ECLI:NL:RBMNE:2021:3764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/4787
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde van haar woning had vastgesteld op € 607.000,- voor het belastingjaar 2020. De waarde is vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De zitting vond plaats op 26 juli 2021 via een Skype-verbinding, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur. Tijdens de zitting heeft eiseres een lagere WOZ-waarde van € 549.000,- bepleit, terwijl de heffingsambtenaar de eerder vastgestelde waarde handhaafde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde moet onderbouwen met een taxatieverslag en dat deze waarde niet hoger mag zijn dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de benodigde stukken waren verstuurd, maar dat de taxatie op basis van vergelijkingsobjecten voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vastgestelde waarde van € 607.000,- niet te hoog was en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder en is openbaar gemaakt op 5 augustus 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: J. Tammel).

Procesverloop

In de beschikking van 31 januari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering
onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de
[adres 1] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 607.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 27 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2021 door middel van een
Skype-verbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

1. Eiseres heeft een algemeen geformuleerd beroepschrift en meerdere algemeen
geformuleerde brieven ter aanvulling daarop ingediend. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres uitgelegd welke specifieke gronden in deze zaak aan de orde zijn. De rechtbank zal het beroep beoordelen aan de hand van de op de zitting ingenomen standpunten.
2. Het object is een in 1908 gebouwde twee-onder-één-kapwoning. De woning heeft een
gebruiksoppervlakte van 165 m2 en een inhoud van 436 m3.
3. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs
die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
4. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk € 549.000,-. Verweerder handhaaft in beroep
de door hem vastgestelde waarde.
5. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning niet hoger
dan de waarde in het economisch verkeer heeft vastgesteld. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. Dit volgt uit de artikelen 17 en 18 van de Wet WOZ, de Uitvoeringsregeling en de rechtspraak in WOZ-zaken.
6. Volgens verweerder heeft hij een verweerschrift en een taxatiematrix aan de rechtbank gestuurd, in reactie op het beroep van eiser. De rechtbank heeft dat echter niet ontvangen en eiseres noch de rechtbank beschikken over deze stukken. Verweerder heeft op de zitting niet aannemelijk kunnen maken dat deze stukken daadwerkelijk zijn verstuurd en het komt voor zijn risico dat daarover nu niet kan worden beschikt. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank deze zaak beoordeelt op basis van de uitspraak op bezwaar en het in bezwaar verstrekte taxatieverslag.
7. De rechtbank stelt vast dat in de door verweerder verstrekte taxatieverslag de
woning met drie, alle in [woonplaats] gelegen, referentieobjecten is vergeleken. De referentieobjecten zijn [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] . In het taxatieverslag staat de oppervlakte van de percelen en de inhoud van de woningen en bijgebouwen en de verkoopprijzen van de referentieobjecten. Op grond daarvan kan de vastgestelde waarde van de woning worden doorberekend. Gelet hierop en mede in het licht van het ontbreken van enig inhoudelijk onderbouwd standpunt van eiseres oordeelt de rechtbank dat verweerder met het taxatieverslag en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat € 607.000 ,- als waarde van de woning niet te hoog is.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 5 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.