ECLI:NL:RBMNE:2021:3764
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de WOZ-waarde van haar woning had vastgesteld op € 607.000,- voor het belastingjaar 2020. De waarde is vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zitting vond plaats op 26 juli 2021 via een Skype-verbinding, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur. Tijdens de zitting heeft eiseres een lagere WOZ-waarde van € 549.000,- bepleit, terwijl de heffingsambtenaar de eerder vastgestelde waarde handhaafde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde moet onderbouwen met een taxatieverslag en dat deze waarde niet hoger mag zijn dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de benodigde stukken waren verstuurd, maar dat de taxatie op basis van vergelijkingsobjecten voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vastgestelde waarde van € 607.000,- niet te hoog was en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder en is openbaar gemaakt op 5 augustus 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.