45 uur uit haar huis aan de [adres] in [woonplaats] vertrok. Toen zij om 17.30 uur terugkwam zag ze dat de schuifpui aan de achterzijde van haar huis verbroken was en dat haar hele huis overhoop was gehaald. De tuinpoort was verbroken. Op de trap zag [aangeefster 1] twee fototoestellen liggen. [28] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat de volgende goederen waren gestolen:
  • een tablet, merk Apple;
  • computer, merk HP, Probook;
  • verschillende sieraden;
  • iMac, met muis en toetsenbord;
  • bijbehorende apparatuur voor computers;
  • hoofdtelefoon, merk Bose;
  • luidspreker, merk JBL;
  • twee jassen, merk Napapijri;
  • rugzak, merk Wildebeast.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] op 25 oktober 2019 om 16.09 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Komen… hij is open.
[verdachte] : Wollah, beneden ook
[medeverdachte 1] : Ja
(…)
[medeverdachte 1] : Kom dan gaan we dingen gelijk zoeken
[verdachte] : Ik ga scooter ergens anders parkeren”. [30]
In een tapgesprek tussen het telefoonnummer van [verdachte] en een onbekende op 25 oktober 2019 om 19.00 uur werd het volgende gezegd:
“Onbekende: Ik ben met hem naar binnen geweest. Ik heb daar alles overhoop gehaald. Ik heb niks gevonden.
[verdachte] : Helemaal niks?
Onbekende: Helemaal niks. Ik had fototoestel, ik heb die fototoestel op de trap gelegd. Ik had de hele dag naar buiten gekeken en ik zeg tegen [bijnaam] ‘Eén keertje kijken naar buiten’ en hij zegt ‘vluchten’”. [31]
Op camerabeelden van flat [nummer] op de [straat] in Zeist zag de politie dat [verdachte] op 25 oktober 2019 om 16.00 uur op een scooter kwam aangereden. Om 16.04 uur rijdt [verdachte] met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] weg op de scooter. Om 16.32 uur komt [verdachte] weer aangelopen. Hij draagt een rugzak over zijn rechterschouder en houdt in zijn linkerhand een Albert Heijn-tas vast. Hij loopt naar binnen en neemt de lift naar de zevende verdieping. [medeverdachte 1] komt aanlopen met een witte plastic tas in zijn handen. Hier zit een groot voorwerp in waar hij zijn jas overheen heeft gelegd. Hij gaat ook met de lift naar de zevende verdieping. [32]
De politie heeft een screenshot van [verdachte] met de rugzak aan [aangeefster 1] laten zien. [aangeefster 1] gaf toen aan dat dat haar rugzak was. [33]
Feit 6
Op 27 oktober 2019 deed [aangever 2] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 25 oktober 2019 met zijn gezin zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Toen zij op 27 oktober 2019 om 11.30 uur thuis kwam, zag hij dat er was ingebroken. Het raam van de slaapkamer van zijn oudste dochter was opengebroken. De hor was kapot gesneden en het kozijn was verbogen. [34] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat de volgende goederen zijn gestolen:
  • computer, merk Apple, Macbook Air;
  • computer, merk Toshiba;
  • iPhone 5, merk Apple;
  • iPhone 6, merk Apple;
  • blauwe spaarpot;
  • computer, merk Sony Vaio;
  • action camera;
  • sieraden;
  • geld;
  • zilveren spaarpot;
  • oortjes voor iPhone 10;
  • boormachine, merk Wesco;
  • sporttas, merk Adidas;
  • kniebeschermer, merk Mizuno;
  • een kunstbeeld, zeehond;
  • portemonnee;
  • identiteitskaart van [D] .
Op 26 oktober 2019 om 1.44 uur vond een telefoongesprek plaats tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] . De politie herkent tijdens dat gesprek de stemmen van [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . In het gesprek werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Kijk alsjeblieft of iets open kan jongens.
(…)
[medeverdachte 6] : Ik doe andere raam open en kom naar boven.
[verdachte] : Ik ga kijken of ik naar boven kan komen.
[verdachte] : Hey [medeverdachte 4] komt, [medeverdachte 4] komt.
[verdachte] : Doe dan het raam open, onder die ding.
[medeverdachte 6] : Niet op het dak lopen, dakdeur kan open.
(…)
[medeverdachte 6] : De deur is open.
[verdachte] : Ga m begeleiden bij die deur en ik ga rondjes rijden over de weg.
[medeverdachte 6] : Uitkijken, jij hebt geen rijbewijs.
[verdachte] : Weet je waar ik ga staan? Op deze lange weg maar beetje weg van die Osso. [medeverdachte 6] : Dit is de ouders de slaapkamer. Die slapen boven die ouders.
[verdachte] : Er is geen goud?
[medeverdachte 6] : Hmm jawel, sieraden, maar heb ze nog niet gezien.
[verdachte] : Neem jullie tijd, er is niks aan de hand.
[bijnaam] : Go pro, het is een Gopro, die heb ik gevonden.
[medeverdachte 4] : Zo’n Gopro, een onderwatercamera
[verdachte] : Ja, gewoon meenemen
[medeverdachte 6] : Pak die iPhonelader.
Mannenstem op de achtergrond “laptop daar”
[medeverdachte 6] : Neem hem mee.
[medeverdachte 4] : Klein beetje, niks niet zoveel.
[verdachte] : Geen leppies?
[medeverdachte 4] : Eentje, eentje
[bijnaam] : En volgens mij wel een beetje goud
[verdachte] : Ik sta live voor de deur
[medeverdachte 6] : We komen eraan.
[verdachte] : Ja en snel.
[medeverdachte 6] : Spaarpot (…) één spaarpot”. [36]
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [verdachte] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [woonplaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is hemelsbreed ongeveer 250 meter. [37]
Op camerabeelden van flat [nummer] op de [straat] in [woonplaats] zag de politie dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 1] op 26 oktober 2019 om 01.02 uur de flat verlaten. Om 03.42 uur komen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] terug bij de flat. [verdachte] draagt een zwarte sporttas met in het wit ‘Adidas’ erop. [medeverdachte 1] draagt een laptoptas en een grijs-zwarte sporttas. [medeverdachte 4] draagt een zwarte laptoptas. Een paar seconden later sluit [medeverdachte 6] zich aan bij de jongens. [38] Ze nemen de lift naar de zevende verdieping. [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 1] werden op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 6] . [39] [medeverdachte 6] werd op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 7] . [40]
In de woning van [medeverdachte 3] aan de [straat] in [woonplaats] zijn onder andere een zwarte iPhone (A.02.005), een witte iPhone (A.02.003), een zwarte Acer telefoon (A02.006), een witte Samsung telefoon (A.02.004) en een zwarte Archos telefoon (A.02.008) in beslag genomen. [41] Aangeefster [aangeefster 2] en haar dochters [E] en [F] gaven aan dat dit hun telefoons waren. [42]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] samen met anderen gepleegd. Het tijdstip waarop het telefoongesprek wordt gevoerd komt overeen met het moment waarop de inbraak zou zijn gepleegd. Meerdere details van de inbraak komen terug in de tapgesprekken, waar verdachte aan deelnam. Zo wordt in het tapgesprek gesproken over lopen op het dak en is er een schoenspoor op het dak aangetroffen. Ook gaat het over een spaarpot en is bij de inbraak een spaarpot weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat in de tapgesprekken wordt gesproken over deze inbraak. Bovendien zijn goederen die bij deze inbraak zijn gestolen, teruggevonden in de woning van [medeverdachte 3] , welke woning door de groep rondom verdachte als thuisbasis werd gebruikt.
Uit het tapgesprek blijkt dat verdachte constant contact had met de medeverdachten en dat hij een sturende rol had bij de inbraak. Hij vraagt welke goederen in huis liggen en heeft invloed op wat er mee wordt genomen.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde inbraak, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor het medeplegen van de inbraak.
Feit 8
Op 28 oktober 2019 deed [aangeefster 3] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 28 oktober 2019 om 16.45 uur haar huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Om 19.41 uur werd zij door haar buurvrouw gebeld, die vertelde dat er was ingebroken. Er was geen schade aan het huis van [aangeefster 3] . De daders zijn vermoedelijk via de eerste verdieping, waar de ramen op de tochtstand stonden, naar binnen gekomen. De daders hadden contant geld, een Macbook met oplader, een Samsung telefoon en gouden sieraden meegenomen. [43] Eén dag later verklaarde [aangeefster 3] dat ook de Playstation 4 van haar zoon en een aantal luchtjes waren gestolen. [44]
Op 28 oktober 2019 om 19.27 uur vond een telefoongesprek plaats tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] . De politie herkende ook de stem van [medeverdachte 4] . In het gesprek werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Ik weet het jullie zijn als bezig he kankerhoer
[bijnaam] : Ja we zijn gelijk bezig. Blijf aan de lijn.
[bijnaam] : Ik heb een kinderbueno.
[medeverdachte 4] : Jongens jullie moeten opschieten het is een drukke straat.
Op de achtergrond “Niet schijnen niet schijnen”
[medeverdachte 4] : Vraag of ze al iets hebben
[verdachte] : Heb je al een beetje gevonden of niks?
[bijnaam] : Klein beetje
[bijnaam] : Kunnen wij lopen naar buiten
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 4] : Ik zweer het achterkant. Zeg achterkant dan snel.
[verdachte] : Hey snel de loopt wij rijden daar heel hard heen.
[verdachte] : Kom naar de stenen hok.
[bijnaam] : Haal me op bij het stenen hokje nu”. [45]
[aangeefster 3] heeft in een telefoongesprek met de politie aangegeven dat zij altijd kinderbueno’s in huis heeft liggen. Die liggen altijd in de kast die schade heeft opgelopen tijdens de inbraak. [46]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat in de buurt van het huis van [aangeefster 3] een stenen huisje ligt. [47]
De politie heeft onderzoek gedaan in een iPhone die onder [verdachte] in beslag is genomen. Op 29 oktober 2019 is op de telefoon tussen 1.40 uur en 1.43 uur gezocht op:
  • 14 karaat
  • 14 karaat goud
  • Waarde 585 goudprijs
  • Werkwijze contante inkoop goud
  • Inkoop goud
  • De veiligste kluis Utrecht
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] samen met anderen gepleegd. Het tijdstip van de inbraak komt overeen met het telefoongesprek dat tussen de verdachten wordt gevoerd. Meerdere details van de inbraak komen terug in de tapgesprekken, waar verdachte aan deelnam. Zo wordt in het tapgesprek gesproken over een kinderbueno die aangeefster altijd in huis heeft liggen. Ook ligt in de buurt van het huis van aangeefster een stenen huisje, waar in de tapgesprekken over wordt gesproken. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat in de tapgesprekken wordt gesproken over deze inbraak.
Uit het tapgesprek blijkt dat verdachte constant contact had met de medeverdachten en dat hij een sturende rol had bij de inbraak. Hij vraagt welke goederen in huis liggen en geeft instructies aan de andere daders.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde inbraak, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor het medeplegen van de inbraak.
Feit 9
Op 31 oktober 2019 deed [benadeelde 4] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij die dag rond 17.45 uur even weg was van haar huis aan de [adres] in [woonplaats] . Toen zij rond 18.20 uur weer terug kwam en door het keukenraam keek, zag zij dat de achterdeur op een kier open stond. Meteen daarna zag zij dat er van bovenaf aan de achterkant van het huis een jongen op de tuintafel sprong en samen met een andere jongen weg rende door de poort. [49]
In een tapgesprek tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en een onbekende van 31 oktober 2019 om 18.08 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 2] : Let op de achterkant
MIAUWWW (
Klinkt als gemiauw van een kat)”. [50]
[benadeelde 3] , de zoon van aangeefster, heeft op 5 november 2019 tegen de politie verklaard dat er katten thuis waren op het moment van de inbraak. [51]
In een tapgesprek tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en een onbekende van 31 oktober 2019 om 18.23 uur zegt [medeverdachte 2] dat ze nu richting Bunnik rijden. De onbekende man zegt dat het kanker heet is en ze langzaam reden met zwaailichten. [52]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 6] van 31 oktober 2019 om 18.45 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Wollah ik net een Deetje (fon.) gedaan.
[verdachte] : Ik had kankerveel gevonden he geloof mij
[verdachte] : Wat moet er weer gebeuren eigenaar komt thuis. Wollah ik ben van de bovenste etage naar beneden gesprongen.” [53]
Volgens de politie zegt [verdachte] in het tapgesprek ook dat hij in Bunnik is en dat hij was weggerend van Zeist met de scooter. [54]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte één van de daders van de poging inbraak aan de [adres] in [woonplaats] is geweest. Deze inbraak kenmerkt zich doordat de inbrekers via de achterkant zijn binnengekomen, een kat in de woning aanwezig was en de eigenaar een van de inbrekers heeft zien vluchten door van het dak te springen.
In het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en een onbekende derde persoon gaat het over de achterkant en is een kat te horen. Dit gesprek vindt plaats tijdens het korte moment dat de eigenaar haar woning had verlaten. In een telefoongesprek dat enkele minuten plaatsvindt nadat de bewoner thuiskwam en de inbrekers had overlopen, geeft [medeverdachte 2] aan dat ‘ze’ wegrijden richting Bunnik en vertelt het tegencontact dat het ‘kankerheet’ is en ze met zwaailichten rijden. In het tapgesprek kort daarna vertelt verdachte dat hij van de bovenste etage is gesprongen en is weggerend omdat de eigenaar thuiskwam, wat overeenkomt met deze poging inbraak. Ook blijkt uit het tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] dat [verdachte] van Zeist is weggegaan. De inbraak is ook in Zeist gepleegd. De rechtbank is ervan overtuigd dat in het tapgesprek over de poging tot inbraak bij Faber wordt gesproken en verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander bij Faber heeft geprobeerd in te breken.
Feit 10
Op 2 november 2019 deed [benadeelde 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij die dag om 14.00 uur zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] had verlaten. Om 16.30 uur kwam hij weer terug. Hij zag toen dat de poort en de achterdeur open stonden. De achterdeur, die zijn vrouw bij het verlaten van het huis had afgesloten, was beschadigd. De daders hadden een kluis, sieraden en een grijze kliko meegenomen. [55] Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat ook meerdere munten zijn gestolen. [56]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 14.12 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Rij met de kofferbak naar de tuin toe van deze huis
[medeverdachte 4] : Ik heb geen sleutel
[verdachte] : Ze hebben kloeso he”. [57]
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [verdachte] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [woonplaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is nog geen 500 meter. [58]
Op de camerabeelden van de [adres] in [woonplaats] zag de politie dat tussen 14.06 uur en 14.22 uur vijf of zes jongens voorbij komen. Om 14.22 uur zijn twee van die jongens te zien. Eén van hen trekt een grijze kliko met zich mee. De jongen met de kliko lijkt een vrij scherpe bocht te draaien, alsof hij van achter de haag van [adres] vandaan komt. [59] [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn op die beelden herkend door verbalisant [verbalisant 6] . [60]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 3] van 2 november 2019 om 14.25 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Ik en [medeverdachte 6] hebben net een kist/doos gepakt. Mogen we naar boven om hem bij jou open te maken.
[medeverdachte 3] : Wat is mijn percentage?
[verdachte] : Wij gaan hem met z’n tweeën open maken en zij blijven beneden kijken of er niemand aan komt.
[medeverdachte 3] : Waar hebben jullie hem vandaan ver weg of dichtbij?
[verdachte] : Dichtbij maar niet uit [straat]
[medeverdachte 3] : Kom naar boven”. [61]
Op de camerabeelden van flat [nummer] op de [straat] zag de politie dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rond 13.40 uur vertrekken. [verdachte] en [medeverdachte 4] rijden met de auto weg. De rest verdwijnt in dezelfde richting. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komen binnen vijf minuten weer terug bij de flat. Om 14.29 uur komen [medeverdachte 2] en [verdachte] aanlopen. Ze tillen een zwaar, rechthoekig voorwerp. [medeverdachte 6] komt daar achteraan. Om 14.44 uur komt ook [medeverdachte 4] bij de flat aan. [medeverdachte 2] komt om 15.18 uur aanlopen met een moker in zijn hand. [medeverdachte 5] komt erachteraan gerend. [62]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en [verdachte] op 2 november 2019 om 15.15 uur zegt [medeverdachte 2] : “Moet ik die ding naar boven brengen ofzo”, waarop [verdachte] zegt: “Ja breng jij hem naar boven”. Op de achtergrond is te horen dat [medeverdachte 3] zegt: “hun moeten op de uitkijk”. [63]
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 17.01 uur wordt het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Barkie voor [medeverdachte 3] , bankoe voor [bijnaam] , bankoe voor jou broertje en bankoe voor [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 4] : Joh en de rest doen wij door drieën toch?
[verdachte] : Joh ja [medeverdachte 6] vind het goed dan vind ik het ook goed”. [64]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] samen met anderen heeft gepleegd. Meerdere details van de inbraak komen terug in de tapgesprekken, waar verdachte aan deelneemt, en de camerabeelden, waar verdachte op te zien is. Allereerst is verdachte op beelden dichtbij het huis waar is ingebroken herkend. Op de beelden is te zien dat één van de verdachten met een kliko loopt. [benadeelde 1] heeft aangegeven dat zijn kliko is gestolen bij de inbraak. Ook wordt in een tapgesprek gesproken over een kloesoe (de rechtbank begrijpt: kluis). Uit het huis van [benadeelde 1] is een kluis gestolen. Op de camerabeelden van de [straat] is daarnaast te zien dat verdachte vlak voor de inbraak samen met de medeverdachten weggaat en vlak na de inbraak terugkomt met een zwaar voorwerp in zijn handen. Ook de medeverdachten komen één voor één terug bij de flat aan de [straat] .
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte samen met anderen verantwoordelijk is voor de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] . Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte degene is geweest die samen met iemand anders de kluis heeft gepakt en samen met twee anderen het grootste deel van de buit krijgt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor de inbraak.
Feit 12
Bij de politie zijn in 2019 meerdere meldingen binnengekomen over [verdachte] . Volgens de meldingen perst een groep waarvan [verdachte] de leider is verschillende personen af. De melders durven daar geen aangifte van te doen, omdat ze bang zijn voor represailles vanuit de groep van [verdachte] . Eén van de melders verklaarde dat [verdachte] vaak te vinden was in café [café] . [65]
Op 7 november 2019 deed [benadeelde 3] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij in februari 2019 uitging in de horeca in Zeist. Daar werd hij aangesproken door een jongen die [verdachte] heet. De volgende ochtend kreeg [benadeelde 3] een bericht van [verdachte] op Instagram. [verdachte] zei dat [benadeelde 3] zijn telefoon had gestolen. [verdachte] zei dat [benadeelde 3] naar het Bethanieplein in Zeist moest komen. Daar stond [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft [verdachte] toen gebeld. [verdachte] zei dat [benadeelde 3] 350 euro moest geven voor de telefoon. [benadeelde 3] zei dat hij dat niet kon halen, maar [verdachte] bleef doorgaan en aandringen. [benadeelde 3] heeft toen 350 euro betaald om ervan af te zijn. Hij was bang dat [verdachte] hem in elkaar zou slaan. Hij had gehoord dat [verdachte] een keer iemands kaak had gebroken omdat diegene geen geld kon betalen. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn samen weggegaan. Een paar dagen later kreeg [benadeelde 3] weer berichten van [verdachte] . [verdachte] zei dat [benadeelde 3] 100 euro moest geven. Ook toen was [benadeelde 3] bang dat hij in elkaar geslagen zou worden door [verdachte] . [verdachte] stuurde [benadeelde 3] elke keer na een paar dagen opnieuw berichten via Instagram. [benadeelde 3] moest dan van [verdachte] ergens naartoe komen om geld te geven.
Een maand voor de zomervakantie kwam [benadeelde 3] [medeverdachte 1] spontaan tegen. [medeverdachte 1] zei dat hij geld wilde zien. [benadeelde 3] moest toen gaan pinnen. [medeverdachte 1] kwam volgens [benadeelde 3] heel dreigend over en zei dat het geen grapje was. Via Whatsapp zei [medeverdachte 1] dat [benadeelde 3] moest betalen, omdat er anders klappen zouden vallen. [benadeelde 3] was bang en heeft toen geld gegeven. Daarna kreeg [benadeelde 3] weer een bericht van [verdachte] om naar het Bethanieplein te komen. [verdachte] zei toen dat [benadeelde 3] nog 300,- euro aan hem moest geven. [G] heeft dat toen aan [verdachte] betaald. [benadeelde 3] kwam toen ook [medeverdachte 1] tegen. [medeverdachte 1] zei dat [benadeelde 3] hem 300,- of 350,- euro moest geven. Toen [benadeelde 3] zei dat hij dat niet ging doen, heeft [medeverdachte 1] hem bij zijn kraag ter hoogte van zijn borst en nek beet gepakt. Zijn andere hand maakte [medeverdachte 1] tot vuist. Hij hield zijn vuist vlak bij het hoofd van [benadeelde 3] en zei dat hij hem ging slaan. [benadeelde 3] was toen heel angstig.
Midden in de zomer was [benadeelde 3] in de Jumbo in het centrum van Zeist. Toen hij de Jumbo uitliep zag hij een groep jongens op scooters aan komen rijden. [G] sloeg toen met zijn vuist tegen de linkerkant van het hoofd van [benadeelde 3] en pakte de sleutels van zijn scooter af. [G] zei dat [benadeelde 3] hem nog terug moest betalen. [benadeelde 3] moest 500,- euro geven, anders zou hij worden geslagen. [verdachte] kwam erbij staan en zei tegen [benadeelde 3] dat hij nog wat te regelen had met hem. [G] moest dat met [benadeelde 3] regelen.
In totaal heeft [benadeelde 3] ongeveer 1.100,- euro aan [verdachte] gegeven, 500,- euro aan [G] en meer dan 1.000,- euro aan [medeverdachte 1] . [66]
Op 5 december 2019 verklaarde [benadeelde 3] bij de politie dat hij had gehoord dat [verdachte] geweld tegen anderen gebruikt als mensen niet doen wat [verdachte] van hen vraagt. Dat gaf hem voldoende angst om [verdachte] te betalen, in de hoop dat het vanzelf zou stoppen. Als [benadeelde 3] met [verdachte] , [medeverdachte 1] of [G] afsprak werd hij dreigend en boos aangekeken. Als hij niet kwam opdagen of te laat kwam, werd tegen hem gezegd dat hij niet met hen moest spotten. [benadeelde 3] voelde zich hierdoor bedreigd en is daarom ook doorgegaan met het betalen van geld. [67]
[getuige] vertelde op 24 november 2019 tegen de politie dat hij in januari of februari 2019 van [benadeelde 3] hoorde dat hij problemen had gekregen met een Marokkaanse jongen in het centrum van Zeist en dat hij geld aan die jongen moest betalen als schadevergoeding voor zijn telefoon. [getuige] had in het uitgaansleven gehoord dat die jongen samen met andere Marokkaanse jongens uit Zeist voor veel problemen zorgde en dat er ook een dreiging van deze groep jongens uitging. Zo ging het verhaal dat deze jongens je slaan en bedreigen als er iets gebeurt dat zij niet willen. Hij had van [benadeelde 3] gehoord dat hij bang was voor nog meer ellende als hij niet zou betalen. [getuige] vertelde verder dat hij in juli 2019 gezien heeft dat [benadeelde 3] een klap kreeg van een Marokkaanse jongen bij de Jumbo in Zeist. Hij zag dat die jongen [benadeelde 3] sloeg en toen de sleutel uit zijn scooter trok. Deze jongen zei tegen [benadeelde 3] dat hij met hem moest meelopen en hij zag toen dat zij wegliepen. [68]
In de telefoon die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen was een WhatsAppgesprek te lezen met het telefoonnummer [telefoonnummer] onder de naam ‘ [accountnaam] ’. Vanaf 25 augustus 2019 is het volgende te lezen:
“ [medeverdachte 1] : [bijnaam] belle
Zeg tegen nu 5 verkies
Barkies
[verdachte] : Nee wachten op maandag
Geld is op drm wil je hem bellen
Niet doen je gaat verpesten
(…)
Morgen krijg je van [bijnaam]
(…)
Bel en
M
(…)
[medeverdachte 1] : Hij negeer mij
(…)
Morgen ga ik na ze werk na hem toe dan werkt hij tot sluit
[verdachte] : Als ik terug ben je weet heb niks e broer
(…)
[medeverdachte 1] : Ik ga vnv na ze werk naar hem toe bij de achter kant jumbo ga ik zegge rij naar clz
[verdachte] : [bijnaam] morgen kom ik welou doekoe je had die bar niet moeten opmaken man
[medeverdachte 1] : Ja weet maar wollah vnv ik ga hem leeg trekke ik hoop dat ik zelfs meer krijg snapje
(…)
[verdachte] : Ik ga ook aan de slag met hem als ik terug ben
Ik heb morgen echt minimaal bankoe nodig
(…)
Nee niet popo durft hij niet
(…)
[medeverdachte 1] : Morgen zorg ik er voor dat je doekoe heb
Anders radicaal word geregeld”. [69]
De politie heeft ook onderzoek gedaan in de telefoon van [benadeelde 3] . Daarin stond een gesprek met ‘ [bijnaam] ’. [benadeelde 3] heeft aangegeven dat [medeverdachte 1] ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd. [70] In het gesprek zegt [medeverdachte 1] dat [benadeelde 3] vandaag € 100,- moet geven. Hij stelt [benadeelde 3] voor de keus vandaag € 100,- of morgen € 200,- te betalen. Als [benadeelde 3] zegt dat dat niet kan, zegt [medeverdachte 1] : “ [bijnaam] als ik jou was zou ik vandaag 100” en daarna “Luister [bijnaam] , want dit zijn geen grapjes”. [71]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsstukken concludeert de rechtbank dat verdachte samen met anderen [benadeelde 3] heeft gedwongen tot het afstaan van meerdere geldbedragen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[benadeelde 3] heeft een concrete en gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe hij onder bedreiging van geweld geld moest afstaan aan verdachte, [medeverdachte 1] en [G] . De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die verklaring.
De rechtbank moet vervolgens bekijken of er voldoende bewijs is dat de verklaring van [benadeelde 3] ondersteunt. Dat is het geval. De rechtbank hecht daarbij vooral waarde aan de WhatsApp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [benadeelde 3] en tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Uit de bewijsstukken blijkt dat ‘de groep’ van verdachte, waar ook [medeverdachte 1] onderdeel van uitmaakte, de reputatie had dat geweld werd gebruikt als mensen niet meewerkten met de groep. Bij de politie zijn meerdere meldingen binnengekomen dat verdachte of de groep van verdachte onder (bedreiging van) geweld geld van mensen afhandig maakte. [benadeelde 3] kende deze reputatie ook. Die reputatie werd zelfs enkele keren waargemaakt door [medeverdachte 1] en [G] . [benadeelde 3] was zo bang voor verdachte, [G] en [medeverdachte 1] dat hij geen andere uitweg zag dan simpelweg te doen wat verdachte, [G] en [medeverdachte 1] vroegen: betalen. De rechtbank concludeert daaruit dat [benadeelde 3] door bedreiging van geweld door verdachte en een ander is gedwongen om geld af te staan.
Uit de verklaring van [benadeelde 3] en [getuige] blijkt dat [G] hem een klap gaf. [benadeelde 3] verklaarde dat [verdachte] erbij kwam staan en tegen [benadeelde 3] zei dat hij nog wat te regelen had met hem. [G] moest dat met [benadeelde 3] regelen. Hieruit leidt de rechtbank af dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het WhatsAppgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] blijkt dat zij overleg voerden over de manier waarop zij [benadeelde 3] (voornaam [benadeelde 3] , door verdachte en [medeverdachte 1] weergegeven als [bijnaam] ) zouden aanpakken. Dat het niet ging om vriendelijke verzoeken om geld te geven én dat verdachten wisten dat [benadeelde 3] vanuit angst betaalde, volgt ook wel uit het chatgesprek “
popo(de rechtbank begrijpt: politie)
durft hij niet”. De rechtbank verklaart daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de afpersing in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd.
Feit 13
Op 1 oktober 2019 deed [aangeefster 4] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 1 oktober 2019 rond 6.00 uur haar huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Rond 19.00 uur kwam zij weer thuis. Zij zag toen dat er was ingebroken. Er waren twee iPads van de salontafel meegenomen. Eén van de iPads had het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Ook was een zonnebril en een horloge weg. [aangeefster 4] vermoedt dat de daders met een sleutel zijn binnengekomen, omdat er geen braakschade was en zij die sleutel op 28 september 2019 was verloren in de trein. [72]
De politie heeft onderzoek gedaan in de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon, een iPhone XR. In de ‘notes’ van het toestel zag verbalisant [verbalisant 8] ‘ [adres] [woonplaats] ’ staan. Die notitie is op 29 september 2019 om 16.20 uur in het toestel gezet. In de ‘pictures’ van het toestel zag verbalisant [verbalisant 8] drie foto’s van iPads. De foto’s zijn gelet op de codering met de iPhone gemaakt. Op één van de foto’s is te zien dat één van de iPads het volgende IMEI-nummer heeft: [IMEI-nummer] . Dat nummer komt overeen met het in de aangifte vermelde nummer van één van de iPads. De foto’s op de telefoon zijn op 1 oktober 2019 rond 18.55 uur gemaakt. [73]
Op 1 oktober 2019 maakte de telefoon van [verdachte] om 11.12 uur en 11.18 uur verbinding met een mast aan de Singel in Odijk. [74]
De iPad met IMEI-nummer [IMEI-nummer] maakte op 1 oktober 2019 om 06.38 uur verbinding met een mast in de omgeving van het huis van aangeefster. Om 16.01 uur maakte de iPad verbinding met een mast aan de [straat] in [woonplaats] . [75]
Feit 14
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is ten eerste vereist dat sprake is van een ‘organisatie’. Volgens vaste jurisprudentie betekent een organisatie: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met alle andere personen van de organisatie, dat hij die kende of dat er steeds in dezelfde samenstelling werd samengewerkt (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Een organisatie is ‘crimineel’ als die organisatie het plegen van misdrijven als doel heeft. Voor het bewijs van dat doel kan van belang zijn of er misdrijven in het kader van de organisatie zijn gepleegd, of de samenwerking duurzaam en gestructureerd was en of de activiteiten van deelnemers die gericht waren op de verwezenlijking van het doel van de organisatie planmatig of stelselmatig waren (onder meer HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Tot slot is voor een bewezenverklaring volgens de Hoge Raad vereist dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en bijdraagt aan het realiseren van het doel van de organisatie. De verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig doel heeft, maar niet welke concrete misdrijven er zijn of worden gepleegd (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Beoordeling
Gelet op het voorgaande moet de vraag worden beantwoord of in deze zaak sprake is geweest van een op het plegen van woninginbraken gerichte organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en, zo ja, of de verdachte heeft behoord tot dat criminele samenwerkingsverband en of hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen, of gedragingen heeft ondersteund, die verband hielden met de verwezenlijking van het plegen van woninginbraken.
Verdachte en de medeverdachten in dit onderzoek worden veroordeeld voor een aanzienlijke hoeveelheid woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank verwijst daarvoor naar de hiervóór al besproken bewijsmiddelen voor de verschillende inbraken. Deze (pogingen tot) inbraken werden gepleegd door een min of meer vaste kern van dit samenwerkingsverband. Verdachte en de medeverdachten gingen in wisselende samenstelling op pad. Verdachte en de medeverdachten hebben aan de inbraken deelgenomen als dader of als medeplichtige.
De rechtbank komt op grond van het bewijs voor die gepleegde inbraken, andere tapgesprekken en de onderlinge belcontacten tussen de verdachten tot de conclusie dat sprake was van een zodanig gestructureerd samenwerkingsverband dat zich richtte op het plegen van woninginbraken, dat gesproken kan worden van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat vindt.
Woninginbraken
Verdachte en de medeverdachten worden door de rechtbank veroordeeld voor het plegen van zeven woninginbraken. Zij hebben de inbraken in wisselende samenstelling gepleegd. In het overzicht hieronder is te zien wie bij welke inbraak betrokken was.
[verdachte]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 6]
[straat]
X
X
[straat]
X
X
[straat]
X
X
X
X
X
[straat]
X
X
X
[straat]
X
X
[straat]
X
X
X
X
X
X
[straat]
X
De zeven bewezenverklaarde woninginbraken zijn aan het licht gekomen doordat de politie telefoongesprekken van verschillende verdachten afluisterde. De inbraken zijn gepleegd in een periode van tien dagen (24 oktober 2019 tot en met 2 november 2019), met uitzondering van de inbraak aan de [straat] die op 1 oktober 2019 werd gepleegd. De rechtbank concludeert hieruit dat de meeste verdachten zich structureel bezighielden met het plegen van inbraken.
Uitvalsbasis
Uit de camerabeelden van flat [nummer] aan de [straat] , het huis van [medeverdachte 3] , blijkt dat de verdachten vaak vóór en na een inbraak in dat huis aanwezig waren. [76] Uit camerabeelden blijkt dat de verdachten na een inbraak vaak met tassen of spullen onder kledingstukken terugkwamen. Dat was het geval bij de inbraken aan de [straat] , de [straat] , de [straat] en de [straat] . Ook blijkt uit tapgesprekken en camerabeelden dat gestolen goederen naar het huis van [medeverdachte 3] werden gebracht. Zo zegt [medeverdachte 3] in een telefoongesprek met [verdachte] rondom de inbraak aan de [straat] dat [verdachte] de televisie en laptop moet komen brengen, maar dat hij niet met de lift mag. [77] In het huis van [medeverdachte 3] zijn ook meerdere goederen afkomstig van inbraken gevonden. [78] De rechtbank concludeert uit dit alles dat het huis van [medeverdachte 3] door de verdachten werd gebruikt als uitvalsbasis.
Belcontacten
De politie heeft op basis van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachten vastgesteld dat de verdachten veel onderling belcontact hebben gehad. [79] De rechtbank betrekt dat bij haar beoordeling over de samenwerking tussen de verdachten.
Werkwijze en structuur
Uit het bewijs van de verschillende inbraken, wat hiervóór al per inbraak is besproken, volgt dat de verdachten een min of meer vaste werkwijze gebruikten en dat sprake was van een zekere structuur. De verdachten verzamelden vaak bij het huis van [medeverdachte 3] en kwamen daar later weer terug. Tijdens de inbraak gold een bepaalde taakverdeling, ook al voerde niet ieder groepslid steeds dezelfde taken uit en was niet steeds elk groepslid bij iedere inbraak aanwezig. Zo pleegden één of meerdere groepsleden de daadwerkelijke inbraak en stond een ander deel op de uitkijk of klaar met de vluchtauto om iedereen zo snel mogelijk van de plaats delict weg te krijgen. Voorafgaand, tijdens en na de inbraak hielden de verdachten veel telefonisch contact en voerden overleg, zo blijkt uit de tapgesprekken in het dossier. De gestolen goederen werden na een inbraak verkocht. Soms aan [medeverdachte 3] en soms aan anderen. Zo werd een televisie en laptop aan [medeverdachte 3] gekocht [80] en werd de buit van een andere inbraak ingeruild voor geld [81] . De buit werd vervolgens over degenen die deel hadden genomen aan de inbraak verdeeld, zo blijkt bijvoorbeeld uit een tapgesprek dat [verdachte] met [medeverdachte 4] voerde na de inbraak aan de [straat] . [82]
Rolverdeling
Uit de tapgesprekken volgt dat [verdachte] een leidende rol had bij het plegen van de inbraken. Hij stuurde de anderen aan en regelde de verdeling van de buit. Ook is hij bij de meeste inbraken betrokken. [medeverdachte 3] had een faciliterende rol; hij stelde zijn huis ter beschikking, leende zijn auto uit aan de andere verdachten en kocht gestolen goederen op. De overige verdachten hadden een uitvoerende rol bij het plegen van de inbraken.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] . Met alle handelingen die hierboven omschreven zijn leverden alle verdachten, als lid van de organisatie, een wezenlijk aan het bereiken van het doel van de organisatie: het plegen van woninginbraken.
Parketnummer 16/098928-21 [83]
Op 24 december 2020 deed [slachtoffer 5] aangifte bij de politie. [slachtoffer 5] verklaarde dat [H] hem en [slachtoffer 4] had beschuldigd van het stelen van een blok hasj. [H] zei dat zij daarvoor moesten betalen. Op 3 december 2020 werd [slachtoffer 5] door een vriend meegenomen naar [verdachte] . [verdachte] zei dat het blok hasj van hem was. Hij zei dat hij [slachtoffer 5] niet ging slaan, omdat hij niet dezelfde leeftijd was en vroeg hoe [slachtoffer 5] het ging oplossen. Een vriend van [verdachte] kwam er bij staan. Hij keek kwaad en zei dat [slachtoffer 5] geen smoesjes moest hebben. [verdachte] zei: “Ik kan jou ook helemaal kapot slaan als ik zou willen. Maar dat doe ik niet, want jij bent mijn leeftijd niet”. [verdachte] maakte daarbij een beweging alsof hij iemand bij zijn keel pakte en haalde toen uit met zijn vuist. [slachtoffer 5] was toen erg bang. [slachtoffer 5] moest daarna in de auto stappen om naar een pinautomaat te gaan. Hij heeft toen € 250,- aan [verdachte] betaald. In de auto moest [slachtoffer 5] [slachtoffer 4] bellen omdat hij ook nog geld moest betalen. [slachtoffer 5] heeft vervolgens geld gehaald bij de baas van [slachtoffer 4] en heeft dat aan [verdachte] gegeven. [slachtoffer 5] stapte weer in de auto en zat tussen twee anderen in. [verdachte] zei toen: “Kijk je zit nu in het midden. Je kunt geen kant op. Hoe wou je hier ooit wegkomen. Ik kan je helemaal kapot slaan nu". [verdachte] zei ook: “Je gaat niet naar de politie. Heb al een paar zaken lopen en als jij ooit mijn naam noemt naar de politie, dan heb jij grote problemen. Dan ga ik zitten en dan kom ik weer vrij en dan heb jij grote problemen. Je gaat maar naar je oom, je moeder, je tante of wie je maar wilt. Maar niet naar de politie”. [84]
In de aangifte hoorde verbalisant [verbalisant 9] [slachtoffer 5] praten over een [verdachte] , een Marokkaanse jongen met krullen op zijn hoofd die dik is en uit Zeist West komt. Zij herkende in die omschrijving [verdachte] , geboren op [1999] in [geboorteplaats] . [85]
Op 24 december 2020 deed [slachtoffer 4] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat [H] hem en [slachtoffer 5] had beschuldigd van het stelen van blokken hasj. [H] zei dat zij dat moesten betalen. Op 3 december 2020 werd [slachtoffer 4] gebeld door [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] zei dat hij met [verdachte] was en dat ze moesten betalen aan [verdachte] , omdat er hasj van [verdachte] in de scooter had gelegen. [verdachte] zei dat zij nog 800,- euro moesten betalen. [slachtoffer 4] heeft [slachtoffer 5] toen naar zijn baas laten gaan. Zijn baas heeft 200,- euro gegeven. [slachtoffer 5] heeft dat aan [verdachte] gegeven. De volgende dag heeft [slachtoffer 4] 200,- euro van zijn moeder geleend. Hij heeft dat aan [slachtoffer 5] gegeven, die het vervolgens aan [verdachte] heeft gegeven. [slachtoffer 4] verklaarde dat hij heel bang is dat de jongens hem een keer wat aandoen. [86]
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het afgeven van geldbedragen.
Dat de aangevers hun verklaringen later hebben aangepast, in die zin dat zij hebben verklaard dat het niet om [verdachte] maar iemand anders ging, brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie. Uit het dossier volgt namelijk dat de aangevers hun aangiftes hebben aangepast nadat de broer van verdachte, [I] , daar (dringend) om had gevraagd na te hebben beloofd vervolgens de schade te vergoeden. De rechtbank hecht dan ook geen waarde aan de aanpassing van de verklaringen op dat punt.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16.264544.19
1. (zaak 18 t/m 20)
op 24 maart 2019 te Zeist opzettelijk en wederrechtelijk een gokkast die aan [café] toebehoorde heeft beschadigd;
2. ( (zaak 23)
in de periode van 15 april 2019 tot en met 16 april 2019 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen het aangaan van een schuld (te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnementen op naam van die [slachtoffer 3] , o.a. bij Vodafone en KPN) door die [slachtoffer 3] de volgende dreigende woorden toe te voegen: "De problemen die wij hebben worden voor jou dan 10 keer zo erg en er komt een handgranaat op je huis. Als je het niet doet komt mijn baas uit Rotterdam je opzoeken";
4. ( (zaak 33)
op 24 oktober 2019 te Zeist (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een laptop (merk: Pavilion, kleur: grijs), een televisie (merk: Samsung, kleur: grijs) en een digitale tv-ontvanger (merk: Sony, kleur: zwart) die toebehoorden aan [aangever 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5. ( (zaak 34)
op 25 oktober 2019 te Zeist tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] een tablet (merk: Apple, kleur: wit), meerdere computers (merk/type: HP Probook en merk/type: Imac, met randapparatuur), een koptelefoon (merk: Bose), een luidspreker (merk: JBL), twee jassen (merk: Napaijri), een rugzak (merk: Wildebeast) en meerdere sieraden, welke goederen toebehoorden aan [aangeefster 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
6. ( (zaak 35)
op 26 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen (uit een woning gelegen aan de [adres] ) meerdere computers (merk: Apple, type Macbook Air en merk: Toshiba en merk: Sony Vaio), meerdere telefoons (merk/type: Apple iPhone 5 en 6), een (actie)camera, een kunstbeeld (vorm: zeehond), een portemonnee, meerdere spaarpotten (kleur: zilver en kleur: blauw), meerdere sieraden, een boormachine (merk: Wesco), een geldsom, oortjes (merk: Apple, kleur: wit), een sporttas (merk: Adidas), een kniebeschermer (merk: Mizuno) en een identiteitskaart (op naam van [D] ), welke goederen toebehoorden aan [aangever 2] en/of [D] en/of [E] en/of [aangeefster 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
8. ( (zaak 37)
op 28 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een geldsom, een laptop (merk/type: Apple Macbook), een mobiele telefoon (merk: Samsung), een spelcomputer (merk/type: Sony Playstation 4), meerdere luchtjes en sieraden, welke goederen toebehoorden aan [aangeefster 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
9. ( (zaak 38)
op 31 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om (uit een woning gelegen aan de [adres] ) goederen van zijn gading die toebehoorden aan [benadeelde 4] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die woning heeft betreden en doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10. ( (zaak 39)
op 2 november 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een kluis, meerdere sieraden, meerdere munten en een grijze vuilniskliko, welke goederen toebehoorden aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
12. ( (zaak 45)
op meerdere momenten in de periode van 1 februari 2019 tot en met 7 november 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen [benadeelde 3] , door geweld en door bedreiging met geweld wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten meermaals betalen van geld, door die [benadeelde 3] meermaals op dwingende wijze om geld te vragen (via Instagramchat en/of Whatsapp althans via een online communicatiekanaal), geen afstand te nemen van en aanwezig te zijn bij geweld en bedreigingen welke door medeverdachten tegen die [benadeelde 3] zijn geuit en geld in ontvangst te nemen van die [benadeelde 3] ;
13. ( (zaak 46)
op 1 oktober 2019 te [woonplaats] , gemeente Bunnik, twee tablets, een zonnebril en een horloge, die toebehoorden aan [aangeefster 4] , (uit een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel door met een sleutel tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was de woning te betreden;
14. ( (zaak 52)
in de periode van 24 oktober 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , en [medeverdachte 6] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van woninginbraken;
16.098928.21
in de periode van 3 december 2020 tot en met 24 december 2020 te Zeist tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag dat aan die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] toebehoorde, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) dreigend tegen die [slachtoffer 5] gezegd:
“ik kan jou ook helemaal kapot slaan als ik zou willen. Maar dat doe ik niet, want jij bent mijn leeftijd niet” en daarbij een beweging te maken alsof iemand bij de keel werd gepakt en
“Je gaat niet naar de politie. Heb al een paar zaken lopen en als je ooit mijn naam noemt naar de politie dan heb je grote problemen. Dan ga ik zitten en dan kom ik weer vrij en dan heb jij grote problemen. Je gaat maar naar je oom, je moeder, je tante of wie je maar wilt. Maar niet naar de politie.”
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
16.264544.19
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
8. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
9. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
10. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
12. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
12. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
12. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
16.098928.21
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat hij zoveel ernstige strafbare feiten heeft gepleegd in een korte tijd. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte een leidende rol had in de criminele organisatie. Hij neemt het hem ook kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten volgens de officier van justitie de voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast vindt de officier van justitie dat aan verdachte een contactverbod met de slachtoffers van de afpersingen moet worden opgelegd in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de volgende factoren. Verdachte is nog jong en is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. De advocaat vindt dat aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf en maatregel rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van vier jaren en een vrijheidsbeperkende maatregel op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
9.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft samen met anderen vier mensen afgeperst, soms samen met anderen en soms alleen vijf inbraken gepleegd en één keer geprobeerd in te breken, een gokkast vernield en deelgenomen aan een criminele organisatie. Deze strafbare feiten hebben – met uitzondering van de afpersingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] die verdachte nota bene tijdens de schorsing van zijn voorarrest pleegde – binnen een half jaar plaatsgevonden. De woninginbraken vonden – op één woninginbraak na – zelfs plaats binnen een tijdsbestek van tien dagen. Verdachte maakte deel uit van een groep daders die in wisselende samenstelling op pad ging om in te breken. Die groep heeft in en rondom Zeist bijgedragen aan een groot gevoel van onrust en onveiligheid. Dat betrekt de rechtbank strafverzwarend bij het bepalen van de straf.
Bij het plegen van alle bewezenverklaarde feiten profileert verdachte zich als een man die enkel oog heeft voor zijn eigen (financiële) belang. Hij lijkt zich onaantastbaar te voelen. Zonder enig respect voor de eigendom van anderen heeft verdachte stelselmatig en op brutale wijze een groot aantal goederen geroofd. De – kwetsbare – slachtoffers bleven vaak met aanzienlijke schade achter. Van de gevolgen van zijn gedrag voor anderen lijkt verdachte zich niets aan te trekken. Het meest treffend blijkt dit uit de bewijsmiddelen ten aanzien van de afpersingen. Door verdachte en medeverdachten wordt een probleem gecreëerd (telefoon is weg, er zat hasj in de scooter van slachtoffer, die nota bene door de groep zelf was afgepakt, verdachte wordt afgeperst) en slachtoffers moeten dit “probleem” oplossen door te betalen en/of telefoonabonnementen af te sluiten. De slachtoffers worden bedreigd en mogen vooral geen contact opnemen met de politie. Als wel aangifte gedaan werd, werd in meerdere gevallen contact opgenomen met aangevers om de aangifte in te trekken of bij te stellen. Bij de politie zijn ook meldingen binnengekomen van anderen die géén aangifte durven te doen. Het leven van de slachtoffers van de afpersingen wordt beheerst door angst voor verdachte en zijn medeverdachten, een angst die door verdachte vooral verder wordt geëxploiteerd. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft nauwelijks willen verklaren over de door hem gepleegde strafbare feiten. Hij heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Alhoewel sommige feiten zich al enige tijd geleden hebben afgespeeld, laat de ernst en het aantal van de bewezenverklaarde feiten de rechtbank geen andere keuze dan aan verdachte een gevangenisstraf van lange duur op te leggen. Alleen daarmee wordt recht gedaan aan de gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving als geheel.
9.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld voor strafbare feiten. Op 21 oktober 2020 heeft verdachte van het openbaar ministerie een boete opgelegd gekregen voor het rijden zonder rijbewijs. Nu die veroordeling van na het plegen van de meeste bewezenverklaarde feiten is en ook een ander soort feit betreft dan de feiten waarvoor verdachte nu voor wordt veroordeeld, heeft die veroordeling geen invloed op het bepalen van de straf.
Advies van de reclassering
Verdachte heeft gesprekken gevoerd met A. Hofman van Reclassering Nederland. Hofman heeft een rapport over verdachte geschreven.
Volgens de reclassering ligt de oorzaak van het plegen van strafbare feiten in verdachtes sociale netwerk, woonomgeving, pro-criminele houding, denkpatronen, beperkte copingsvaardigheden en beïnvloedbaarheid. Omdat verdachte zelf niet in staat is om uit zijn sociale netwerk te stappen, is het nodig dat verdachte buiten Zeist gaat wonen met intensieve begeleiding.
Het risico op herhaling van strafbare feiten is volgens de reclassering gemiddeld. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • contactverbod met de medeverdachten;
  • contactverbod met de slachtoffers;
  • locatieverbod voor een gedeelte van Zeist, met elektronische controle;
  • locatiegebod op zijn verblijfsadres;
  • meewerken aan dagbesteding.
9.3.3
Conclusie
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om af te wijken van het uitgangspunt om een lange gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden. De rechtbank zal – anders dan is gevorderd door de officier van justitie – de gevangenisstraf niet deels voorwaardelijk opleggen. Verdachte is geschorst geweest uit de voorlopige hechtenis en die schorsing onder voorwaarden is niet rimpelloos verlopen. Uiteindelijk is de schorsing opgeheven vanwege overtreding van de algemene voorwaarde: zelfs tijdens de schorsing maakte verdachte zich schuldig aan nieuwe afpersingen. Het advies van de reclassering lijkt te zijn ingegeven tegen de achtergrond van een andere (tegenover de reclassering) ingenomen proceshouding.
De rechtbank is van oordeel dat het beste in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan worden bekeken of het risico op herhaling kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden aan een invrijheidstelling.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, of de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
38v-maatregel
De rechtbank zal voor de beveiliging van de maatschappij bevelen dat verdachte geen direct of indirect contact mag hebben met de volgende slachtoffers:
  • [slachtoffer 3] ,
  • [benadeelde 3] ,
  • [slachtoffer 5] en
  • [slachtoffer 4] .
De rechtbank legt deze maatregel op voor de duur van vijf jaren. Per overtreding zal vervangende hechtenis van één week worden opgelegd. De rechtbank zal deze maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, aangezien verdachte op dit moment in de gevangenis zit en er op dit moment dus geen ernstig gevaar voor belastend gedrag vanuit verdachte tegen de slachtoffers is.

10.BESLAG

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de in beslag genomen drugs moet worden onttrokken aan het verkeer. De in beslag genomen telefoons en het in beslag genomen gereedschap moeten volgens hem verbeurd worden verklaard, omdat die goederen bij het plegen van de strafbare feiten zijn gebruikt.
10.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat voert geen verweer over de in beslag genomen goederen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen drugs onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen telefoons en het in beslag genomen gereedschap verbeurd verklaren, omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan.

11.BENADEELDE PARTIJ

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [aangeefster 1] , de familie [familie] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] , [J] , [aangeefster 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hoofdelijk moeten worden toegewezen, verhoogd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] moet volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
11.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat de vordering van benadeelde partij [aangeefster 4] te laat is ingediend en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De advocaat heeft namelijk onvoldoende tijd gehad om de vordering met verdachte te bespreken en een verweer voor te bereiden. De overige vorderingen moeten volgens de advocaat worden afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwd zijn. Volgens de advocaat levert verder onderzoek naar de vorderingen een onevenredige belasting van de strafzaak op.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vorderingen geen onevenredige belasting van de strafzaak oplevert. De inhoud van het strafdossier was de verdediging al lange tijd bekend. De stukken die aan de vorderingen ten grondslag zijn gelegd, leveren ten opzichte van dit dossier geen wezenlijk ander beeld op. De advocaat heeft daarnaast niet om onderbreking of aanhouding verzocht om alsnog aspecten met verdachte te bespreken of zich nog beter voor te kunnen bereiden op een verweer en de vorderingen zijn niet erg ingewikkeld. De rechtbank verwerpt het verweer van de advocaat op dit punt dan ook.
11.4
[slachtoffer 2]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend voor de immateriële schade die hij heeft opgelopen na de bedreiging die verdachte zou hebben gepleegd. Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van het feit waardoor de schade van [slachtoffer 2] is ontstaan, verklaart de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
11.5
[slachtoffer 3]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Zij vordert een bedrag van € 3.126,-. Dat bedrag bestaat uit materiële schade voor de aanschaf van de telefoons van € 2.376,- en immateriële schade voor de psychische schade die zij heeft opgelopen van € 750,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 2.376,- een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Afpersing zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dit leidt tot (ernstige) psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
[slachtoffer 3] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank [slachtoffer 3] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. [slachtoffer 3] kan de vergoeding van dat deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [slachtoffer 3] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.876,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 38 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.6
[aangeefster 1]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Zij stelt materiële schade te hebben geleden van € 9.641,20, door de diefstal van audiovisuele apparatuur, sieraden en overige inboedel. De verzekering heeft een bedrag van € 6.531,50 vergoed. [aangeefster 1] wil het resterende bedrag van € 3.109,70 nog van de daders van de inbraak vergoed krijgen.
Uit de schadespecificatie die [aangeefster 1] bij de vordering heeft gevoegd, blijkt dat de verzekering de schade aan audiovisuele apparatuur en de overige inboedel al volledig heeft vergoed. De verzekering heeft daarbij naar de dagwaarde gekeken. De vergoeding van sieraden was echter gemaximeerd tot een bedrag van € 5.000,-, terwijl het schadebedrag aan sieraden € 7.159,70 was. De rechtbank is van oordeel dat het verschil, een bedrag van € 2.159,70, een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank verklaart [aangeefster 1] niet-ontvankelijk in de rest van de vordering. [aangeefster 1] kan de vergoeding van die schade nog wel aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [aangeefster 1] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.159,70, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.7
[aangever 2]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Hij vordert een bedrag van € 400,- voor de immateriële schade die hij door de inbraak heeft opgelopen. [aangever 2] heeft aangegeven dat hij door de inbraak gevoelens van onveiligheid heeft ervaren. Ook heeft hij zijn dochters na de inbraak zien veranderen.
In uitzonderlijke gevallen kan bij woninginbraken sprake zijn van psychische schade doordat iemand ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake als een benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat sprake is van geestelijk letsel moet met voldoende concrete gegevens worden onderbouwd. Ook kan de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Ook dat moet met concrete gegevens worden onderbouwd. Soms kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat [aangever 2] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij door de inbraak geestelijk letsel heeft opgelopen. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [aangever 2] zijn in dit geval ook niet zodanig dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Nu de wet geen grondslag biedt voor het vergoeden van de schade van [aangever 2] , zal de rechtbank [aangever 2] nietontvankelijk verklaren in de vordering. [aangever 2] kan de vergoeding van die schade nog wel aan de burgerlijke rechter verzoeken.
11.8
[aangeefster 2]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Zij vordert een bedrag van € 400,- voor de immateriële schade die zij door de inbraak heeft opgelopen. [aangeefster 2] heeft aangegeven dat zij door de inbraak gevoelens van onveiligheid heeft ervaren. Ook heeft zij haar dochters na de inbraak zien veranderen.
In uitzonderlijke gevallen kan bij woninginbraken sprake zijn van psychische schade doordat iemand ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake als een benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat sprake is van geestelijk letsel moet met voldoende concrete gegevens worden onderbouwd. Ook kan de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Ook dat moet met concrete gegevens worden onderbouwd. Soms kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat [aangeefster 2] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door de inbraak geestelijk letsel heeft opgelopen. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [aangeefster 2] zijn in dit geval ook niet zodanig dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Nu de wet geen grondslag biedt voor het vergoeden van de schade van [aangeefster 2] , zal de rechtbank [aangeefster 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. [aangeefster 2] kan de vergoeding van die schade nog wel aan de burgerlijke rechter verzoeken.
11.9
[E]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.461,99. Dat bedrag bestaat uit materiële schade van € 761,99 en uit immateriële schade van € 700,-. De materiële schade bestaat uit de kosten van een psycholoog. De immateriële schade bestaat uit de psychische schade die [E] door de inbraak heeft opgelopen. Sinds de inbraak slaapt zij slecht en is ze erg emotioneel. Zij is hiervoor doorverwezen naar een psycholoog. Bij de vordering zit een bericht van de psycholoog waarin staat dat de inbraak het gevoel van onveiligheid en de spanning verder hebben doen versterken. Ook zijn sieraden met een emotionele waarde gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 700,- een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling.
In uitzonderlijke gevallen kan bij woninginbraken sprake zijn van psychische schade doordat iemand ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake als een benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat sprake is van geestelijk letsel moet met voldoende concrete gegevens worden onderbouwd. Ook kan de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Ook dat moet met concrete gegevens worden onderbouwd. Soms kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat [E] voldoende heeft onderbouwd dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen door de inbraak. Uit de vordering blijkt namelijk dat zij mede als gevolg van de inbraak in behandeling is bij een psycholoog. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het onder feit 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade wordt dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [E] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [E] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.461,99, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.1
[D]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Zij vordert een bedrag van € 400,-. Dat bedrag bestaat uit immateriële schade bestaat uit de psychische schade die [D] door de inbraak heeft opgelopen. Sinds de inbraak is zij erg emotioneel, ligt ze met angst in bed en kan ze niet slapen, voelt ze zich onveilig en durft ze nog steeds niet alleen thuis te zijn. Haar schoolprestaties in de periode na de inbraak hebben geleden onder deze gevoelens. Ook zijn sieraden met een emotionele waarde gestolen.
In uitzonderlijke gevallen kan bij woninginbraken sprake zijn van psychische schade doordat iemand ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake als een benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat sprake is van geestelijk letsel moet met voldoende concrete gegevens worden onderbouwd. Ook kan de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Ook dat moet met concrete gegevens worden onderbouwd. Soms kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Toekenning van immateriële schade vanwege een gemis aan goederen (met een emotionele waarde) ligt niet voor de hand.
De rechtbank is van oordeel dat [D] voldoende heeft onderbouwd dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen door de inbraak. De rechtbank let daarbij ook op haar leeftijd van destijds 16 jaar oud en de door haar beschreven gevoelens van onveiligheid als gevolg van de inbraak. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het onder feit 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte.
[D] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 250,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank [D] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. [D] kan de vergoeding van dat deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [D] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [D] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.11
[benadeelde 1]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Hij stelt materiële schade te hebben geleden van € 75.736,-, door de diefstal van een kluis, een sieradendoos en sieraden en schade aan de achterdeur. De waarde van de kluis en de sieradendoos en de schade aan de achterdeur is al vergoed door de verzekering. De verzekering heeft ook een bedrag van € 6.000,- vergoed voor de weggenomen sieraden. De overige waarde van de sieraden wil [benadeelde 1] nog van de daders van de inbraak vergoed krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde 1] onvoldoende heeft onderbouwd dat bij de inbraak sieraden ter waarde van € 71.090,- zijn weggenomen. In het dossier is een indicatie te vinden dat de waarde van de weggenomen sieraden lager is. In tapgesprekken tussen de verdachten wordt namelijk gesproken over de buit: 63 gram aan goud, wat volgens de verdachten gelijk zou staan aan een bedrag van rond € 1.200,-. Dat betekent dat het aan de benadeelde partij is om nader bewijs aan te leveren. De rechtbank is van oordeel dat verder onderzoek naar deze vordering een onevenredige belasting van de strafzaak zou opleveren en verklaart [benadeelde 1] daarom niet-ontvankelijk in de vordering. [benadeelde 1] kan de vergoeding van zijn schade nog wel aan de burgerlijke rechter verzoeken.
11.12
[J]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend voor de immateriële schade die hij heeft opgelopen na de inbraak die verdachte zou hebben gepleegd. Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van het feit waardoor de schade van [J] is ontstaan, verklaart de rechtbank [J] niet-ontvankelijk in de vordering.
11.13
[benadeelde 3]
heeft op de zitting mondeling een schadevergoedingsverzoek ingediend. Hij wil het geldbedrag dat hij aan verdachte heeft afgestaan vergoed krijgen. Daarnaast wil hij een vergoeding krijgen voor de psychische schade die hij door de afpersing heeft opgelopen. [benadeelde 3] heeft zich als gevolg van de afpersing geautomutileerd en is inmiddels in behandeling bij een psycholoog.
Uit de aangifte blijkt dat [benadeelde 3] in totaal een bedrag van € 1.100,- aan verdachte heeft afgestaan. De rechtbank is van oordeel dat die materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 12 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Afpersing zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dit leidt tot (ernstige) psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
[benadeelde 3] heeft immateriële schade gevorderd, maar niet de hoogte van het gevorderde bedrag genoemd. Dat [benadeelde 3] heeft nagelaten de geleden schade zelf op een bepaald bedrag te stellen staat niet in de weg aan toewijzing van de vordering van vergoeding van de gevorderde immateriële schade. [benadeelde 3] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 1.000,- billijk. De rechtbank heeft daarbij vooral gelet op de ernst en duur van de afpersing en de gevolgen daarvan voor [benadeelde 3] . Van dit bedrag moet verdachte € 500,- betalen, en de andere € 500,- moet zijn medeverdachte betalen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade in de zaak van verdachte tot € 500,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [benadeelde 3] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.600,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.14
[aangeefster 4]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Zij stelt materiële schade te hebben geleden van € 2.109,80, door de diefstal van twee iPads, een zonnebril en een horloge. Daarnaast vordert zij de vergoeding van immateriële schade van € 500,- als gevolg van de psychische schade die zij door de inbraak heeft opgelopen. [aangeefster 4] voelt zich in haar gevoel van veiligheid aangetast en heeft sinds de inbraak last van slaapproblemen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 13 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling.
In uitzonderlijke gevallen kan bij woninginbraken sprake zijn van psychische schade doordat iemand ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake als een benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Dat sprake is van geestelijk letsel moet met voldoende concrete gegevens worden onderbouwd. Ook kan de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Ook dat moet met concrete gegevens worden onderbouwd. Soms kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat [aangeefster 4] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door de inbraak geestelijk letsel heeft opgelopen. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [aangeefster 4] zijn in dit geval ook niet zodanig dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Nu de wet geen grondslag biedt voor het vergoeden van de schade van [aangeefster 4] , zal de rechtbank [aangeefster 4] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. [aangeefster 4] kan de vergoeding van die schade nog wel aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [aangeefster 4] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.109,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.15
[slachtoffer 5]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Hij vordert een bedrag van € 1.920,-. Dat bedrag bestaat uit materiële schade van € 1.070,-, het bedrag dat hij aan de daders van de afpersing heeft betaald, en uit immateriële schade van € 850,- voor de psychische schade die hij als gevolg van de afpersing heeft opgelopen.
Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer 5] in totaal een bedrag van € 250,- aan verdachte heeft afgestaan. De rechtbank is van oordeel dat die materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 15 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt dan ook tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Afpersing zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dit leidt tot (ernstige) psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
[slachtoffer 5] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 750,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [slachtoffer 5] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
11.16
[slachtoffer 4]
heeft een schadevergoedingsverzoek ingediend. Hij vordert een bedrag van € 1.250,-. Dat bedrag bestaat uit materiële schade van € 400,-, het bedrag dat hij aan de daders van de afpersing heeft betaald, en uit immateriële schade van € 850,- voor de psychische schade die hij als gevolg van de afpersing heeft opgelopen.
Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer 4] in totaal een bedrag van € 400,- aan verdachte heeft afgestaan. De rechtbank is van oordeel dat die materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 15 bewezenverklaarde feit en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering tot vergoeding van de materiële schade wordt dan ook tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Afpersing zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dit leidt tot (ernstige) psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
[slachtoffer 4] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 750,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door [slachtoffer 4] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Als en voor zover verdachtes mededader betaalt, hoeft verdachte die schade niet meer te betalen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.150,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 60a, 140, 311, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
16.264544.19
Niet-ontvankelijkheid
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake van het onder 15 ten laste gelegde feit;
Vrijspraak
- verklaart de onder 3, 7 en 11 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
16.264544.19 & 16.098928.21
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder parketnummer 16.264544.19 onder 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 12, 13 en 14 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 16.098928.21 ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel 38v
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren;
  • beveelt dat verdachte zich onthoudt van ieder contact, direct of indirect, met:
o [slachtoffer 3] , geboren op [2001] ;
o [benadeelde 3] , geboren op [2001] ;
o [slachtoffer 5] , geboren op [2002] ;
o [slachtoffer 4] , geboren op [2004] ,
te controleren door de politie;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door 7 dagen hechtenis met een maximum van 6 maanden;
  • toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
o verdovende middelen (G2517085)
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
o schroevendraaier (G2517191)
o schroevendraaier (G2517193)
o waterpomptang (G2517196)
o schroevendraaier (G2517197)
o twee waterpomptangen (G2517195)
o schroevendraaier (G2517198)
o beitel (G2517199)
o schroevendraaier (G2517201)
o schroevendraaier (G2517202)
o schroevendraaier (G2517204)
o schroevendraaier (G2517205)
o schroevendraaier (G2517208)
o breekijzer (G2517209)
o iPhone XR (MD3R019142_565435)
o Samsung (MD3R019142_535028)
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 2.876,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] € 2.876,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 38 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangeefster 1]
  • wijst de vordering van [aangeefster 1] toe tot een bedrag van € 2.159,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2019;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangeefster 1] € 2.159,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2019, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 31 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [aangeefster 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [E]
  • wijst de vordering van [E] toe tot een bedrag van € 1.461,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [E] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [E] € 1.461,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 24 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [D]
  • wijst de vordering van [D] toe tot een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [D] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [D] € 250,‑, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 5 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [J]
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 1.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 3] ;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] € 1.600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 26 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangeefster 4]
  • wijst de vordering van [aangeefster 4] toe tot een bedrag van € 2.109,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 4] ;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 4] € 2.109,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 31 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2020;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2019, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2020;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] , behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] € 1.150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2019, aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 21 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2021.
Mrs. Y.M. Vanwersch en J.G. van Ommeren zijn buiten staat dit vonnis mede te
ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.264544.19
1. (zaak 18 t/m 20)
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Zeist [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik pak je nog wel, je gaat tanden rapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet dat ik weet waar je woont. Ik zal je wel een paar skippyballen komen geven op je hoofd";
en/of
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te Zeist opzettelijk en wederrechtelijk een gokkast, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [café] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2. ( (zaak 23)
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2019 tot en met 16 juni 2019 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, (te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnementen op naam van die [slachtoffer 3] , o.a. bij Vodafone en KPN en/of een Samsung S10 Plus telefoon) door die [slachtoffer 3] de volgende dreigende woorden toe te voegen: "De problemen die wij hebben worden voor jou dan 10 keer zo erg en er komt een handgranaat op je huis. Als je het niet doet komt mijn baas uit Rotterdam je opzoeken" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
3. ( (zaak 31)
hij op of omstreeks 26 september 2019 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een of meerdere fietsen, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
4. ( (zaak 33)
hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een laptop (merk: Pavilion, kleur: grijs), een televisie (merk: Samsung, kleur: grijs) en/of een digitale tvontvanger (merk: Sony, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te Zeist, een of meerdere goederen, te weten een laptop (merk: Pavilion, kleur: grijs), een televisie (merk: Samsung, kleur: grijs) en/of een digitale tvontvanger (merk: Sony, kleur: zwart) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
5. ( (zaak 34)
hij op of omstreeks 25 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een tablet (merk: Apple, kleur: wit), een of meerdere computers (merk/type: HP Probook, kleur: zwart en/of merk/type: Imac, met randapparatuur), een koptelefoon (merk: Bose), een luidspreker (merk: JBL), twee jassen (merk: Napaijri, kleuren: zwart en/of groen), een rugzak (merk: Wildebeast) en/of een of meerdere sierraden (o.a. ringen, kettingen, oorbellen en horloges), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangeefster 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
6. ( (zaak 35)
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een of meerdere computers (merk: Apple, type Macbook Air, kleur: grijs en/of merk: Toshiba en/of merk: Sony Vaio), meerdere telefoons (merk/type: Apple iPhone 5 en/of 6), een (actie)camera, een kunstbeeld (vorm: zeehond), een portemonnee (vorm: vlinder), meerdere spaarpotten (vorm: olifant, kleur: zilver en/of kleur: blauw met bloemetjes), meerdere sieraden (o.a. armbanden, een enkelband, ringen, oorbellen, kettingen, een boormachine (merk: Wesco), een geldsom (ter waarde van in totaal 368,80 euro), een headset/oortjes (merk: Apple, kleur: wit), een sporttas (merk: Adidas), een kniebeschermer (merk: Mizuno, kleur: zwart) en/of een identiteitskaart (op naam van [D] ) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] en/of [D] en/of [E] en/of [aangeefster 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019 te Zeist tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere computers (merk: Apple, type Macbook Air, kleur: grijs en/of merk: Toshiba en/of merk: Sony Vaio), meerdere telefoons (merk/type: Apple iPhone 5 en/of 6), een (actie)camera, een kunstbeeld (vorm: zeehond), een portemonnee (vorm: vlinder), meerdere spaarpotten (vorm: olifant, kleur: zilver en/of kleur: blauw met bloemetjes), meerdere sieraden (o.a. armbanden, een enkelband, ringen, oorbellen, kettingen, een boormachine (merk: Wesco), een geldsom (ter waarde van in totaal 368,80 euro), een headset/oortjes (merk: Apple, kleur: wit), een sporttas (merk: Adidas), een kniebeschermer (merk: Mizuno, kleur: zwart) en/of een identiteitskaart (op naam van [D] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] en/of [D] en/of [E] en/of [aangeefster 2] , (uit een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 25 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019 te Zeist tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (telefonisch) inlichtingen door te geven met betrekking tot eventuele verstoring en/of betrapping van de inbraak;
(Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
7. ( (zaak 36)
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (uit een woning gelegen aan de [adres] ) goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [K] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, de ruit van de tuin/achterdeur heeft vernield en/of het (klap)raampje naast de keukendeur heeft geforceerd/vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 29 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (uit een woning gelegen aan de [adres] ) goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [K] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, de ruit van de tuin/achterdeur heeft vernield en/of het (klap)raampje naast de keukendeur heeft geforceerd/vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (telefonisch) inlichtingen door te geven met betrekking tot eventuele verstoring en/of betrapping van de inbraak;
(Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
8. ( (zaak 37)
hij op of omstreeks 28 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een geldsom (ter waarde van 765 euro), een laptop (merk/type: Apple Macbook), een mobiele telefoon (merk: Samsung), een spelcomputer (merk/type: Sony Playstation 4), meerdere parfums/luchtjes (merk: Jimmy Choo, Hugo Boss en/of Abercrombie) en/of sieraden (o.a. kettinkjes, ringen en/of een horloge), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangeefster 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 28 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldsom (ter waarde van 765 euro), een laptop (merk/type: Apple Macbook), een mobiele telefoon (merk: Samsung), een spelcomputer (merk/type: Sony Playstation 4), meerdere parfums/luchtjes (merk: Jimmy Choo, Hugo Boss en/of Abercrombie) en/of sieraden (o.a. kettinkjes, ringen en/of een horloge), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangeefster 3] , (uit een woning gelegen aan de [adres] )
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (telefonisch) inlichtingen door te geven met betrekking tot eventuele verstoring en/of betrapping van de inbraak; (Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
9. ( (zaak 38)
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (uit een woning gelegen aan de [adres] ) goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die woning heeft/hebben betreden en/of heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
10. ( (zaak 39)
hij op of omstreeks 2 november 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een kluis (grijs), meerdere sieraden (o.a. oorbellen, ringen, kettingen, broches, armbanden), meerdere munten, een houten kistje en/of een grijze vuilniskliko, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 november 2019 te Zeist, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een kluis (grijs), meerdere sieraden (o.a. oorbellen, ringen, kettingen, broches, armbanden), meerdere munten, een houten kistje en/of een grijze vuilniskliko heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
11. ( (zaak 41)
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2019 tot en met 13 februari 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een geldbedrag van 35000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [J] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
12. ( (zaak 45)
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 t/m 7 november 2019 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [benadeelde 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten (meermaals) betalen van geld (in totaal ter hoogte van 300 euro), door die [benadeelde 3] (meermaals) op dwingende wijze om geld te vragen (via Instagramchat en/of Whatsapp althans via een online communicatiekanaal) en/of geen afstand te nemen van/aanwezig te zijn bij geweld en/of bedreigingen welke door medeverdachten tegen die [benadeelde 3] zijn geuit en/of geld in ontvangst te nemen van die [benadeelde 3] ;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
13. ( (zaak 46)
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te [woonplaats] , gemeente Bunnik tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee tablets (merk/type: Apple Air (goud met wit) en/of Apple Pro (zwart)), een zonnebril (merk/type: Bvlgari) en/of een horloge (merk: Dolce & Gabbana), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangeefster 4] , (uit een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel door met een sleutel tot het gebruik waarvan hij/verdachte niet gerechtigd, was de woning te betreden;
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Odijk, gemeente Bunnik, een goed, te weten twee tablets (merk/type: Apple Air (goud met wit) en/of Apple Pro (zwart)) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
14. ( (zaak 52)
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2019 t/m 4 november 2019 te Zeist, althans in Nederland, een of meerdere malen heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: (onder andere) [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en/of [H] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van woninginbraken en/of het plegen van (andere) vermogensdelicten;
(Artikel art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
15. hij in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met 24 december 2020 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van (ongeveer) 820 euro en/of 250 euro en/of 20 euro en/of 250 euro en/of 400 euro, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] toebehoorde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 5] opgebeld en/of gezegd dat hij naar ‘het hok’ moest komen en/of
- die [slachtoffer 4] opgezocht bij zijn (flat)woning en/of
- tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gezegd dat “zij een probleem hadden als de hasj niet voor 15:00 uur terug zou zijn”, althans woorden van gelijke strekking en/of – zakelijk weergegeven – dat zij verantwoordelijk waren voor het kwijtraken van de hasj en/of
- tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gedreigd dat er geld betaald moest worden en gezegd – zakelijk weergegeven - dat er dingen zouden gebeuren als ze niet zouden betalen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gezegd: “of je wilt je ouders er buiten laten en het nu zelf oplossen met ons. Dan gaan we niet met de eigenaar naar je ouders. Je kunt nu ons zelf geld betalen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij naar een pinautomaat moest rijden en/of (vervolgens) bij de pinautomaat gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij geen smoesjes moest verzinnen en gewoon geld moest opnemen en betalen en/of
- die [slachtoffer 5] bij de kraag gepakt en/of gezegd – zakelijk weergegeven – dat als zij naar de politie zouden gaan dat ze dan naar zijn ouders en huis zouden gaan en/of
- via snap chat aan die [slachtoffer 5] een of meerdere bericht(en) gestuurd met de woorden: “luister morgen € 425 Als dat niet zo is heb je een probleem. Die blok van mij 425. [slachtoffer 5] op mij moeder ik ben met [verdachte] ” en/of “Ey bro ik pak jou morgen ik neuk jou kkr kkr kkr hard abro. Je gaat sws zien je gaat hele harde klappe krijgen als ik je pak. Wacht Maar” en/of “Sadd ik geef jou half uur om in centrum te zijn als je daar dan niet bent heb je een zieke probleem jou moeder gaat daar ook kapot van let maar op” en/of “Wat ziei die Wat Ah kk hoer. Die geld is van mij. Ik kom nu naar jou huis. Ik neuk jullie met ze alle” en/of “Ik ben er ong over 20 min. Met kipuh bij je osso” en/of “Je hebt sws problemen ben rond die 14:00 uur bij jou moeder thuis”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij die [slachtoffer 4] moest bellen en/of moest vertellen dat zij geld moesten betalen en/of
- via snap chat aan die [slachtoffer 4] een of meerdere bericht(en) gestuurd met de woorden: “je kk leger Iedereen En screen dit ook. Dat je hasj in scooters laat Op mijn moeder ik ga naar je ouders met die hasj of naar sct Politie Geef nmmr van je broer als je balle hebt” en/of “Bro je houdt van negeren toch gaan we zien als ik je moeder pak je gaat eraan vriend Helemaal kapot ga je G” en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 4] gezegd: “ik sla je kankertanden naar beneden hier als het moet” en/of gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij hen nog moest betalen en dat hij het op korte termijn moest fixen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 5] gezegd: “ik kan jou ook helemaal kapot slaan als ik zou willen. Maar dat doe ik niet, want jij bent mijn leeftijd niet”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij beweging te maken alsof iemand bij de keel werd gepakt en/of “Je gaat niet naar de politie. Je hebt al een paar zaken lopen en als je ooit mijn naam noemt naar de politie dan heb je grote problemen. Dan ga ik zitten en dan kom ik weer vrij en dan heb jij grote problemen. Je gaat maar naar je oom, je moeder, je tante of wie je maar wilt. Maar niet naar de politie.”
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
16.098928.21
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met 24 december 2020 te Zeist, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van (ongeveer) 820 euro en/of 250 euro en/of 20 euro en/of 250 euro en/of 400 euro, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] toebehoorde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 5] opgebeld en/of gezegd dat hij naar ‘het hok’ moest komen en/of
- die [slachtoffer 4] opgezocht bij zijn (flat)woning en/of
- tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gezegd dat “zij een probleem hadden als de hasj niet voor 15:00 uur terug zou zijn”, althans woorden van gelijke strekking en/of – zakelijk weergegeven – dat zij verantwoordelijk waren voor het kwijtraken van de hasj en/of
- tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gedreigd dat er geld betaald moest worden en gezegd
– zakelijk weergegeven - dat er dingen zouden gebeuren als ze niet zouden betalen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gezegd: “of je wilt je ouders er buiten laten en het nu zelf oplossen met ons. Dan gaan we niet met de eigenaar naar je ouders. Je kunt nu ons zelf geld betalen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij naar een pinautomaat moest rijden en/of (vervolgens) bij de pinautomaat gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij geen smoesjes moest verzinnen en gewoon geld moest opnemen en betalen en/of
- die [slachtoffer 5] bij de kraag gepakt en/of gezegd – zakelijk weergegeven – dat als zij naar de politie zouden gaan dat ze dan naar zijn ouders en huis zouden gaan en/of
- via snap chat aan die [slachtoffer 5] een of meerdere bericht(en) gestuurd met de woorden: “luister morgen 425€ Als dat niet zo is heb je een probleem. Die blok van mij 425. [slachtoffer 5] op mij moeder ik ben met [verdachte] ” en/of “Ey bro ik pak jou morgen ik neuk jou kkr kkr kkr hard abro. Je gaat sws zien je gaat hele harde klappe krijgen als ik je pak. Wacht Maar” en/of “Sadd ik geef jou half uur om in centrum te zijn als je daar dan niet bent heb je een zieke probleem jou moeder gaat daar ook kapot van let maar op” en/of “Wat ziei die Wat Ah kk hoer. Die geld is van mij. Ik kom nu naar jou huis. Ik neuk jullie met ze alle” en/of “Ik ben er ong over 20 min. Met kipuh bij je osso” en/of “Je hebt sws problemen ben rond die 14:00 uur bij jou moeder thuis”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat hij die [slachtoffer 4] moest bellen en/of moest vertellen dat zij geld moesten betalen en/of
- via snap chat aan die [slachtoffer 4] een of meerdere bericht(en) gestuurd met de woorden: “je kk leger Iedereen En screen dit ook. Dat je hasj in scooters laat Op mijn moeder ik ga naar je ouders met die hasj of naar sct Politie Geef nmmr van je broer als je balle hebt” en/of “Bro je houdt van negeren toch gaan we zien als ik je moeder pak je gaat eraan vriend Helemaal kapot ga je G” en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 4] gezegd: “ik sla je kankertanden naar beneden hier als het moet” en/of gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij hen nog moest betalen en dat hij het op korte termijn moest fixen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 5] gezegd: “ik kan jou ook helemaal kapot slaan als ik zou willen. Maar dat doe ik niet, want jij bent mijn leeftijd niet”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of daarbij beweging te maken alsof iemand bij de keel werd gepakt en/of “Je gaat niet naar de politie. Je hebt al een paar zaken lopen en als je ooit mijn naam noemt naar de politie dan heb je grote problemen. Dan ga ik zitten en dan kom ik weer vrij en dan heb jij grote problemen. Je gaat maar naar je oom, je moeder, je tante of wie je maar wilt. Maar niet naar de politie.”
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna in dit vonnis wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnaam 033WING van 24 maart 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2001. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van relaas, p. 6-7.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
4.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 17.
5.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 571.
6.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 239-241.
8.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 286.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291-292.
10.HvJ EU 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152.
11.C-511/18, C-512/18, C-520-18, ECLI:EU:C:2020:791
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 90-91.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83.
14.Eigen waarneming van de rechtbank van de bijlage bij het proces-verbaal van aangifte, p. 93-95.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 117-120.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 142; proces-verbaal van bevindingen, p. 146; proces-verbaal van bevindingen, p. 150.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 153.
18.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 3 december 2020.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 137-138.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 157-158.
21.Een geschrift, te weten: telefooncontracten, p. 127-131.
22.Proces-verbaal van aangifte, p. 224.
23.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 227.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 228.
25.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 251.
27.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 233.
28.Proces-verbaal van aangifte, p. 263-264.
29.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 267-273.
30.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 286.
31.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 287.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291-293.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 296.
34.Proces-verbaal van aangifte, p. 304-305.
35.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 307-312.
36.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 352-356.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 360-362.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 366.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 370.
41.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 378.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 377.
43.Proces-verbaal van aangifte, p. 452-453.
44.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 456.
45.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 464-465.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 468.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 469.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 471.
49.Proces-verbaal van aangifte, p. 480.
50.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 489.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 491.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 493.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 494.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 494.
55.Proces-verbaal van aangifte, p. 509.
56.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte, p. 523-525.
57.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 556.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 576.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 580-581.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 627.
61.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 558.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587-589.
63.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 571.
64.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 574.
65.Proces-verbaal van verdenking, p. 1219.
66.Proces-verbaal van aangifte, p. 712-715.
67.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 733.
68.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 749-750.
69.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 882-908.
70.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 733.
71.Proces-verbaal van bevindingen, p. 758.
72.Proces-verbaal van aangifte, p. 982-985.
73.Proces-verbaal van bevindingen, p. 999-1000.
74.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1009.
75.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1007.
76.Proces-verbaal van bevindingen, p. 239-243; proces-verbaal van bevindingen, p. 291-293; proces-verbaal van bevindingen, p. 370; proces-verbaal van bevindingen, p. 587-589.
77.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 231.
78.Proces-verbaal van bevindingen, p. 377.
79.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1088-1089.
80.Zie bewijsstukken van de inbraak aan de [straat] .
81.Zie bewijsstukken van de inbraak aan de [straat] .
82.Een geschrift, te weten: een tapgesprek, p. 574.
83.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met onderzoeksnaam 03GZ20WATER van 24 februari 2021, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 222. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
84.Proces-verbaal van aangifte, p. 13, 19-21.
85.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
86.Proces-verbaal van aangifte, p. 44-46.