In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiser had samen met zijn partner [A] op 15 juli 2020 een aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet ingediend, met het verzoek om de bijstand met terugwerkende kracht te laten ingaan vanaf 11 maart 2020. De gemeente had echter de aanvraag afgewezen, omdat eiser volgens hen al vóór 15 juli 2020 een aanvraag had kunnen indienen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting, die via een Skypeverbinding plaatsvond, heeft eiser verklaard dat hij niet of onvoldoende Nederlands spreekt, wat hem zou hebben belet om eerder een aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiser en zijn partner recht hebben op bijstand voor de periode vóór 15 juli 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode vóór deze datum wel hulp heeft gekregen van VluchtelingenWerk en dat hij ook andere hulp had kunnen vragen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de gevraagde bijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.