Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] ,eiseres,
Inleiding
Overwegingen
Verder betoogt eiseres dat haar arbeidsovereenkomst ook ná 31 januari 2018 heeft doorgelopen. Eiseres heeft erop gewezen dat zij ook na 1 februari 2018 een verplichting had tot het persoonlijk verrichten van arbeid, er sprake was van een gezagsverhouding én loonbetaling. Eiseres heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd:
- Eiseres was van 1 juli 2017 tot en met 31 januari 2018 in loondienst bij [werkgever 1] , zoals blijkt uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst.
- [naam] heeft in december 2017 te kennen gegeven dat zou worden overgeschakeld op een ander systeem, maar er zou feitelijk niets veranderen. Eiseres zou op dezelfde manier werken, maar dan als zzp’er omdat het voor [naam] goedkoper was.
- Ook na 1 februari 2018 bepaalde [naam] hoe, wanneer, waar en voor wie eiseres de werkzaamheden uitvoerde. Het wekelijkse rooster werd bepaald door [naam] .
€ 2.000,-- aan haar zou worden betaald. Volgens eiseres is dat achterstallig loon.