5.3.4Bewezenverklaringen – 16.264544.19
Feit 1
Op 27 maart 2019 deed [slachtoffer 2] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 24 maart 2019 aan het werk was in café [café] in [woonplaats] . Rond 01.00 uur zag hij de hem bekende [verdachte] het rookhok binnenkomen. Volgens [slachtoffer 2] begon [verdachte] gelijk te schreeuwen. Hij pakte toen de gokkast in het rokershok beet en schudde daar hard mee. De gokkast kwam van de muur. De gokkast was daardoor aan de rechterkant beschadigd en een plaat is losgekomen en gebogen.
Toen de politie een foto van [verdachte] aan [slachtoffer 2] liet zien, zei [slachtoffer 2] dat dat de [verdachte] is waar hij in zijn aangifte over spreekt.
Bij de aangifte zijn foto’s van de beschadigingen gevoegd. Op die foto’s ziet de rechtbank de beschadigingen die [slachtoffer 2] heeft beschreven.
Feit 2
Op 22 juni 2019 deed [slachtoffer 3] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij via [medeverdachte 2] contact had gekregen met [verdachte] . [verdachte] vroeg [slachtoffer 3] of hij haar wilde helpen met het afsluiten van telefoonabonnementen. Toen [slachtoffer 3] zei dat ze dat niet wilde, zei [verdachte] “de problemen die wij hebben worden voor jou dan 10 keer zo erg en er komt een handgranaat op je huis. Als je het niet doet komt mijn baas uit Rotterdam [naam] je opzoeken”. Hij zei ook “als je het niet doet komen wij je opzoeken en dan ga je het vanzelf zien”. [slachtoffer 3] was toen erg bang. Ze vreesde voor wat er met haar en haar familie zou gebeuren als ze het niet zou doen. Daarom heeft ze het toch gedaan. Ze had op 15 april 2019 een afspraak met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [B] om de telefoonabonnementen te gaan afsluiten. [medeverdachte 2] zei dat ze moest zeggen dat ze € 1.500,- aan inkomsten had en geen vaste lasten. Ze moest in Zeist eerst geld op haar rekening zetten. Vervolgens moest [slachtoffer 3] naar de Vodafone in het centrum van Zeist lopen. [B] bleef aan de overkant van de winkel staan kijken. Toen [slachtoffer 3] het abonnement voor een Samsung S10 Plus had afgesloten pakte [B] de tas met het telefooncontract en de telefoon uit haar handen. Daarna moest [slachtoffer 3] naar de KPN toe om daar een abonnement af te sluiten. Ze moest de telefoon en het contract daarna weer afgeven aan [B] . [medeverdachte 2] , [verdachte] en een vriendin van [slachtoffer 3] zaten verderop in de auto te wachten. De volgende dag heeft [slachtoffer 3] bij T-Mobile in Amersfoort een abonnement afgesloten voor een Samsung 10 Plus, die ze vervolgens aan [B] moest afgeven. In de vierde winkel werd [slachtoffer 3] gebeld door een vriendin, [C] . Die adviseerde haar om te zeggen dat zij geen vierde abonnement kon afsluiten, omdat zij een BKR-registratie had. [medeverdachte 2] en [verdachte] vroegen toen aan [slachtoffer 3] om andere meiden te regelen voor het afsluiten van telefoonabonnementen. [medeverdachte 2] zei toen “anders worden de problemen nog groter. Wij worden ook afgeperst”. Elke keer werd gezegd dat [slachtoffer 3] in de problemen zou komen en dat er een handgranaat bij haar huis zou komen als zij niemand zou regelen. [verdachte] zei ook: “Je kent mij niet. Je weet niet met wie je te maken hebt. Ik ben gek in mijn hoofd”. [medeverdachte 2] zei dat [slachtoffer 3] niet naar de politie mocht en dat zij haar zouden komen opzoeken als ze het wel deed.
[slachtoffer 3] heeft foto’s van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [B] overhandigd aan de politie. [verdachte] is door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkend op één van de foto’s.[medeverdachte 2] is door verbalisant [verbalisant 4] herkend op één van de foto’s.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [B] alle drie hebben gezegd dat ze een handgranaat op haar huis zouden gooien.
Op 28 juni 2019 heeft [C] een verklaring afgelegd bij de politie. [C] verklaarde dat zij op 16 april 2019 [slachtoffer 3] had gebeld. Ze hoorde toen aan de stem van [slachtoffer 3] dat zij heel bang was. [slachtoffer 3] zei: “Ik moet je iets vertellen, ik heb drie abonnementen op mijn naam moeten zetten en ik moet nu de vierde. Ik moet dit doen van [B] en [verdachte] .” [C] denkt dat [slachtoffer 3] heel bang is geweest, omdat zij zacht praatte. Later hoorde ze dat [verdachte] tegen [slachtoffer 3] had gezegd dat ze haar over moest halen om ook abonnementen op haar naam te zetten. Een dag later heeft [C] toen met [slachtoffer 3] afgesproken om dit te bespreken. Ze besprak het met [verdachte] , [B] en [medeverdachte 2] zaten in de auto. [C] heeft dat gesprek opgenomen.
Op 1 juli 2019 heeft verbalisant [verbalisant 5] de opname van [C] beluisterd. In de uitwerking heeft [verbalisant 5] [C] ‘Getuige’ genoemd en de andere persoon ‘ [verdachte] ’.
“Getuige: Heb je meer informatie over de abonnementen enzo
[verdachte] : Ja wij komen in de systeem en dan halen wij hem eruit.
(…)
[verdachte] : Dat gaat per telefoon als jij nu een abonnement afsluit bij T-mobile (…)
[verdachte] : (…) nog gevraagd of ze iemand kon regelen
(…)
[verdachte] : Hij haalt hem er 100% vanaf
[verdachte] : (…) vertrouwen (…) wij zijn echt slim bezig”.
In het dossier bevinden zich ook contracten op naam van [slachtoffer 3] van T-Mobile (datum afsluiting 16 april 2019), KPN (datum afsluiting 16 april 2019) en Vodafone (datum afsluiting 15 april 2019).
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft een concrete en gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe zij onder bedreiging van geweld door verdachte, [medeverdachte 2] en [B] telefooncontracten moest afsluiten en telefoons moest afstaan. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die verklaring.
De rechtbank moet vervolgens bekijken of er voldoende bewijs is dat de verklaring van [slachtoffer 3] ondersteunt. Dat is het geval. Getuige [C] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] haar tijdens het afsluiten van één van de telefooncontracten aan de telefoon had. Zij hoorde toen dat [slachtoffer 3] heel bang was. Ook in het opgenomen gesprek tussen [C] en [verdachte] vindt de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer 3] . In dat gesprek wordt immers ook gesproken over het afsluiten van abonnementen bij telecomaanbieders.
De rechtbank verklaart dan ook bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 3] onder bedreiging van geweld heeft gedwongen tot het afsluiten van telefooncontracten.
Feit 4
Op 25 oktober 2019 deed [aangever 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 24 oktober 2019 om 19.00 uur zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Toen hij op 25 oktober 2019 om 9.30 uur terugkwam in zijn huis, zag hij dat er was ingebroken. Het raam aan de achterzijde van zijn woning was opengebroken.Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat volgende goederen zijn gestolen:
- digitale ontvanger, merk Sony;
- televisie, merk Samsung;
- computer, Pavilion DV6-6170SD Notebook.
[aangever 1] heeft een bon van de televisie aan de politie gegeven. Daar stond op dat de televisie in 2011 bij de BCC was gekocht.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 3] op 24 oktober 2019 om 20.57 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : [medeverdachte 3] kanker dikke TV voor jou
[verdachte] : ga je hem kopen of niet, hun vragen dat voor jou
[medeverdachte 3] : ja, hoe groot?
[medeverdachte 3] : en goud en geld?
[verdachte] : geld en goud is er niet, maar we hebben een i7
[medeverdachte 3] : ok zie zo dan
[medeverdachte 3] : niet via lift komen
[verdachte] : via trap”.
[medeverdachte 3] verklaarde op 16 december 2019 tegen de politie dat [verdachte] met een ‘i7’ een laptop bedoelt.
In een tweede tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 3] op 24 oktober 2019 om 21.22 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 3] : Hoeveel vragen jullie voor deze tv, die geen afstand heeft?
[medeverdachte 3] : Die tv zijn niks meer waard, het is met een stekker die der aan zit, het is een oude model
[verdachte] : Luister, heel simpel, geef ons een barkie vijftig voor alle twee”.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak aan de [adres] in [woonplaats] heeft gepleegd. Uit de aangifte blijkt dat er tussen 24 oktober 2019 om 19.00 uur en 25 oktober om 9.30 uur een laptop, televisie en digitale tv-ontvanger zijn gestolen. Uit de bon van de televisie blijkt dat de televisie in 2011 is gekocht. Verdachte biedt op de avond van 24 oktober 2019 – binnen de periode waarin de inbraak is gepleegd – een televisie en een laptop aan [medeverdachte 3] aan. [medeverdachte 3] vraagt in dat gesprek of er ook ‘goud en geld’ is. De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte en [medeverdachte 3] in dit gesprek over gestolen goederen praten. Die gestolen goederen komen overeen met de goederen die uit het huis van [aangever 1] zijn gestolen, waarbij specifieke kenmerken van de gestolen goederen zijn besproken (een oude televisie en een laptop met i7-processor). De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak heeft gepleegd.
Feit 5
Op 25 oktober 2019 deed [aangeefster 1] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 25 oktober 2019 om 14.45 uur uit haar huis aan de [adres] in [woonplaats] vertrok. Toen zij om 17.30 uur terugkwam zag ze dat de schuifpui aan de achterzijde van haar huis verbroken was en dat haar hele huis overhoop was gehaald. De tuinpoort was verbroken. Op de trap zag [aangeefster 1] twee fototoestellen liggen.Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat de volgende goederen waren gestolen:
- een tablet, merk Apple;
- computer, merk HP, Probook;
- verschillende sieraden;
- iMac, met muis en toetsenbord;
- bijbehorende apparatuur voor computers;
- hoofdtelefoon, merk Bose;
- luidspreker, merk JBL;
- twee jassen, merk Napapijri;
- rugzak, merk Wildebeast.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] op 25 oktober 2019 om 16.09 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Komen… hij is open.
[verdachte] : Wollah, beneden ook
[medeverdachte 1] : Ja
(…)
[medeverdachte 1] : Kom dan gaan we dingen gelijk zoeken
[verdachte] : Ik ga scooter ergens anders parkeren”.
In een tapgesprek tussen het telefoonnummer van [verdachte] en een onbekende op 25 oktober 2019 om 19.00 uur werd het volgende gezegd:
“Onbekende: Ik ben met hem naar binnen geweest. Ik heb daar alles overhoop gehaald. Ik heb niks gevonden.
[verdachte] : Helemaal niks?
Onbekende: Helemaal niks. Ik had fototoestel, ik heb die fototoestel op de trap gelegd. Ik had de hele dag naar buiten gekeken en ik zeg tegen [bijnaam] ‘Eén keertje kijken naar buiten’ en hij zegt ‘vluchten’”.
Op camerabeelden van flat [nummer] op de [straat] in Zeist zag de politie dat [verdachte] op 25 oktober 2019 om 16.00 uur op een scooter kwam aangereden. Om 16.04 uur rijdt [verdachte] met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] weg op de scooter. Om 16.32 uur komt [verdachte] weer aangelopen. Hij draagt een rugzak over zijn rechterschouder en houdt in zijn linkerhand een Albert Heijn-tas vast. Hij loopt naar binnen en neemt de lift naar de zevende verdieping. [medeverdachte 1] komt aanlopen met een witte plastic tas in zijn handen. Hier zit een groot voorwerp in waar hij zijn jas overheen heeft gelegd. Hij gaat ook met de lift naar de zevende verdieping.
De politie heeft een screenshot van [verdachte] met de rugzak aan [aangeefster 1] laten zien. [aangeefster 1] gaf toen aan dat dat haar rugzak was.
Feit 6
Op 27 oktober 2019 deed [aangever 2] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op 25 oktober 2019 met zijn gezin zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Toen zij op 27 oktober 2019 om 11.30 uur thuis kwam, zag hij dat er was ingebroken. Het raam van de slaapkamer van zijn oudste dochter was opengebroken. De hor was kapot gesneden en het kozijn was verbogen.Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat de volgende goederen zijn gestolen:
- computer, merk Apple, Macbook Air;
- computer, merk Toshiba;
- iPhone 5, merk Apple;
- iPhone 6, merk Apple;
- blauwe spaarpot;
- computer, merk Sony Vaio;
- action camera;
- sieraden;
- geld;
- zilveren spaarpot;
- oortjes voor iPhone 10;
- boormachine, merk Wesco;
- sporttas, merk Adidas;
- kniebeschermer, merk Mizuno;
- een kunstbeeld, zeehond;
- portemonnee;
- identiteitskaart van [D] .
Op 26 oktober 2019 om 1.44 uur vond een telefoongesprek plaats tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] . De politie herkent tijdens dat gesprek de stemmen van [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . In het gesprek werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Kijk alsjeblieft of iets open kan jongens.
(…)
[medeverdachte 6] : Ik doe andere raam open en kom naar boven.
[verdachte] : Ik ga kijken of ik naar boven kan komen.
[verdachte] : Hey [medeverdachte 4] komt, [medeverdachte 4] komt.
[verdachte] : Doe dan het raam open, onder die ding.
[medeverdachte 6] : Niet op het dak lopen, dakdeur kan open.
(…)
[medeverdachte 6] : De deur is open.
[verdachte] : Ga m begeleiden bij die deur en ik ga rondjes rijden over de weg.
[medeverdachte 6] : Uitkijken, jij hebt geen rijbewijs.
[verdachte] : Weet je waar ik ga staan? Op deze lange weg maar beetje weg van die Osso. [medeverdachte 6] : Dit is de ouders de slaapkamer. Die slapen boven die ouders.
[verdachte] : Er is geen goud?
[medeverdachte 6] : Hmm jawel, sieraden, maar heb ze nog niet gezien.
[verdachte] : Neem jullie tijd, er is niks aan de hand.
[bijnaam] : Go pro, het is een Gopro, die heb ik gevonden.
[medeverdachte 4] : Zo’n Gopro, een onderwatercamera
[verdachte] : Ja, gewoon meenemen
[medeverdachte 6] : Pak die iPhonelader.
Mannenstem op de achtergrond “laptop daar”
[medeverdachte 6] : Neem hem mee.
[medeverdachte 4] : Klein beetje, niks niet zoveel.
[verdachte] : Geen leppies?
[medeverdachte 4] : Eentje, eentje
[bijnaam] : En volgens mij wel een beetje goud
[verdachte] : Ik sta live voor de deur
[medeverdachte 6] : We komen eraan.
[verdachte] : Ja en snel.
[medeverdachte 6] : Spaarpot (…) één spaarpot”.
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [verdachte] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [woonplaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is hemelsbreed ongeveer 250 meter.
Op camerabeelden van flat [nummer] op de [straat] in [woonplaats] zag de politie dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 1] op 26 oktober 2019 om 01.02 uur de flat verlaten. Om 03.42 uur komen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] terug bij de flat. [verdachte] draagt een zwarte sporttas met in het wit ‘Adidas’ erop. [medeverdachte 1] draagt een laptoptas en een grijs-zwarte sporttas. [medeverdachte 4] draagt een zwarte laptoptas. Een paar seconden later sluit [medeverdachte 6] zich aan bij de jongens.Ze nemen de lift naar de zevende verdieping. [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 1] werden op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 6] .[medeverdachte 6] werd op de beelden herkend door verbalisant [verbalisant 7] .
In de woning van [medeverdachte 3] aan de [straat] in [woonplaats] zijn onder andere een zwarte iPhone (A.02.005), een witte iPhone (A.02.003), een zwarte Acer telefoon (A02.006), een witte Samsung telefoon (A.02.004) en een zwarte Archos telefoon (A.02.008) in beslag genomen.Aangeefster [aangeefster 2] en haar dochters [E] en [F] gaven aan dat dit hun telefoons waren.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] samen met anderen gepleegd. Het tijdstip waarop het telefoongesprek wordt gevoerd komt overeen met het moment waarop de inbraak zou zijn gepleegd. Meerdere details van de inbraak komen terug in de tapgesprekken, waar verdachte aan deelnam. Zo wordt in het tapgesprek gesproken over lopen op het dak en is er een schoenspoor op het dak aangetroffen. Ook gaat het over een spaarpot en is bij de inbraak een spaarpot weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat in de tapgesprekken wordt gesproken over deze inbraak. Bovendien zijn goederen die bij deze inbraak zijn gestolen, teruggevonden in de woning van [medeverdachte 3] , welke woning door de groep rondom verdachte als thuisbasis werd gebruikt.
Uit het tapgesprek blijkt dat verdachte constant contact had met de medeverdachten en dat hij een sturende rol had bij de inbraak. Hij vraagt welke goederen in huis liggen en heeft invloed op wat er mee wordt genomen.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde inbraak, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor het medeplegen van de inbraak.
Feit 8
Op 28 oktober 2019 deed [aangeefster 3] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 28 oktober 2019 om 16.45 uur haar huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Om 19.41 uur werd zij door haar buurvrouw gebeld, die vertelde dat er was ingebroken. Er was geen schade aan het huis van [aangeefster 3] . De daders zijn vermoedelijk via de eerste verdieping, waar de ramen op de tochtstand stonden, naar binnen gekomen. De daders hadden contant geld, een Macbook met oplader, een Samsung telefoon en gouden sieraden meegenomen.Eén dag later verklaarde [aangeefster 3] dat ook de Playstation 4 van haar zoon en een aantal luchtjes waren gestolen.
Op 28 oktober 2019 om 19.27 uur vond een telefoongesprek plaats tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] . De politie herkende ook de stem van [medeverdachte 4] . In het gesprek werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Ik weet het jullie zijn als bezig he kankerhoer
[bijnaam] : Ja we zijn gelijk bezig. Blijf aan de lijn.
[bijnaam] : Ik heb een kinderbueno.
[medeverdachte 4] : Jongens jullie moeten opschieten het is een drukke straat.
Op de achtergrond “Niet schijnen niet schijnen”
[medeverdachte 4] : Vraag of ze al iets hebben
[verdachte] : Heb je al een beetje gevonden of niks?
[bijnaam] : Klein beetje
[bijnaam] : Kunnen wij lopen naar buiten
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 4] : Ik zweer het achterkant. Zeg achterkant dan snel.
[verdachte] : Hey snel de loopt wij rijden daar heel hard heen.
[verdachte] : Kom naar de stenen hok.
[bijnaam] : Haal me op bij het stenen hokje nu”.
[aangeefster 3] heeft in een telefoongesprek met de politie aangegeven dat zij altijd kinderbueno’s in huis heeft liggen. Die liggen altijd in de kast die schade heeft opgelopen tijdens de inbraak.
Uit onderzoek van de politie blijkt dat in de buurt van het huis van [aangeefster 3] een stenen huisje ligt.
De politie heeft onderzoek gedaan in een iPhone die onder [verdachte] in beslag is genomen. Op 29 oktober 2019 is op de telefoon tussen 1.40 uur en 1.43 uur gezocht op:
- 14 karaat
- 14 karaat goud
- Waarde 585 goudprijs
- Werkwijze contante inkoop goud
- Inkoop goud
- De veiligste kluis Utrecht
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] samen met anderen gepleegd. Het tijdstip van de inbraak komt overeen met het telefoongesprek dat tussen de verdachten wordt gevoerd. Meerdere details van de inbraak komen terug in de tapgesprekken, waar verdachte aan deelnam. Zo wordt in het tapgesprek gesproken over een kinderbueno die aangeefster altijd in huis heeft liggen. Ook ligt in de buurt van het huis van aangeefster een stenen huisje, waar in de tapgesprekken over wordt gesproken. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat in de tapgesprekken wordt gesproken over deze inbraak.
Uit het tapgesprek blijkt dat verdachte constant contact had met de medeverdachten en dat hij een sturende rol had bij de inbraak. Hij vraagt welke goederen in huis liggen en geeft instructies aan de andere daders.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde inbraak, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook voor het medeplegen van de inbraak.
Feit 9
Op 31 oktober 2019 deed [benadeelde 4] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij die dag rond 17.45 uur even weg was van haar huis aan de [adres] in [woonplaats] . Toen zij rond 18.20 uur weer terug kwam en door het keukenraam keek, zag zij dat de achterdeur op een kier open stond. Meteen daarna zag zij dat er van bovenaf aan de achterkant van het huis een jongen op de tuintafel sprong en samen met een andere jongen weg rende door de poort.
In een tapgesprek tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en een onbekende van 31 oktober 2019 om 18.08 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 2] : Let op de achterkant
MIAUWWW (
Klinkt als gemiauw van een kat)”.
[benadeelde 3] , de zoon van aangeefster, heeft op 5 november 2019 tegen de politie verklaard dat er katten thuis waren op het moment van de inbraak.
In een tapgesprek tussen het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en een onbekende van 31 oktober 2019 om 18.23 uur zegt [medeverdachte 2] dat ze nu richting Bunnik rijden. De onbekende man zegt dat het kanker heet is en ze langzaam reden met zwaailichten.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 6] van 31 oktober 2019 om 18.45 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Wollah ik net een Deetje (fon.) gedaan.
[verdachte] : Ik had kankerveel gevonden he geloof mij
[verdachte] : Wat moet er weer gebeuren eigenaar komt thuis. Wollah ik ben van de bovenste etage naar beneden gesprongen.”
Volgens de politie zegt [verdachte] in het tapgesprek ook dat hij in Bunnik is en dat hij was weggerend van Zeist met de scooter.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte één van de daders van de poging inbraak aan de [adres] in [woonplaats] is geweest. Deze inbraak kenmerkt zich doordat de inbrekers via de achterkant zijn binnengekomen, een kat in de woning aanwezig was en de eigenaar een van de inbrekers heeft zien vluchten door van het dak te springen.
In het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en een onbekende derde persoon gaat het over de achterkant en is een kat te horen. Dit gesprek vindt plaats tijdens het korte moment dat de eigenaar haar woning had verlaten. In een telefoongesprek dat enkele minuten plaatsvindt nadat de bewoner thuiskwam en de inbrekers had overlopen, geeft [medeverdachte 2] aan dat ‘ze’ wegrijden richting Bunnik en vertelt het tegencontact dat het ‘kankerheet’ is en ze met zwaailichten rijden. In het tapgesprek kort daarna vertelt verdachte dat hij van de bovenste etage is gesprongen en is weggerend omdat de eigenaar thuiskwam, wat overeenkomt met deze poging inbraak. Ook blijkt uit het tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] dat [verdachte] van Zeist is weggegaan. De inbraak is ook in Zeist gepleegd. De rechtbank is ervan overtuigd dat in het tapgesprek over de poging tot inbraak bij Faber wordt gesproken en verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander bij Faber heeft geprobeerd in te breken.
Feit 10
Op 2 november 2019 deed [benadeelde 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij die dag om 14.00 uur zijn huis aan de [adres] in [woonplaats] had verlaten. Om 16.30 uur kwam hij weer terug. Hij zag toen dat de poort en de achterdeur open stonden. De achterdeur, die zijn vrouw bij het verlaten van het huis had afgesloten, was beschadigd. De daders hadden een kluis, sieraden en een grijze kliko meegenomen.Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat ook meerdere munten zijn gestolen.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 14.12 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Rij met de kofferbak naar de tuin toe van deze huis
[medeverdachte 4] : Ik heb geen sleutel
[verdachte] : Ze hebben kloeso he”.
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [verdachte] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [woonplaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is nog geen 500 meter.
Op de camerabeelden van de [adres] in [woonplaats] zag de politie dat tussen 14.06 uur en 14.22 uur vijf of zes jongens voorbij komen. Om 14.22 uur zijn twee van die jongens te zien. Eén van hen trekt een grijze kliko met zich mee. De jongen met de kliko lijkt een vrij scherpe bocht te draaien, alsof hij van achter de haag van [adres] vandaan komt.[medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn op die beelden herkend door verbalisant [verbalisant 6] .
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 3] van 2 november 2019 om 14.25 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Ik en [medeverdachte 6] hebben net een kist/doos gepakt. Mogen we naar boven om hem bij jou open te maken.
[medeverdachte 3] : Wat is mijn percentage?
[verdachte] : Wij gaan hem met z’n tweeën open maken en zij blijven beneden kijken of er niemand aan komt.
[medeverdachte 3] : Waar hebben jullie hem vandaan ver weg of dichtbij?
[verdachte] : Dichtbij maar niet uit [straat]
[medeverdachte 3] : Kom naar boven”.
Op de camerabeelden van flat [nummer] op de [straat] zag de politie dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rond 13.40 uur vertrekken. [verdachte] en [medeverdachte 4] rijden met de auto weg. De rest verdwijnt in dezelfde richting. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] komen binnen vijf minuten weer terug bij de flat. Om 14.29 uur komen [medeverdachte 2] en [verdachte] aanlopen. Ze tillen een zwaar, rechthoekig voorwerp. [medeverdachte 6] komt daar achteraan. Om 14.44 uur komt ook [medeverdachte 4] bij de flat aan. [medeverdachte 2] komt om 15.18 uur aanlopen met een moker in zijn hand. [medeverdachte 5] komt erachteraan gerend.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 2] en [verdachte] op 2 november 2019 om 15.15 uur zegt [medeverdachte 2] : “Moet ik die ding naar boven brengen ofzo”, waarop [verdachte] zegt: “Ja breng jij hem naar boven”. Op de achtergrond is te horen dat [medeverdachte 3] zegt: “hun moeten op de uitkijk”.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 17.01 uur wordt het volgende gezegd:
“ [verdachte] : Barkie voor [medeverdachte 3] , bankoe voor [bijnaam] , bankoe voor jou broertje en bankoe voor [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 4] : Joh en de rest doen wij door drieën toch?
[verdachte] : Joh ja [medeverdachte 6] vind het goed dan vind ik het ook goed”.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] samen met anderen heeft gepleegd. Meerdere details van de inbraak komen terug in de tapgesprekken, waar verdachte aan deelneemt, en de camerabeelden, waar verdachte op te zien is. Allereerst is verdachte op beelden dichtbij het huis waar is ingebroken herkend. Op de beelden is te zien dat één van de verdachten met een kliko loopt. [benadeelde 1] heeft aangegeven dat zijn kliko is gestolen bij de inbraak. Ook wordt in een tapgesprek gesproken over een kloesoe (de rechtbank begrijpt: kluis). Uit het huis van [benadeelde 1] is een kluis gestolen. Op de camerabeelden van de [straat] is daarnaast te zien dat verdachte vlak voor de inbraak samen met de medeverdachten weggaat en vlak na de inbraak terugkomt met een zwaar voorwerp in zijn handen. Ook de medeverdachten komen één voor één terug bij de flat aan de [straat] .
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte samen met anderen verantwoordelijk is voor de inbraak aan de [straat] in [woonplaats] . Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte degene is geweest die samen met iemand anders de kluis heeft gepakt en samen met twee anderen het grootste deel van de buit krijgt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte als medepleger verantwoordelijk is voor de inbraak.
Feit 12
Bij de politie zijn in 2019 meerdere meldingen binnengekomen over [verdachte] . Volgens de meldingen perst een groep waarvan [verdachte] de leider is verschillende personen af. De melders durven daar geen aangifte van te doen, omdat ze bang zijn voor represailles vanuit de groep van [verdachte] . Eén van de melders verklaarde dat [verdachte] vaak te vinden was in café [café] .
Op 7 november 2019 deed [benadeelde 3] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij in februari 2019 uitging in de horeca in Zeist. Daar werd hij aangesproken door een jongen die [verdachte] heet. De volgende ochtend kreeg [benadeelde 3] een bericht van [verdachte] op Instagram. [verdachte] zei dat [benadeelde 3] zijn telefoon had gestolen. [verdachte] zei dat [benadeelde 3] naar het Bethanieplein in Zeist moest komen. Daar stond [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft [verdachte] toen gebeld. [verdachte] zei dat [benadeelde 3] 350 euro moest geven voor de telefoon. [benadeelde 3] zei dat hij dat niet kon halen, maar [verdachte] bleef doorgaan en aandringen. [benadeelde 3] heeft toen 350 euro betaald om ervan af te zijn. Hij was bang dat [verdachte] hem in elkaar zou slaan. Hij had gehoord dat [verdachte] een keer iemands kaak had gebroken omdat diegene geen geld kon betalen. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn samen weggegaan. Een paar dagen later kreeg [benadeelde 3] weer berichten van [verdachte] . [verdachte] zei dat [benadeelde 3] 100 euro moest geven. Ook toen was [benadeelde 3] bang dat hij in elkaar geslagen zou worden door [verdachte] . [verdachte] stuurde [benadeelde 3] elke keer na een paar dagen opnieuw berichten via Instagram. [benadeelde 3] moest dan van [verdachte] ergens naartoe komen om geld te geven.
Een maand voor de zomervakantie kwam [benadeelde 3] [medeverdachte 1] spontaan tegen. [medeverdachte 1] zei dat hij geld wilde zien. [benadeelde 3] moest toen gaan pinnen. [medeverdachte 1] kwam volgens [benadeelde 3] heel dreigend over en zei dat het geen grapje was. Via Whatsapp zei [medeverdachte 1] dat [benadeelde 3] moest betalen, omdat er anders klappen zouden vallen. [benadeelde 3] was bang en heeft toen geld gegeven. Daarna kreeg [benadeelde 3] weer een bericht van [verdachte] om naar het Bethanieplein te komen. [verdachte] zei toen dat [benadeelde 3] nog 300,- euro aan hem moest geven. [G] heeft dat toen aan [verdachte] betaald. [benadeelde 3] kwam toen ook [medeverdachte 1] tegen. [medeverdachte 1] zei dat [benadeelde 3] hem 300,- of 350,- euro moest geven. Toen [benadeelde 3] zei dat hij dat niet ging doen, heeft [medeverdachte 1] hem bij zijn kraag ter hoogte van zijn borst en nek beet gepakt. Zijn andere hand maakte [medeverdachte 1] tot vuist. Hij hield zijn vuist vlak bij het hoofd van [benadeelde 3] en zei dat hij hem ging slaan. [benadeelde 3] was toen heel angstig.
Midden in de zomer was [benadeelde 3] in de Jumbo in het centrum van Zeist. Toen hij de Jumbo uitliep zag hij een groep jongens op scooters aan komen rijden. [G] sloeg toen met zijn vuist tegen de linkerkant van het hoofd van [benadeelde 3] en pakte de sleutels van zijn scooter af. [G] zei dat [benadeelde 3] hem nog terug moest betalen. [benadeelde 3] moest 500,- euro geven, anders zou hij worden geslagen. [verdachte] kwam erbij staan en zei tegen [benadeelde 3] dat hij nog wat te regelen had met hem. [G] moest dat met [benadeelde 3] regelen.
In totaal heeft [benadeelde 3] ongeveer 1.100,- euro aan [verdachte] gegeven, 500,- euro aan [G] en meer dan 1.000,- euro aan [medeverdachte 1] .
Op 5 december 2019 verklaarde [benadeelde 3] bij de politie dat hij had gehoord dat [verdachte] geweld tegen anderen gebruikt als mensen niet doen wat [verdachte] van hen vraagt. Dat gaf hem voldoende angst om [verdachte] te betalen, in de hoop dat het vanzelf zou stoppen. Als [benadeelde 3] met [verdachte] , [medeverdachte 1] of [G] afsprak werd hij dreigend en boos aangekeken. Als hij niet kwam opdagen of te laat kwam, werd tegen hem gezegd dat hij niet met hen moest spotten. [benadeelde 3] voelde zich hierdoor bedreigd en is daarom ook doorgegaan met het betalen van geld.
[getuige] vertelde op 24 november 2019 tegen de politie dat hij in januari of februari 2019 van [benadeelde 3] hoorde dat hij problemen had gekregen met een Marokkaanse jongen in het centrum van Zeist en dat hij geld aan die jongen moest betalen als schadevergoeding voor zijn telefoon. [getuige] had in het uitgaansleven gehoord dat die jongen samen met andere Marokkaanse jongens uit Zeist voor veel problemen zorgde en dat er ook een dreiging van deze groep jongens uitging. Zo ging het verhaal dat deze jongens je slaan en bedreigen als er iets gebeurt dat zij niet willen. Hij had van [benadeelde 3] gehoord dat hij bang was voor nog meer ellende als hij niet zou betalen. [getuige] vertelde verder dat hij in juli 2019 gezien heeft dat [benadeelde 3] een klap kreeg van een Marokkaanse jongen bij de Jumbo in Zeist. Hij zag dat die jongen [benadeelde 3] sloeg en toen de sleutel uit zijn scooter trok. Deze jongen zei tegen [benadeelde 3] dat hij met hem moest meelopen en hij zag toen dat zij wegliepen.
In de telefoon die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen was een WhatsAppgesprek te lezen met het telefoonnummer [telefoonnummer] onder de naam ‘ [accountnaam] ’. Vanaf 25 augustus 2019 is het volgende te lezen:
“ [medeverdachte 1] : [bijnaam] belle
Zeg tegen nu 5 verkies
Barkies
[verdachte] : Nee wachten op maandag
Geld is op drm wil je hem bellen
Niet doen je gaat verpesten
(…)
Morgen krijg je van [bijnaam]
(…)
Bel en
M
(…)
[medeverdachte 1] : Hij negeer mij
(…)
Morgen ga ik na ze werk na hem toe dan werkt hij tot sluit
[verdachte] : Als ik terug ben je weet heb niks e broer
(…)
[medeverdachte 1] : Ik ga vnv na ze werk naar hem toe bij de achter kant jumbo ga ik zegge rij naar clz
[verdachte] : [bijnaam] morgen kom ik welou doekoe je had die bar niet moeten opmaken man
[medeverdachte 1] : Ja weet maar wollah vnv ik ga hem leeg trekke ik hoop dat ik zelfs meer krijg snapje
(…)
[verdachte] : Ik ga ook aan de slag met hem als ik terug ben
Ik heb morgen echt minimaal bankoe nodig
(…)
Nee niet popo durft hij niet
(…)
[medeverdachte 1] : Morgen zorg ik er voor dat je doekoe heb
Anders radicaal word geregeld”.
De politie heeft ook onderzoek gedaan in de telefoon van [benadeelde 3] . Daarin stond een gesprek met ‘ [bijnaam] ’. [benadeelde 3] heeft aangegeven dat [medeverdachte 1] ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd.In het gesprek zegt [medeverdachte 1] dat [benadeelde 3] vandaag € 100,- moet geven. Hij stelt [benadeelde 3] voor de keus vandaag € 100,- of morgen € 200,- te betalen. Als [benadeelde 3] zegt dat dat niet kan, zegt [medeverdachte 1] : “ [bijnaam] als ik jou was zou ik vandaag 100” en daarna “Luister [bijnaam] , want dit zijn geen grapjes”.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsstukken concludeert de rechtbank dat verdachte samen met anderen [benadeelde 3] heeft gedwongen tot het afstaan van meerdere geldbedragen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[benadeelde 3] heeft een concrete en gedetailleerde verklaring afgelegd over hoe hij onder bedreiging van geweld geld moest afstaan aan verdachte, [medeverdachte 1] en [G] . De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die verklaring.
De rechtbank moet vervolgens bekijken of er voldoende bewijs is dat de verklaring van [benadeelde 3] ondersteunt. Dat is het geval. De rechtbank hecht daarbij vooral waarde aan de WhatsApp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [benadeelde 3] en tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Uit de bewijsstukken blijkt dat ‘de groep’ van verdachte, waar ook [medeverdachte 1] onderdeel van uitmaakte, de reputatie had dat geweld werd gebruikt als mensen niet meewerkten met de groep. Bij de politie zijn meerdere meldingen binnengekomen dat verdachte of de groep van verdachte onder (bedreiging van) geweld geld van mensen afhandig maakte. [benadeelde 3] kende deze reputatie ook. Die reputatie werd zelfs enkele keren waargemaakt door [medeverdachte 1] en [G] . [benadeelde 3] was zo bang voor verdachte, [G] en [medeverdachte 1] dat hij geen andere uitweg zag dan simpelweg te doen wat verdachte, [G] en [medeverdachte 1] vroegen: betalen. De rechtbank concludeert daaruit dat [benadeelde 3] door bedreiging van geweld door verdachte en een ander is gedwongen om geld af te staan.
Uit de verklaring van [benadeelde 3] en [getuige] blijkt dat [G] hem een klap gaf. [benadeelde 3] verklaarde dat [verdachte] erbij kwam staan en tegen [benadeelde 3] zei dat hij nog wat te regelen had met hem. [G] moest dat met [benadeelde 3] regelen. Hieruit leidt de rechtbank af dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het WhatsAppgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] blijkt dat zij overleg voerden over de manier waarop zij [benadeelde 3] (voornaam [benadeelde 3] , door verdachte en [medeverdachte 1] weergegeven als [bijnaam] ) zouden aanpakken. Dat het niet ging om vriendelijke verzoeken om geld te geven én dat verdachten wisten dat [benadeelde 3] vanuit angst betaalde, volgt ook wel uit het chatgesprek “
popo(de rechtbank begrijpt: politie)
durft hij niet”. De rechtbank verklaart daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de afpersing in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd.
Feit 13
Op 1 oktober 2019 deed [aangeefster 4] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 1 oktober 2019 rond 6.00 uur haar huis aan de [adres] in [woonplaats] verliet. Rond 19.00 uur kwam zij weer thuis. Zij zag toen dat er was ingebroken. Er waren twee iPads van de salontafel meegenomen. Eén van de iPads had het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Ook was een zonnebril en een horloge weg. [aangeefster 4] vermoedt dat de daders met een sleutel zijn binnengekomen, omdat er geen braakschade was en zij die sleutel op 28 september 2019 was verloren in de trein.
De politie heeft onderzoek gedaan in de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon, een iPhone XR. In de ‘notes’ van het toestel zag verbalisant [verbalisant 8] ‘ [adres] [woonplaats] ’ staan. Die notitie is op 29 september 2019 om 16.20 uur in het toestel gezet. In de ‘pictures’ van het toestel zag verbalisant [verbalisant 8] drie foto’s van iPads. De foto’s zijn gelet op de codering met de iPhone gemaakt. Op één van de foto’s is te zien dat één van de iPads het volgende IMEI-nummer heeft: [IMEI-nummer] . Dat nummer komt overeen met het in de aangifte vermelde nummer van één van de iPads. De foto’s op de telefoon zijn op 1 oktober 2019 rond 18.55 uur gemaakt.
Op 1 oktober 2019 maakte de telefoon van [verdachte] om 11.12 uur en 11.18 uur verbinding met een mast aan de Singel in Odijk.
De iPad met IMEI-nummer [IMEI-nummer] maakte op 1 oktober 2019 om 06.38 uur verbinding met een mast in de omgeving van het huis van aangeefster. Om 16.01 uur maakte de iPad verbinding met een mast aan de [straat] in [woonplaats] .
Feit 14
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is ten eerste vereist dat sprake is van een ‘organisatie’. Volgens vaste jurisprudentie betekent een organisatie: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat de verdachte heeft samengewerkt met alle andere personen van de organisatie, dat hij die kende of dat er steeds in dezelfde samenstelling werd samengewerkt (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Een organisatie is ‘crimineel’ als die organisatie het plegen van misdrijven als doel heeft. Voor het bewijs van dat doel kan van belang zijn of er misdrijven in het kader van de organisatie zijn gepleegd, of de samenwerking duurzaam en gestructureerd was en of de activiteiten van deelnemers die gericht waren op de verwezenlijking van het doel van de organisatie planmatig of stelselmatig waren (onder meer HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Tot slot is voor een bewezenverklaring volgens de Hoge Raad vereist dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en bijdraagt aan het realiseren van het doel van de organisatie. De verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig doel heeft, maar niet welke concrete misdrijven er zijn of worden gepleegd (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413). Beoordeling
Gelet op het voorgaande moet de vraag worden beantwoord of in deze zaak sprake is geweest van een op het plegen van woninginbraken gerichte organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en, zo ja, of de verdachte heeft behoord tot dat criminele samenwerkingsverband en of hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen, of gedragingen heeft ondersteund, die verband hielden met de verwezenlijking van het plegen van woninginbraken.
Verdachte en de medeverdachten in dit onderzoek worden veroordeeld voor een aanzienlijke hoeveelheid woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank verwijst daarvoor naar de hiervóór al besproken bewijsmiddelen voor de verschillende inbraken. Deze (pogingen tot) inbraken werden gepleegd door een min of meer vaste kern van dit samenwerkingsverband. Verdachte en de medeverdachten gingen in wisselende samenstelling op pad. Verdachte en de medeverdachten hebben aan de inbraken deelgenomen als dader of als medeplichtige.
De rechtbank komt op grond van het bewijs voor die gepleegde inbraken, andere tapgesprekken en de onderlinge belcontacten tussen de verdachten tot de conclusie dat sprake was van een zodanig gestructureerd samenwerkingsverband dat zich richtte op het plegen van woninginbraken, dat gesproken kan worden van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat vindt.
Woninginbraken
Verdachte en de medeverdachten worden door de rechtbank veroordeeld voor het plegen van zeven woninginbraken. Zij hebben de inbraken in wisselende samenstelling gepleegd. In het overzicht hieronder is te zien wie bij welke inbraak betrokken was.
[verdachte]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 6]
[straat]
X
X
[straat]
X
X
[straat]
X
X
X
X
X
[straat]
X
X
X
[straat]
X
X
[straat]
X
X
X
X
X
X
[straat]
X
De zeven bewezenverklaarde woninginbraken zijn aan het licht gekomen doordat de politie telefoongesprekken van verschillende verdachten afluisterde. De inbraken zijn gepleegd in een periode van tien dagen (24 oktober 2019 tot en met 2 november 2019), met uitzondering van de inbraak aan de [straat] die op 1 oktober 2019 werd gepleegd. De rechtbank concludeert hieruit dat de meeste verdachten zich structureel bezighielden met het plegen van inbraken.
Uitvalsbasis
Uit de camerabeelden van flat [nummer] aan de [straat] , het huis van [medeverdachte 3] , blijkt dat de verdachten vaak vóór en na een inbraak in dat huis aanwezig waren.Uit camerabeelden blijkt dat de verdachten na een inbraak vaak met tassen of spullen onder kledingstukken terugkwamen. Dat was het geval bij de inbraken aan de [straat] , de [straat] , de [straat] en de [straat] . Ook blijkt uit tapgesprekken en camerabeelden dat gestolen goederen naar het huis van [medeverdachte 3] werden gebracht. Zo zegt [medeverdachte 3] in een telefoongesprek met [verdachte] rondom de inbraak aan de [straat] dat [verdachte] de televisie en laptop moet komen brengen, maar dat hij niet met de lift mag.In het huis van [medeverdachte 3] zijn ook meerdere goederen afkomstig van inbraken gevonden.De rechtbank concludeert uit dit alles dat het huis van [medeverdachte 3] door de verdachten werd gebruikt als uitvalsbasis.
Belcontacten
De politie heeft op basis van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachten vastgesteld dat de verdachten veel onderling belcontact hebben gehad.De rechtbank betrekt dat bij haar beoordeling over de samenwerking tussen de verdachten.
Werkwijze en structuur
Uit het bewijs van de verschillende inbraken, wat hiervóór al per inbraak is besproken, volgt dat de verdachten een min of meer vaste werkwijze gebruikten en dat sprake was van een zekere structuur. De verdachten verzamelden vaak bij het huis van [medeverdachte 3] en kwamen daar later weer terug. Tijdens de inbraak gold een bepaalde taakverdeling, ook al voerde niet ieder groepslid steeds dezelfde taken uit en was niet steeds elk groepslid bij iedere inbraak aanwezig. Zo pleegden één of meerdere groepsleden de daadwerkelijke inbraak en stond een ander deel op de uitkijk of klaar met de vluchtauto om iedereen zo snel mogelijk van de plaats delict weg te krijgen. Voorafgaand, tijdens en na de inbraak hielden de verdachten veel telefonisch contact en voerden overleg, zo blijkt uit de tapgesprekken in het dossier. De gestolen goederen werden na een inbraak verkocht. Soms aan [medeverdachte 3] en soms aan anderen. Zo werd een televisie en laptop aan [medeverdachte 3] gekochten werd de buit van een andere inbraak ingeruild voor geld. De buit werd vervolgens over degenen die deel hadden genomen aan de inbraak verdeeld, zo blijkt bijvoorbeeld uit een tapgesprek dat [verdachte] met [medeverdachte 4] voerde na de inbraak aan de [straat] .
Rolverdeling
Uit de tapgesprekken volgt dat [verdachte] een leidende rol had bij het plegen van de inbraken. Hij stuurde de anderen aan en regelde de verdeling van de buit. Ook is hij bij de meeste inbraken betrokken. [medeverdachte 3] had een faciliterende rol; hij stelde zijn huis ter beschikking, leende zijn auto uit aan de andere verdachten en kocht gestolen goederen op. De overige verdachten hadden een uitvoerende rol bij het plegen van de inbraken.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] . Met alle handelingen die hierboven omschreven zijn leverden alle verdachten, als lid van de organisatie, een wezenlijk aan het bereiken van het doel van de organisatie: het plegen van woninginbraken.
Parketnummer 16/098928-21
Op 24 december 2020 deed [slachtoffer 5] aangifte bij de politie. [slachtoffer 5] verklaarde dat [H] hem en [slachtoffer 4] had beschuldigd van het stelen van een blok hasj. [H] zei dat zij daarvoor moesten betalen. Op 3 december 2020 werd [slachtoffer 5] door een vriend meegenomen naar [verdachte] . [verdachte] zei dat het blok hasj van hem was. Hij zei dat hij [slachtoffer 5] niet ging slaan, omdat hij niet dezelfde leeftijd was en vroeg hoe [slachtoffer 5] het ging oplossen. Een vriend van [verdachte] kwam er bij staan. Hij keek kwaad en zei dat [slachtoffer 5] geen smoesjes moest hebben. [verdachte] zei: “Ik kan jou ook helemaal kapot slaan als ik zou willen. Maar dat doe ik niet, want jij bent mijn leeftijd niet”. [verdachte] maakte daarbij een beweging alsof hij iemand bij zijn keel pakte en haalde toen uit met zijn vuist. [slachtoffer 5] was toen erg bang. [slachtoffer 5] moest daarna in de auto stappen om naar een pinautomaat te gaan. Hij heeft toen € 250,- aan [verdachte] betaald. In de auto moest [slachtoffer 5] [slachtoffer 4] bellen omdat hij ook nog geld moest betalen. [slachtoffer 5] heeft vervolgens geld gehaald bij de baas van [slachtoffer 4] en heeft dat aan [verdachte] gegeven. [slachtoffer 5] stapte weer in de auto en zat tussen twee anderen in. [verdachte] zei toen: “Kijk je zit nu in het midden. Je kunt geen kant op. Hoe wou je hier ooit wegkomen. Ik kan je helemaal kapot slaan nu". [verdachte] zei ook: “Je gaat niet naar de politie. Heb al een paar zaken lopen en als jij ooit mijn naam noemt naar de politie, dan heb jij grote problemen. Dan ga ik zitten en dan kom ik weer vrij en dan heb jij grote problemen. Je gaat maar naar je oom, je moeder, je tante of wie je maar wilt. Maar niet naar de politie”.
In de aangifte hoorde verbalisant [verbalisant 9] [slachtoffer 5] praten over een [verdachte] , een Marokkaanse jongen met krullen op zijn hoofd die dik is en uit Zeist West komt. Zij herkende in die omschrijving [verdachte] , geboren op [1999] in [geboorteplaats] .
Op 24 december 2020 deed [slachtoffer 4] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat [H] hem en [slachtoffer 5] had beschuldigd van het stelen van blokken hasj. [H] zei dat zij dat moesten betalen. Op 3 december 2020 werd [slachtoffer 4] gebeld door [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] zei dat hij met [verdachte] was en dat ze moesten betalen aan [verdachte] , omdat er hasj van [verdachte] in de scooter had gelegen. [verdachte] zei dat zij nog 800,- euro moesten betalen. [slachtoffer 4] heeft [slachtoffer 5] toen naar zijn baas laten gaan. Zijn baas heeft 200,- euro gegeven. [slachtoffer 5] heeft dat aan [verdachte] gegeven. De volgende dag heeft [slachtoffer 4] 200,- euro van zijn moeder geleend. Hij heeft dat aan [slachtoffer 5] gegeven, die het vervolgens aan [verdachte] heeft gegeven. [slachtoffer 4] verklaarde dat hij heel bang is dat de jongens hem een keer wat aandoen.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het afgeven van geldbedragen.
Dat de aangevers hun verklaringen later hebben aangepast, in die zin dat zij hebben verklaard dat het niet om [verdachte] maar iemand anders ging, brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie. Uit het dossier volgt namelijk dat de aangevers hun aangiftes hebben aangepast nadat de broer van verdachte, [I] , daar (dringend) om had gevraagd na te hebben beloofd vervolgens de schade te vergoeden. De rechtbank hecht dan ook geen waarde aan de aanpassing van de verklaringen op dat punt.