Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] ,eiseres,
Inleiding
Overwegingen
Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 maart 2021 blijkt dat zij eiseres heeft gesproken op het telefonisch spreekuur van 9 december 2020 en dat zij op 16 en 17 december 2020 telefonisch contact heeft gehad met eiseres en heeft aangegeven dat zij eiseres lichamelijk wil onderzoeken. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierop geantwoord dat het lastig is om naar het kantoor te komen omdat ze nog niet is hersteld van een longontsteking en zij ook zo voorzichtig mogelijk is in verband met het coronavirus. Eiseres heeft aangeboden dat het onderzoek bij haar thuis kan plaatsvinden. Vervolgens blijkt uit de rapportage dat in overleg is besloten om informatie bij de huisarts van eiseres op te vragen en eiseres zou hiermee akkoord zijn gegaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie bij de huisarts opgevraagd en betrokken bij haar onderzoek. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat alle voorliggende gegevens, het telefonisch spreekuur en de bij de huisarts opgevraagde informatie – mede gelet op het feit dat de datum in geding in het verleden ligt – voldoende zijn om tot een weloverwogen heroverweging te komen. Een fysiek medisch onderzoek is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom niet (meer) nodig.
gemotiveerdheeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op de huidige omstandigheden en de opgevraagde medische informatie voldoende heeft gemotiveerd dat – alsnog – van een fysiek onderzoek is afgezien. Dat het eiseres – zoals zij ter zitting heeft betoogd – destijds niet duidelijk was dat het opvragen van medische informatie in de plaats van een fysiek onderzoek zou komen en zij daar in dat geval geen toestemming voor zou hebben gegeven, maakt de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank niet alsnog onvoldoende. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de discrepantie tussen de gestelde klachten en de geobjectiveerde aandoeningen aanleiding zou moeten zijn om haar uit te nodigen voor fysiek spreekuur. Deze discrepantie volgt immers ook al uit de opgevraagde informatie van de longarts.