ECLI:NL:RBMNE:2021:3674

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
16/996011-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen [verdachte] B.V. wegens overtredingen van diervoederregelgeving en het in de handel brengen van besmette diervoeders

In deze strafzaak tegen [verdachte] B.V. heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft meerdere overtredingen van de diervoederregelgeving, waarbij de verdachte, een rechtspersoon, zich schuldig heeft gemaakt aan het niet ter beschikking houden van monsters van diervoeders aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het in de handel brengen van diervoeders die de verboden stof Furazolidon bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2014 tot en met 24 juli 2014, in ieder geval op 16 mei, 6 juni en 12 juni 2014, niet voldoende monsters heeft genomen en bewaard van de diervoeders die onder de namen "koe(k)mix" en "Simplymix" in de handel werden gebracht. Dit heeft geleid tot ernstige risico's voor de gezondheid van zowel dieren als mensen, aangezien Furazolidon een kankerverwekkende stof is die verboden is binnen de EU.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de voorschriften van de EG-verordening 183/2005, die eisen stelt aan de productie en het beheer van diervoeders. De verdachte heeft geen deugdelijk register bijgehouden van de inkoop, productie en verkoop van diervoeders, waardoor de traceerbaarheid van de producten niet kon worden gewaarborgd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan vier strafbare feiten en een geldboete van € 450.000,00 opgelegd, waarvan € 150.000,00 voorwaardelijk is met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het causaal verband tussen de schade en de bewezen gedragingen niet zonder meer vaststaat.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van diervoederproducenten voor de veiligheid van hun producten en de noodzaak om te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de huidige omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/996011-14 (P)
Vonnis van de meervoudige economische kamer van 3 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] B.V.,
thans voerend de statutaire benaming [onderneming 1] B.V.,
gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2021. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 21 juli 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. M.H.E. Groeneboer en mr. E. Duijts (hierna in enkelvoud te noemen: de officier van justitie). Voor verdachte trad als raadsman op mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat
  • [A] en mr. J.W. Veenhuis namens de benadeelde partij [benadeelde 1] B.V.,
  • [B] en mr. R. Noordermeer namens de benadeelde partijen [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V.,
  • [C] en mr. N.E. Koelemaij namens de benadeelde partijen [benadeelde 4] V.O.F. en [benadeelde 5] B.V.,
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 5 juli 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
feit 1
verdachte in de periode van 1 maart 2014 tot en met 23 juni 2014, in ieder geval op 16 mei 2014 en/of 6 juni 2014 en/of 12 juni 2014, in de gemeente [gemeente] , samen met anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) als producent van diervoeders niet voldoende monsters heeft genomen en/of bewaard van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel werden gebracht onder de naam “koe(k)mix” of “Simplymix”, althans werden dergelijke monsters niet ter beschikking gesteld aan de NVWA;
feit 2
verdachte zich in de periode van 1 maart 2014 tot en met 24 juli 2014, in ieder geval op 16 mei 2014 en/of 5 juni 2014 en/of 12 juni 2014 en/of 24 juli 2014 in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf, samen met anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) niet heeft gehouden aan
  • voorschrift 8 van het onderdeel ‘Bedrijfsruimten en uitrusting’ van bijlage II bij de EG-verordening 183/2005, immers waren ramen en andere openingen niet zodanig vervaardigd dat zij ondoorlaatbaar waren voor schadelijke organismen en/of waren deuren niet goed sluitend en/of in gesloten toestand ondoorlaatbaar voor schadelijke organismen en/of
  • voorschrift 3 van het onderdeel ‘Productie’ van bijlage II bij de EG-verordening 183/2005, immers waren er geen, dan wel onvoldoende technische en/of organisatorische maatregelen genomen om kruisverontreiniging en/of fouten te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, aangezien grondstoffen bestemd voor veevoeders niet (afdoende) gescheiden werden opgeslagen van afvalstoffen en/of
  • voorschrift 5 van het onderdeel ‘Productie’ van bijlage II bij de EG-verordening 183/2005, immers was afval en/of materiaal dat niet geschikt was als diervoeder (zoals een partij spoelsoya, blauwmaanzaad vermengd met witte bonen, pallets met stroopwafels, doosjes mosselen, sauzen, kruiden en/of kroepoek en/of een hoeveelheid zand) niet voldoende afgezonderd van (grondstoffen bestemd voor) veevoeders;
feit 3
verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014, in ieder geval op of omstreeks 26 maart 2014 en/of 14 april 2014, in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf, samen met anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) geen register bijhield met relevante gegevens betreffende inkoop, productie en verkoop en/of geen registreer inzake de traceerbaarheid, immers was in de administratie van verdachte geen register opgenomen waaruit kon blijken:
  • waarin en wanneer de door [bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014 aan verdachte geleverde producten waren verwerkt en aan wie de verwerkte grondstoffen (als voedermiddel) waren afgeleverd;
  • wat de samenstelling en herkomst van de grondstoffen was van de op 26 maart 2014 door verdachte als diervoeder aan [maatschap] geleverde koekmix;
  • dat op 14 april 2014 ongeveer 15.540 kilogram soja was afgeleverd als diervoeder aan [onderneming 4] B.V.;
feit 4
verdachte in de periode van 1 maart 2014 tot en met 30 juni 2014 te [gemeente] en/of elders in Nederland, als exploitant van een diervoederbedrijf, samen met anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen), diervoeders welke Furazolidon bevatten heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verpakt, geëtiketteerd, voorhanden of in voorraad heeft gehad, in de handel heeft gebracht en/of heeft afgeleverd:
  • aan [benadeelde 1] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [onderneming 2] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [onderneming 3] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [onderneming 4] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [maatschap] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [benadeelde 5] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [onderneming 5] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [onderneming 6] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [benadeelde 2] te [vestigingsplaats] ;
  • aan [benadeelde 3] te [vestigingsplaats] .

3.VOORVRAGEN

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de dagvaarding voor wat betreft het eerste gedachtestreepje van feit 3, betreffende de registratie van de verwerking en aflevering van door [bedrijf 1] aan verdachte geleverde producten, partieel nietig te verklaren. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat zij hiertegen geen verweer kan voeren nu de tenlastelegging ten aanzien daarvan onvoldoende concreet en feitelijk is. Immers blijkt niet uit de tekst van de tenlastelegging ten aanzien van welke leveringen en welke producten zij geen juist register zou hebben gevoerd. De periode bedraagt immers ruim anderhalf jaar.
3.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging, indien deze in zijn geheel en in samenhang met het dossier gelezen wordt, voldoende feitelijk en duidelijk is. Volgens de officier van justitie dient het verweer dan ook te worden verworpen.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer. Naar het oordeel van de rechtbank was het verdachte en haar raadsman op basis van het dossier in zijn samenhang bezien voldoende duidelijk waartegen zij zich dienden te verdedigen. De rechtbank acht hierbij met name van belang dat het gaat om een afgebakende periode en het duidelijk is om welke leverancier, te weten [bedrijf 1] , het gaat. De rechtbank merkt tot slot op dat de kern van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt juist ziet op het feit dat de leveringen van deze leverancier niet voldoende te traceren zijn. Daarmee kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook geen nadere eisen worden gesteld aan de verfeitelijking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 het Wetboek van Strafvordering en dus geldig is.
3.2.
Conclusie ten aanzien van de voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integraal vrijspraak bepleit. De verdediging heeft op diverse punten verweer gevoerd. Deze verweren zullen in paragraaf 4.3 waar nodig worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals in rubriek 5 staat vermeld. Allereerst worden de bewijsmiddelen [1] en overwegingen over de toerekenbaarheid van de bewezen verklaarde gedragingen aan verdachte beschreven. Vervolgens worden de (overige) bewijsmiddelen en overwegingen die zien op de bewezen verklaarde gedragingen beschreven, waarbij de bewijsmiddelen telkens worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank merkt op dat in het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting zowel de term “veevoeders” als “diervoeders” is gebruikt. Nu de term “diervoeders” de wettelijke term is, hanteert de rechtbank de term “diervoeders”.
In het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn de termen “koemix”, “koekmix” en “Simplymix” gebruikt. Dit betreft verschillende benamingen die dezelfde betekenis hebben, te weten een door verdachte geleverd diervoeder.
In de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt veelvuldig verwezen naar de NVWA, zijnde de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
4.3.1.
Bewijsmiddelen – toerekening gedragingen aan verdachte
Een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel betreffende de historie van [onderneming 1] B.V. van 23 juni 2021:
Kamer van Koophandel, 23 juni 2021
Oude statutaire namen
Statutaire naam [verdachte] B.V.
Datum ingang 30-03-2006
Datum einde 12-11-2020 [2]
Een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van verdachte van18 juni 2014:
Statutaire naam [verdachte] B.V.
Bezoekadres [adres] [gemeente]
Activiteiten Uitoefenen van een handels- en productiebedrijf van veevoeders en de handel in grondstoffen ten behoeve van de veevoederproductie.
Bestuurder
Naam [D]
Titel Algemeen directeur
Bevoegdheid Alleen/zelfstandig bevoegd [3]
4.3.2.
Overwegingen – toerekening gedragingen aan verdachte
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de historie van [onderneming 1] B.V. blijkt dat bij verdachte een statutaire naamswijziging heeft plaatsgevonden en dat de huidige benaming ‘ [onderneming 1] B.V.’ is. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de benaming ‘ [verdachte] B.V.’. Verdachte is dan ook op die naam gedagvaard.
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt, indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden, dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Volgens de Hoge Raad [4] zal van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van verdachte blijkt dat de heer [D] (hierna: de heer [D] ) ten tijde van de ten laste gelegde feiten direct bestuurder van verdachte was en tevens algemeen directeur en alleen/zelfstandig bevoegd. Niet is betwist dat de heer [D] in die hoedanigheid optrad en handelde en daarmee werkzaam was ten behoeve van verdachte. Daarnaast blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van verdachte dat zij als activiteiten ‘het uitoefenen van een handels- en productiebedrijf van veevoeders en de handel in grondstoffen ten behoeve van de veevoederproductie’ had. De bewezenverklaarde gedragingen, inhoudende het niet houden aan diverse voorschriften uit de diervoederregelgeving en het in de handel brengen van diervoeders (met daarin Furazolidon), passen naar het oordeel van de rechtbank in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. De gedragingen zijn verdachte ook dienstig geweest. Met de levering van de diervoeders heeft verdachte immers omzet en winst gemaakt.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alle bewezen verklaarde gedragingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan verdachte worden toegerekend. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor medeplegen, zodat verdachte bij alle feiten van dit onderdeel wordt vrijgesproken.
4.3.3. (
Overige) bewijsmiddelen
Het proces-verbaal van bevindingen van toezichthouder en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] :
15 mei 2014
op het vleeskalveren bedrijf van [maatschap]
Ik zag op een weegbon dat er op 26 maart 2014 16180 kg koe-mix is afgeleverd door [verdachte] .
Door de mededeling van de heer [H] , dat de koekmix is gevoederd aan de dieren en er geen voorraad koekmix meer aanwezig was, is op 16 mei 2014 een bezoek gebracht aan de leverancier van de koekmix, [verdachte] BV, [adres] te [vestigingsplaats] . Doel van dit bezoek was om een bemonstering uit te voeren van de koekmix, geleverd op 26 maart 2014 aan kalverhouder [H] te [vestigingsplaats] .
Op 16 mei 2014 bevonden wij ons op het erf van [verdachte] BV en spraken wij daar [D] . [5] Wij hebben hem het doel van onze komst medegedeeld, zijnde de bemonstering van de koekmix welke is geleverd op 26 maart 2014. De heer [D] deelde ons mede dat er nog een kleine voorraad aanwezig was van de productie van begin maart 2014. Ook deelde de heer [D] ons mede dat het bedrijfsmonster van de productie koekmix begin maart 2014 door de inspecteur van de GMP was meegenomen na de uitgevoerde audit van 5 maart 2014.
Bijlage 2: Bemonsteringsrapport d.d. 16 mei 2014. [6]
Het proces-verbaal van verhoor van de heer [D] :
Aan verdachte [D] wordt gevraagd wat het verschil is tussen Simplymix en koekmix en koemix?
"Koekmix, koemix en Simplimix is hetzelfde”
Met verdachte [D] wordt besproken dat op 16 mei 2014 door toezichthouders van de NVWA aan hem gevraagd is om bedrijfsmonsters en dat hij toen aangegeven heeft dat hij die niet had.
Die had ik wel. [7]
Het proces-verbaal van bevindingen van toezichthouder en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 2] :
Op 6 juni 2014 bevond ik mij op het bedrijf van [verdachte] BV, [adres] te [gemeente] . Om 15:00 uur spraken wij met de heer [D] . Ik heb toen aan de heer [D] gevraagd om recepturen van diervoeders. Zijn antwoord was dat hij die niet had, dat hij die in zijn hoofd had zitten. Vervolgens heb ik gevraagd welke grondstoffen er in de simplymix, dan wel koemix, dan wel koekmix gebruikt worden. Daarop was zijn antwoord dat er 70% soya, 20% rijst en 10% stroopwafels in zit. Ook heb ik gevraagd om zijn bedrijfsmonsters van grondstoffen en diervoeders, waarop hij antwoordde dat hij die niet had. [8]
Het proces-verbaal van bevindingen van toezichthouder en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] :
Op 12 juni 2014 bevond ik mij op het bedrijf van [verdachte] BV te [gemeente] . Ik heb aan de heer [D] gevraagd om de bedrijfsmonsters. Hij antwoordde dat hij geen bedrijfsmonsters had. [9]
Het proces-verbaal van bevindingen van toezichthouder en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 3] :
Op 12 juni 2014 was ik op het bedrijf van [verdachte] BV. Nadat wij onze wegwerk overall en laarzen hadden aangetrokken hebben wij onder begeleiding van de heer [D] het bedrijf bezichtigd. [10] Door de heer [D] is meerdere keren aangegeven dat de linkerkant, van vooraf gezien, van het bedrijf bestemd is voor biovergisting en de ruimtes 4 en 5 voor de productie en opslag van diervoeders. Echter is door ons vastgesteld dat alle producten op alle plaatsen en in alle ruimtes voorkomen, zoals materialen voor vergisting in ruimte 5 (Diervoeder) en zand in ruimte 4 (Diervoeder). [11]
Een plattegrond van het terrein van verdachte:
Het relaasproces-verbaal zaak 2 van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 16 februari 2016:
Op 12 juni 2015 (
de rechtbank leest:‘2014’) zijn bij [D] filmbeelden gemaakt.
Op een filmopname “ [filmopname] ” is te zien dat in een ruimte zowel hondenbrokken van Farmfood op 0 minuut 45 en 1 minuut 11 en verpakte satésaus op 0 minuut 44 als rode verpakkingen met rijst (1 minuut 17) als blauwe verpakkingen met stroopwafels (1 minuut 05) zijn opgeslagen. Daarnaast zijn nog meer niet benoemde stoffen en goederen te zien op de beelden. Op 2 minuut 00 is te horen dat [D] zegt dat de rijst en de stroopwafels bestemd zijn voor de fabricage van veevoeders en dat verder alles bestemd is voor de vergisting. Daaruit blijkt dat grondstoffen bestemd voor de productie van veevoer en grondstoffen voor biovergisting niet apart van elkaar worden opgeslagen.
Op een filmopname “ [filmopname] ” is te zien dat [D] een loods betreedt waarop een bord is aangebracht met de tekst “ [tekst] . Reststromen GMP+ 26 Veevoer”. Daarna is te zien een wagen voor het voer, althans dat wordt gezegd door [D] op 0 minuut 29. Op de wagen is een plakkaat aangebracht waarop staat vermeld “Alleen voor GMP en voer gebruiken”. (0 minuut 43). Om de wagen ligt los gestort voer. [D] zegt later in de film dat het soya is. Te zien is dat in de loods big bags staan. Daarnaar gevraagd zegt [D] dat deze zand bevatten. [13]
Het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur EDP-auditor [verbalisant 6] :
Aanleiding
Bij het bedrijf [verdachte] B.V. hebben wij een onderzoek ingesteld naar de traceerbaarheid van ontvangen en afgeleverde producten vanaf 1-1-2013. [14]
Gesprek de heer [D]
Op 6 juni spraken wij met de heer [D] . Ten aanzien van de opzet van de administratie deelde hij het volgende mede. In een agenda noteer ik ‘wat er gebeurt op ’t bedrijf’ onder meer productie van mengvoeder (geschatte geproduceerde hoeveelheid, samenstelling, aangewende grondstoffen).
Bevindingen getoonde administratie
Wij zagen dat bovengenoemde agenda van 2014 was bijgewerkt tot en met 8 april. Eenmaal was hierin een productie van diervoeder opgenomen; namelijk op 4 maart 2014 van naar schatting 55 ton ‘simplymix’ onder vermelding van de samenstelling. Van de afleveringen van deze mix toonde de heer [D] weegbonnen, waarop vermeld de bestemming: ‘ [benadeelde 4] ’ (16 ton). De geproduceerde hoeveelheid sloot evenwel niet geheel aan met de afleveringen en het nog aanwezig restant. Van genoemde levering aan [benadeelde 4] kon de heer [D] geen verkoopfactuur c.q. creditnota tonen. De heer [D] gaf aan achter te lopen met factureren en later gaf hij aan dat hij van [benadeelde 4] nog een creditnota zou ontvangen. Hierbij gaf hij aan dat hij ‘het allemaal niet meer goed wist’. [15]
Tracking en Tracing
[verdachte] B.V. handelt ook in biomassa. Echter in de getoonde administratie is geen scheiding aangebracht tussen producten bestemd voor diervoeding c.q. biomassa. Op de vraag welke partij(en) in 'simplymix' waren verwerkt, wees hij enkele vrachtbrieven aan die, gezien het product, datum en vermelde bestemming (feed), in deze mix waren verwerkt.
Bevindingen financiële administratie
Ik zag dat het verkoopoverzicht was bijgewerkt tot en met half mei 2014 en de boekhouding was bij tot en met april 2014. In de financiële administratie was geen scheiding aangebracht tussen de biomassa en de diervoeder activiteiten. [16] Overzicht verkoopfacturen
1) Leveringen
Gezien de omschrijving ‘voer’ en de vermelde ‘Leverancier’ en bedrag betreft dit blijkbaar leveringen van voor dieren bestemd voeder. Niet duidelijk is of het hierbij gaat om enkelvoudige produkten of (door [D] ) samengestelde produkten en of deze produkten al of niet geschikt zijn voor diervoeding. [17]
Conclusie
In de administratie is geen scheiding aangebracht tussen diervoeder en biomassa (niet geschikt voor diervoeder). Blijkbaar zijn niet alle diervoederprodukties geregistreerd (slechts één productie opgenomen in de agenda). Veelvuldig (zowel in 2013 als in 2014) is van leveringen geen verkoop factuur opgemaakt. Aan de hand van de getoonde administratie is het niet mogelijk om vast te stellen, waarvoor de op het bedrijf aangevoerde grondstoffen, producten, biomassa etc. partijen zijn aangewend en wat de uiteindelijk bestemming is (afzet enkelvoudig diervoeder, productie samengesteld diervoeder, afzet biomassa, vervoedering melkvee). [18]
Vorenstaande overziende stel ik vast dat de diervoederadministratie volstrekt ontoereikend is. Voldoet namelijk niet aan de wet- en regelgeving ten aanzien van tracking en tracing en verplichting tot opmaak van een factuur. En is bovendien onbetrouwbaar, namelijk onvolledig, onjuist en oncontroleerbaar. [19]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Op een overzicht “Leveringen naar [D] 01-01-2013 t/m 24-07-2014” staan 23 leveringen vermeld van meel van sojabonen van [bedrijf 1] aan [D] [vestigingsplaats] . [20]
Uit de hiervoor vermelde bevindingen blijkt dat door [bedrijf 1] aan verdachte [D] is afgeleverd 5.442.710 kilogram product bestemd en geschikt geacht voor veevoeder. Ook blijkt dat 2.954.810 kilogram product is geleverd dat niet geschikt werd geacht door de [bedrijf 1] voor veevoeder. [21]
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] :
Door [bedrijf 1] zijn overzichten aangeleverd waarop leveringen van verschillende producten door [bedrijf 1] aan [D] zijn vermeld in de onderzoeksperiode 01-01-2013 tot 24-07-2014. In de administratie van [D] is geen register aangetroffen waaruit is gebleken waarin en wanneer de voornoemde partijen vanaf [bedrijf 1] zijn verwerkt en aan wie de verwerkte grondstoffen zijn afgeleverd door [D] . [22]
Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 26 maart 2014 heeft [verdachte] B.V. een partij van 16.180 kg koekmix geleverd aan [maatschap] . Dit bedrijf houdt kalveren op basis van een contract met [benadeelde 4] . In de administratie van [verdachte] B.V. is met betrekking tot deze partij een doordruk van de weegbon en een ‘Overzicht [benadeelde 4] 2014’ aangetroffen. Uit de administratie van [D] blijkt niet welke aangevoerde grondstoffen van welke leverancier en op welke datum aangevoerd in de partij koekmix zijn opgenomen. Niet getraceerd kan worden welke partij van welke aanvoerder/leverancier hierin is opgenomen. [23]
Een geschrift, te weten een doordruk van een weegbon in een zwarte order met opschrift ‘ [benadeelde 4] 2017 t/m’:
26/03/2014
Klant: [benadeelde 4]
Produkt: koe-mix
Opmerking: [maatschap]
NC: 16180 kg [24]
Het rapport van bevindingen van toezichthouders en tevens buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 8] betreffende [benadeelde 1] B.V.:
Op 20 juni 2014 was ik op het diervoederbedrijf: [benadeelde 1] BV te [vestigingsplaats] . Ik heb daar de bedrijfsmonsters van de leveringen diervoeder van [verdachte] BV vanaf 1 januari 2014 tot en met maart 2014 gesplitst voor onderzoek op de verboden stof Furazolidon. Ik zag dat de monsters verzegeld waren. Ik zag dat de monsters waren voorzien van etiketten met de omschrijving van het product en de leveringsdatum. [25] Overzicht van monstername op 20 juni 2014:
Relaasnummer
Product
Datum levering
Verzegeling monster
Verzegeling bedrijf
0203/200614/CO11
Soyamix
15-03-2014
2553121
2553122
0203/200614/CO12
Soyamix
22-03-2014
2553123
2553124
0203/200614/CO13
Soyamix
29-03-2014
2553125
2553126
Op basis van de positieve monsters waren wij op 7 juli 2014 wederom bij het bedrijf van [benadeelde 1] BV te [vestigingsplaats] . Overzicht van monstername op 7 juli 2014:
Relaasnummer
Product
Datum levering
Verzegeling monster
Verzegeling bedrijf
1495/070714/CO05
Soyamix
29-04-2014
2553183
2553159
1495/070714/CO06
Soyamix
23-04-2014
2553185
2553161
1495/070714/CO07
Soyamix
15-04-2014
2553188
2553163
1495/070714/CO08
Soyamix
08-04-2014
2553189
2553165 [26]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: 0203/200614/CO11
Kenmerk zegel: 2553121
Resultaat:
FURAZOLIDON circa 25 μg/kg [27]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: 0203/200614/CO12
Kenmerk zegel: 2553123
Resultaat:
FURAZOLIDON 15000 μg/kg [28]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: 0203/200614/CO13
Kenmerk zegel: 2553125
Resultaat:
FURAZOLIDON 160 μg/kg [29]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1495/070714/CO08
Monster: 2553189
C14V10148 [30]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: C14V10148
Resultaat:
FURAZOLIDON 350 μg/kg [31]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1495/070714/CO07
Monster: 2553188
C14V10147 [32]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: C14V10147
Resultaat:
FURAZOLIDON 280 μg/kg [33]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1495/070714/CO06
Monster: 2553185
C14V10146 [34]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: C14V10146
Resultaat:
FURAZOLIDON 13 μg/kg [35]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1495/070714/CO05
Monster: 2553183
C14V10145 [36]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: C14V10145
Resultaat:
FURAZOLIDON 130 μg/kg [37]
Factuur van verdachte aan [benadeelde 1] B.V. van 31 maart 2014:
[D]
Factuur voor:
[benadeelde 1] BV
31 maart 2014
Betreft: levering soya [bedrijf 1] /gewone soya
datum: hoeveelheid product
15-03-2014 47.540 kg soya [bedrijf 1]
22-03-2014 45.900 kg soya [bedrijf 1]
29-03-2014 45.820 kg soya [bedrijf 1] [38]
Factuur van verdachte aan [benadeelde 1] B.V. van 30 april 2014:
Factuur voor:
[benadeelde 1] BV
30 april 2014
Betreft: levering soya [bedrijf 1] /gewone soya
datum: hoeveelheid product
08-04-2014 41.920 kg soya [bedrijf 1]
15-04-2014 48.560 kg soya [bedrijf 1]
23-04-2014 41.780 kg soya [bedrijf 1]
29-04-2014 44.080 kg soya [bedrijf 1] [39]
Het rapport van bevindingen van inspecteurs en tevens toezichthouders [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :Betreft inspectie in de inspectielocatie: [onderneming 2] B.V.
Vestigingsadres: [vestigingsplaats]
Op 16 juli 2014.
In het bedrijf aangetroffen: de heer [E] . [40]
[E] deelde mede dat hij soya had gekocht van [verdachte] B.V. en deze had doorverkocht aan [onderneming 7] B.V.. In onderzoek van de administratie ter plaatse zagen wij het volgende:
Op 29 april 2014 heeft [onderneming 2] BV 36.420 kg soya verkocht en afgeleverd aan [onderneming 7] B.V. te [vestigingsplaats] . Tevens zagen wij dat deze soya was afgeleverd op het op- en overslag bedrijf [bedrijf 2] B.V., [adres] , [vestigingsplaats] .
Naar aanleiding van vorenstaande bevond ik mij op 17 juli 2014 ten kantore van op- en overslag bedrijf [bedrijf 2] , te [vestigingsplaats] . Op tijd en plaats voornoemd ontmoette ik de bedrijfsleider, welke mij de door hen genomen bedrijfsmonsters van bovenstaande leveranties ter beschikking stelde voor bemonstering. Ik heb daar toen de bedrijfsmonsters van de leveringen diervoeder van [onderneming 2] BV gesplitst voor onderzoek op de verboden stof Furazolidon. Ik zag dat de monsters verzegeld waren. Ik zag dat de monsters waren voorzien van de omschrijving van het product, de leveringsdatum en het inslagnummer. Van de monstername zijn ambtsedige relazen nummer 1497/170714/RIJ01 t/m RIJ04 opgemaakt. [41]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1497/170714/RIJ03
Naam van het product: Soja schroot Org.
Geleverd: 29-04-2014
Monster genomen uit: bedrijfsmonster
Monster: 2553722
Bedrijfsmonster: 2553724 [42]
Analyserapport RIKILT
VWA-code: 1497/170714/RY03
Kenmerk zegel: 2553722
Resultaat:
FURAZOLIDON 30 μg/kg [43]
Het rapport van bevindingen van inspecteurs en tevens toezichthouders [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :Op 10 juli 2014 was ik bij het [onderneming 3] , te [vestigingsplaats] . [44] Op tijd en plaats voornoemd ontmoetten wij de heer [F] , die wij hebben gevraagd of hij voedermiddelen en/of diervoeder had ontvangen in de periode maart 2014 tot heden van [verdachte] BV. [F] antwoordde bevestigend en stelde ons de door hen genomen bedrijfsmonsters van deze leveranties ter beschikking voor bemonstering. Wij hebben daar toen de bedrijfsmonsters van de leveringen diervoeder van [verdachte] BV vanaf 1 maart 2014 tot en heden gesplitst voor onderzoek op de verboden stof Furazolidon. Ik zag dat de monsters verzegeld waren. Ik zag dat de monsters waren voorzien van de omschrijving van het product en de leveringsdatum. Van de monstername zijn ambtsedige relazen nummer 1497/100714/KR01 t/m KR06 opgemaakt.
Naar aanleiding van vorenstaande bevonden wij ons op 16 juli 2014 ten kantore van [F] . [45] Op genoemde tijd en plaats spraken wij de heer [F] . “Op 10 juli 2014 bent u hier geweest om monsters te nemen van onze bedrijfsmonsters soya, welke door ons was gekocht van [verdachte] B.V. Op 16 juli 2014 kwam u met de mededeling, dat monster nummer 5 positief was op furazolidone. Deze partij groot 14.260 kg werd door ons op 3 mei 2014 uit een container bij [D] geladen en is op ons bedrijf gelost op 5 mei 2014.” [46]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1497/100714/KR05
Naam van het product: Soja
Geleverd: 5-5-14
14.260 kg
Monster: 2553846 [47]
Brief NVWA
Deze rapportage heeft betrekking op het monster aangeduid als voer, verzegeld met nummer 2553846 en vergezeld van het begeleidingsformulier 1497/100714/KR05.
Intern NVWA nummer: C14V10158 [48]
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: C14V10158
Resultaat:
FURAZOLIDON 38 μg/kg [49]
Weegbon betreffende een levering door verdachte aan [onderneming 3] op 3 mei 2014:
03/05/14
Klant: kruyt
Product: soya
Bestemming: gouda
14260KG [50]
Het rapport van bevindingen van inspecteurs en tevens toezichthouders [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :Op 10 juli 2014 was ik bij het [onderneming 4] B.V., [vestigingsplaats] . [51] Op tijd en plaats voornoemd ontmoetten wij de heer [G] , die wij hebben gevraagd of hij voedermiddelen en/of diervoeder had ontvangen in de periode maart 2014 tot heden van [verdachte] BV. [G] antwoordde bevestigend en stelde ons de door hen genomen bedrijfsmonsters van deze leveranties ter beschikking voor bemonstering. Wij hebben daar toen de bedrijfsmonsters van de leveringen diervoeder van [verdachte] BV vanaf 1 maart 2014 tot en heden gesplitst voor onderzoek op de verboden stof Furazolidon. Ik zag dat de monsters waren voorzien van de omschrijving van het product en de leveringsdatum. Van de monstername zijn ambtsedige relazen nummer
1497/100714/VEN01 t/m VEN04 opgemaakt. [52]
Laboratoriumrapport NVWA
Laboratoriumrapport nr.: 1497/100714/VEN02
Naam van het product: Soja
Geleverd: 14-04-2014
15.540 kg
Monster: 2553741 [53]
Brief NVWA
Deze rapportage heeft betrekking op het monster aangeduid als voer, verzegeld met nummer 2553741 en vergezeld van het begeleidingsformulier 1497/100714/VEN02.
Intern NVWA nummer: C14V10162
Analyserapport RIKILT
Relaasnummer: C14V10162
Resultaat:
FURAZOLIDON 26 μg/kg [55]
Weegbon betreffende een levering door verdachte aan [onderneming 4] op 14 april 2014:
14/04/14
Klant: [onderneming 4]
Produkt: soya
Bestemming: [vestigingsplaats]
15540KG [56]
Bemonsteringsrapport Diervoeders’ van de NVWA betreffende een levering door verdachte aan [maatschap] op 26 maart 2014:
Bedrijf: [verdachte] BV
Datum monstername: 16 mei 2014
monsternummer soort monster Secu-bagnummer monster
76678448 Simplymix, mengsel van soya, 2304077 [57] stroofwafels en gemalen rijst
Analyserapport RIKILT
Kenmerk zegel: 2304077
Product: simply mix mengsel van soya, stroopwafels en gemalen rijst
Datum monstername: 16 mei 2014
Resultaat:
FURAZOLIDON 41 μg/kg [58]
Weegbon betreffende een levering door verdachte aan [maatschap] op 26 maart 2014:
26/03/14
Klant: [benadeelde 4]
Produkt: koe-mix
Bestemming: [vestigingsplaats]
Opmerking: [maatschap]
16180KG [59]
4.3.4.
Overwegingen ten aanzien van feit 1
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 mei 2014, 6 juni 2014 en 12 juni 2014 te [gemeente] opzettelijk monsters niet ter beschikking van de NVWA heeft gehouden.
De raadsman heeft bepleit dat op 16 mei 2014 sprake zou zijn geweest van miscommunicatie (niet in de laatste plaats) omdat geen verzoek ten aanzien van de monsters zou zijn gedaan, zodat van opzettelijk handelen geen sprake was. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het proces-verbaal van bevindingen van toezichthouder en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , blijkt dat de heer [verbalisant 1] op 16 mei 2014 het doel van zijn bezoek heeft meegedeeld aan de heer [D] (hierna: [D] ), te weten een monstername van de koekmix geleverd op 26 maart 2014. Uit het verhoor van [D] blijkt dat hij dit ook als zodanig begrepen heeft. [D] heeft [verbalisant 1] immers niet alleen naar de restpartij koekmix geleid, maar ook meegedeeld dat de bedrijfsmonsters zouden zijn meegenomen door de GMP-inspecteur na de uitgevoerde audit van 5 maart 2014. De GMP-inspecteur gaat over diervoeders. [D] wist dus dat het om de monsters van diervoeders ging. Tijdens zijn verhoor op 8 december 2015 heeft de heer [D] verklaard dat hij de monsters wel had. Later wordt het standpunt ingenomen dat [D] zich vergist zou hebben toen hij verklaarde dat de inspecteur de monsters had meegenomen. Nog afgezien van het feit dat dit op geen enkele wijze aannemelijk is geworden, kan gelet op vorenstaande vastgesteld worden dat [D] de bedrijfsmonsters minst genomen opzettelijk niet ter beschikking van de NVWA heeft
gehoudenvan de bevoegde autoriteit.
De raadsman heeft ten aanzien van de bezoeken van de NVWA op 6 en 12 juni 2014 bepleit dat het aan enig concreet verzoek van de NVWA om bedrijfsmonsters ontbreekt, waardoor de opzet op het niet ter beschikking stellen van bedrijfsmonsters van de koekmix ontbreekt. [D] zou niet hebben geweten over welke monsters het zou gaan, monsters van de koekmix of van grondstoffen voor de biovergisting. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek op 6 juni 2014 voldoende duidelijk was, nu de betreffende toezichthouder heeft gevraagd om bedrijfsmonsters van grondstoffen (van koekmix) en diervoeders, waarop [D] antwoordde dat hij die niet had. De toezichthouder heeft op 12 juni 2014 gevraagd om bedrijfsmonsters, waarop [D] antwoordde dat hij geen bedrijfsmonsters had. De rechtbank acht hierbij van belang dat de NVWA reeds tweemaal had verzocht om bedrijfsmonsters van koekmix en grondstoffen daarvan, van welke verzoeken [D] de achtergrond kende. Het was [D] bovendien bekend dat de NVWA zich niet bezig houdt met biovergisting, zodat de stelling dat wellicht om monsters van producten bestemd voor de biovergisting werd gevraagd en het antwoord van [D] dáárop betrekking had, niet aannemelijk is geworden. De rechtbank acht dan ook onaannemelijk dat [D] niet wist welke bedrijfsmonsters de betreffende toezichthouders wilden zien.
Nu [D] op 16 mei 2014, 6 juni 2014 en 12 juni 2014, na een verzoek daartoe, heeft verklaard dat hij geen bedrijfsmonsters had, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank de bedrijfsmonsters opzettelijk niet ter beschikking gehouden van de NVWA.
Dat [D] op een later moment alsnog monsters van begin maart ter beschikking kon stellen, doet aan de eerdere gedragingen niet af. Verdachte dient de bedrijfsmonsters immers (te allen tijden) ter beschikking te houden aan de bevoegde autoriteit.
De raadsman heeft voorts naar voren gebracht dat de verzoeken van de toezichthouders van de NVWA geen officiële vorderingen tot uitlevering van de bedrijfsmonsters waren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank ook niet vereist. De toezichthouders van de NVWA hadden zich gelegitimeerd en aangegeven waarvoor zij kwamen. De vraag van deze toezichthouders aan [D] om bedrijfsmonsters van de koekmix te verstrekken, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende.
4.3.5.
Overwegingen ten aanzien van feit 2
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat ramen en andere openingen van verdachte
gebrekenvertoonden, met als gevolg dat zij doorlaatbaar waren voor schadelijke organismen. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 16 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 te [gemeente] zich opzettelijk niet heeft gehouden aan de voorschriften 3 en 5 van het onderdeel ‘Productie’ van bijlage II van de EG-verordening met nummer 183/2005 en overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat [D] heeft verklaard dat ruimten 4 en 5 bestemd waren voor diervoeder en dat uit de filmpjes met nummer 046 en 047 blijkt dat hier daadwerkelijk – eveneens volgens de verklaring van [D] – ook (grondstoffen voor) diervoeder (ruimte 4) en een machine voor het mengen van diervoeder (ruimte 5) aanwezig waren. Tevens blijkt uit zowel de filmpjes en het proces-verbaal van bevindingen van toezichthouder en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 3] dat in deze ruimten ook grondstoffen/materialen aanwezig waren die niet voor het diervoeder bestemd en geschikt waren. Zo verklaart [D] over ruimte 4 dat de rijst en de stroopwafels bestemd waren voor de fabricage van veevoeders en dat verder alles bestemd was voor de vergisting. Toezichthouder en buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 3] wijst ten aanzien van ruimte 5 onder meer op de aanwezigheid van zand en materialen voor vergisting. De enkele toelichting van [D] ter plaatse is onvoldoende om het door en naast elkaar plaatsen van dergelijke grondstoffen/materialen enerzijds en (grondstoffen voor) diervoeder anderzijds aan te kunnen merken als “afzondering en identificatie van afval en materiaal dat niet geschikt is als diervoeder”, als bedoeld in voorschrift 3 van het onderdeel ‘Productie’ van bijlage II bij de EG-verordening.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van overtreding van de genoemde voorschriften 3 of 5 zolang andere materialen dan diervoeder maar verpakt zijn, wordt verworpen. Allereerst zijn in beide ruimten materialen aangetroffen die niet of niet volledig verpakt waren, zoals het zand in (deels) open bigbags in ruimte 5. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de door de EG-verordening gestelde normen terzake de productie van diervoeders een verhoogde zorgplicht impliceert voor de producent van diervoeders indien zaken bestemd voor diervoeder en zaken die daar niet geschikt voor zijn in één ruimte zijn opgeslagen, teneinde ieder risico op kruisverontreiniging of fouten te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van feit 2 sprake is van opzet nu [D] voor een onoverzichtelijke feitelijke situatie heeft gekozen, waarbij grondstoffen bestemd voor diervoeder en grondstoffen en materialen bestemd voor de biovergisting door elkaar en direct naast elkaar stonden opgeslagen in dezelfde hal.
4.3.6.
Overwegingen ten aanzien van feit 3
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte heeft nagelaten in haar administratie de levering op 14 april 2014 van 15.540 kg soja aan [onderneming 4] B.V. op te nemen. De verdediging heeft immers de weegbon van verdachte aangeleverd, waaruit deze levering blijkt. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014 23 keer soja heeft geleverd aan verdachte, zowel ten behoeve van diervoeders als ten behoeve van de biovergisting. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte op 26 maart 2014 16.180 kilogram koekmix heeft geleverd aan [maatschap] . Ten aanzien van de administratie heeft [D] verklaard, dat hij in zijn agenda noteerde wat er op het bedrijf gebeurde. In dat kader acht de rechtbank van belang dat uit het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur EDP-auditor [verbalisant 6] blijkt dat de agenda van 2014 enkel was ingevuld tot en met 8 april 2014. Daarnaast blijkt uit dit proces-verbaal dat aan de hand van de getoonde administratie het niet mogelijk was om vast te stellen waarvoor de op het bedrijf aangevoerde grondstoffen, producten, biomassa etc. zijn aangewend en wat de uiteindelijk bestemming was. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] blijkt dat de traceerbaarheid van de door [bedrijf 1] geleverde soja en van de door verdachte aan [maatschap] geleverde koekmix niet op orde was. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op basis van de administratie van verdachte niet kon worden getraceerd welke door [bedrijf 1] geleverde soja is gebruikt voor de biovergisting, en welk deel is verwerkt in diervoeders en aan wie de diervoeders (waarin de soja van [bedrijf 1] is verwerkt) dan wel onbewerkte soja van [bedrijf 1] , zijn geleverd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat uit de administratie van verdachte niet is gebleken waarin en wanneer de door [bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014 aan verdachte geleverde producten waren verwerkt en aan wie de verwerkte grondstoffen (als voedermiddel) waren afgeleverd. Tevens acht de rechtbank bewezen dat uit de administratie van verdachte niet is gebleken wat de samenstelling en herkomst was van de door verdachte op 26 maart 2014 aan [maatschap] geleverde koekmix.
Ten aanzien van de opzet acht de rechtbank het volgende van belang. Verdachte heeft ervoor gekozen om de administratie te voeren zoals [D] dat heeft gedaan, namelijk door notities te schrijven in de agenda. Daarnaast werden documenten in de administratie gevoegd, maar werd kennelijk niet alles geadministreerd. Door te kiezen voor het voeren van een dergelijke ondoorgrondelijke en oncontroleerbare administratie, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk niet voldaan aan haar verplichtingen omtrent de administratie en traceerbaarheid betreffende diervoeders.
4.3.7.
Overwegingen ten aanzien van feit 4
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte diervoeders, welke Furazolidon bevatten, heeft geleverd aan [benadeelde 5] , [onderneming 5] , [onderneming 6] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . De rechtbank overweegt hiertoe dat het causaal verband tussen het door verdachte in de handel gebrachte diervoeder en de in (de urine van) runderen van deze vleeskalverenhouderijen aangetroffen AOZ, zijnde de metaboliet van Furazolidon, niet vast is komen te staan. Uit het dossier volgt immers niet dat de betreffende runderen enkel gevoed zijn met het diervoeder van verdachte. Uit het dossier volgt evenmin dat het bij [benadeelde 2] bemonsterde voer en maismeel, waarin Furazolidon is aangetroffen, is geleverd door verdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onderdelen die betrekking hebben op voornoemde vleeskalverenhouderijen.
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 maart 2014 tot en met 3 mei 2014 te [gemeente] diervoeders, welke Furazolidon bevatten, heeft bereid, voorhanden of in voorraad heeft gehad, in de handel heeft gebracht en heeft geleverd. De rechtbank acht hierbij van belang dat uit het dossier volgt dat verdachte in de periode van 15 maart 2014 tot en met 3 mei 2014 diervoeders in de handel heeft gebracht en heeft geleverd aan [benadeelde 1] , [onderneming 2] , [onderneming 3] , [onderneming 4] en [maatschap] . Uit het dossier volgt voorts dat van deze partijen diervoeders monsters zijn genomen ter analyse op Furazolidon. Uit de analyserapporten van het RIKILT te Wageningen blijkt vervolgens dat die partijen diervoeders de stof Furazolidon bevatten.
Verdachte heeft met haar manier van werken het risico genomen dat diervoeder besmet zou raken met Furazolidon en heeft daadwerkelijk met Furazolidon besmet diervoeder aanwezig gehad. Verdachte heeft daarmee het voorwaardelijk opzet gehad op de leveringen zoals hiervoor genoemd van met Furazolidon besmet diervoeder. Het gesuggereerde alternatieve scenario dat de besmetting met Furazolidon is ontstaan nádat het diervoeder het terrein van verdachte heeft verlaten, is niet aannemelijk geworden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 16 mei 2014 en 6 juni 2014 en 12 juni 2014 in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan de [adres] te [gemeente] , opzettelijk, meermalen heeft gehandeld in strijd met het bij en krachtens artikel 2.1 van het 'Besluit diervoeders 2012' en artikel 13 van de 'Regeling diervoeders 2012' aangewezen voorschrift in artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 183/2005, door zich niet te houden aan voorschrift 4 van het onderdeel 'Kwaliteitsbeheersing' van bijlage II bij die verordening, immers werden door verdachte, als producent van diervoeders van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel werden gebracht onder de naam "koe(k)mix" of "Simplymix", monsters niet ter beschikking gehouden van de NVWA als bevoegde autoriteit;
feit 2
in de periode van 16 mei 2014 tot en met 12 juni 2014 in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan de [adres] te [gemeente] , opzettelijk, meermalen heeft gehandeld in strijd met het bij en krachtens artikel 2.1 van het 'Besluit diervoeders 2012' en artikel 13 van de 'Regeling diervoeders 2012' aangewezen voorschrift in artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 183/2005, door zich niet te houden aan:
- voorschrift 3 van het onderdeel 'Productie' van bijlage II bij die verordening, immers waren er onvoldoende organisatorische maatregelen genomen om kruisverontreiniging en/of fouten te voorkomen, althans zoveel mogelijk te beperken, aangezien grondstoffen bestemd voor veevoeders niet afdoende gescheiden werden opgeslagen van afvalstoffen;
- voorschrift 5 van het onderdeel 'Productie' van bijlage II bij die verordening, immers was materiaal dat niet geschikt was als diervoeder (een hoeveelheid zand) niet voldoende afgezonderd van (grondstoffen bestemd voor) veevoeders;
feit 3
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014, in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan de [adres] te [gemeente] , opzettelijk, meermalen heeft gehandeld in strijd met het bij en krachtens artikel 2.1 van het 'Besluit diervoeders 2012' en artikel 13 van de 'Regeling diervoeders 2012' aangewezen voorschrift in artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 183/2005, door zich niet te houden aan voorschrift 1 en 2 aanhef en onder b) sub iv) van het onderdeel 'Bijhouden van gegevens' van bijlage II bij die verordening, aangezien door verdachte met betrekking tot de hierna te noemen leveringen geen register werd bijgehouden met relevante gegevens betreffende inkoop, productie en verkoop, aan de hand waarvan het diervoeder van de ontvangst tot aflevering doeltreffend kon worden getraceerd, en geen register werd bijgehouden met de volgende documentatie inzake de traceerbaarheid:
#
type, hoeveelheid en samenstelling van het mengvoeder;
#
aard en hoeveelheid van de geproduceerde voedermiddelen of mengvoeders, met vermelding van de productiedatum, en naam en adres van de afnemer (bv. veehouder, andere exploitanten van diervoederbedrijven),

immers was in de administratie van verdachte geen register opgenomen waaruit kon blijken:

  • waarin en wanneer de door [bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014 aan verdachte geleverde producten waren verwerkt en aan wie de verwerkte grondstoffen (als voedermiddel) waren afgeleverd;
  • wat de samenstelling en herkomst van de grondstoffen was van de op 26 maart 2014 door verdachte als diervoeder aan [maatschap] geleverde koekmix;
feit 4
in de periode van 15 maart 2014 tot en met 3 mei 2014 te [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan de [adres] te [gemeente] en elders in Nederland, opzettelijk, meermalen met diervoeders als bedoeld in artikel 3, onder 4, van verordening (EG) nr. 178/2002 een handeling als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Dieren, waaronder handelingen als bedoeld in artikel 2.17 van de Wet Dieren, heeft verricht, te weten het bereiden, het voorhanden of in voorraad hebben, het in de handel brengen van diervoeders en het leveren van
- soyamix aan [benadeelde 1] te [vestigingsplaats] ;
- soya aan [onderneming 2] te [vestigingsplaats] ;
- soya aan [onderneming 3] te [vestigingsplaats] ;
- soya aan [onderneming 4] te [vestigingsplaats] ;
- koekmix aan [maatschap] te [vestigingsplaats] ;
terwijl die diervoeders telkens Furazolidon bevatten, zijnde een stof die was/is opgenomen in de bijlage, tabel 2, bij verordening (EU) nr. 37/2010.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.18, tweede lid, onderdeel i, in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.18, tweede lid, onderdelen b, c en k, in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 3
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.18, tweede lid, onderdeel j, in samenhang met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 4
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel b van de Wet dieren en krachtens artikel 2.18 tweede lid, onderdeel a, van de Wet dieren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij de bepaling van de strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de houding van de vertegenwoordiger van verdachte ten tijde van de strafbare feiten (de heer [D] ) en de overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op de gewijzigde bestuurders van verdachte en het feit dat de ontnemingszaak de prioriteit heeft, is de officier van justitie tot een geheel voorwaardelijke strafeis gekomen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 100.000,00, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat voor enige strafoplegging geen ruimte meer is gelet op een forse overschrijding van de redelijke termijn. Subsidiair heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte thans nieuwe feitelijke bestuurders heeft die het roer volledig hebben omgegooid en vooruit willen kijken. De methode van registreren is gemoderniseerd en er is voortdurend overleg met de controlerende instanties en overheden. Naast de daarmee gepaarde investeringen, heeft verdachte een hoop schade geleden als gevolg van de inval en de strafzaak. De nieuwe feitelijke bestuurders hebben de schade begroot op ruim vijf miljoen euro. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het feit dat de financiële wendbaarheid van verdachte derhalve niet groot is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de huidige omstandigheden van verdachte als rechtspersoon, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verordening (EG) nummer 183/2005
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten door zich onder meer niet te houden aan verschillende voorschriften zoals genoemd in de Verordening (EG) nummer 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: de Verordening). In de aanhef van de Verordening staat onder andere het volgende vermeld.
“De dierlijke productie in de landbouw neemt een zeer belangrijke plaats in. Goede resultaten van deze activiteiten hangen in hoge mate af van het gebruik van veilige diervoeders van goede kwaliteit. Het streven naar een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van mensen en dieren is een van de fundamentele doelstellingen van de levensmiddelenwetgeving. De hygiënevoorschriften van de Verordening hebben in hoofdzaak ten doel een hoog niveau van consumentenbescherming op het vlak van de voedsel- en voederveiligheid te garanderen, waarbij met name rekening wordt gehouden met onder meer de volgende beginselen:
a. a) de hoofdverantwoordelijkheid voor diervoederveiligheid berust bij de exploitanten van diervoederbedrijven;
b) de veiligheid van diervoeders moet doorheen de gehele voedselketen worden gewaarborgd, van de primaire productie van diervoeders tot en met het voederen van voedselproducerende dieren.”
In de aanhef van de Verordening staat verder vermeld dat ervoor moet worden gezorgd dat alle diervoederbedrijven volgens geharmoniseerde veiligheidsvoorschriften te werk gaan hetgeen noodzakelijk is om een hoger beschermingsniveau voor de gezondheid van mensen, dieren en het milieu te bereiken. Daarnaast is de traceerbaarheid van diervoeders en diervoederingrediënten in de hele voederketen essentieel voor de voederveiligheid.
De strafbare feiten
Verdachte heeft op 16 mei 2014, 6 juni 2014 en 12 juni 2014 geen bedrijfsmonsters ter beschikking gehouden van de NVWA. Daarnaast heeft verdachte zich niet gehouden aan voorschriften 3 en 5 van bijlage II van de Verordening door materiaal dat niet geschikt is voor diervoeder, waaronder zand, niet gescheiden van diervoeders op te slaan. Verdachte heeft zich voorts niet gehouden aan voorschriften 1 en 2 van het onderdeel ‘Bijhouden van gegevens’ van bijlage II van de Verordening door geen deugdelijk register (administratie) bij te houden met relevante gegevens betreffende de inkoop, productie en verkoop van diervoeders, aan de hand waarvan het diervoeder van de ontvangst tot aflevering doeltreffend kon worden getraceerd. Zo kon niet worden getraceerd waarin en wanneer de door [bedrijf 1] geleverde soja werd verwerkt en aan wie de verwerkte soja werd geleverd. Tevens kon op basis van de administratie, zoals die door verdachte werd gevoerd, niet nagegaan worden wat de samenstelling en herkomst was van de grondstoffen van een partij aan [maatschap] geleverde diervoeders. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bereiden, voorhanden of in voorraad hebben, het in de handel brengen en leveren van diervoeders, welke Furazolidon bevatten, aan vijf verschillende afnemers.
Furazolidon
Furazolidon is een antibioticum dat behoort tot de farmacologisch werkzame substantie nitrofuranen. Van nitrofuranen is bekend dat de metabolieten ervan genotoxisch kankerverwekkende eigenschappen bezitten. Het gebruik van deze stof is sinds 1995 verboden binnen de Europese Unie en daarom op de lijst van verboden stoffen van Richtlijn (EU) 96/23 geplaatst. Residuen Furazolidon in levensmiddelen van dierlijke oorsprong kunnen dan ook gevaar opleveren voor de gezondheid van de verbruiker. [60]
De ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft diervoeder met daarin de verboden stof Furazolidon op de markt gebracht en geleverd aan verschillende afnemers. (Mede) door het handelen van verdachte is een groot aantal runderen geruimd, met alle (economische) gevolgen voor de eigenaren van deze runderen van dien. Hoe de Furazolidon in het diervoeder terecht is gekomen, is niet vast komen te staan. Wel is vast komen te staan dat verdachte haar bedrijfsvoering totaal niet op orde had. Zo heeft verdachte opzettelijk in strijd met de voorschriften omtrent hygiëne gehandeld door diervoeders niet voldoende afgezonderd te houden van haar andere bedrijfsactiviteiten. Het gevaar van kruisverontreiniging en het maken van fouten dat daardoor ontstond heeft verdachte op de koop toegenomen. Daarnaast had verdachte haar administratie niet goed op orde. De heer [D] had alles in zijn hoofd zitten, zoals hij heeft verklaard, en schreef enkel wat notities in de agenda. In de administratie ontbreken veel documenten. Daar komt bij dat verdachte tekort is geschoten in haar verplichting om bedrijfsmonsters ter beschikking van de autoriteiten te houden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de herkomst van de Furazolidon niet kon worden getraceerd en dat het voor de autoriteiten zeer moeilijk was om de bedrijven aan wie de diervoeders met Furazolidon was geleverd te traceren. Het vertrouwen dat de maatschappij noodzakelijkerwijs stelt in een diervoederproducent is door verdachte ernstig geschaad. Al met al heeft verdachte door haar handelwijze de gezondheid van mens en dier in gevaar gebracht. Mede door de nalatige bedrijfsvoering van verdachte heeft dit gevaar, na het aantreffen van Furazolidon bij [maatschap] , langer dan nodig bestaan en was intensief onderzoek nodig om dit gevaar zoveel als mogelijk te beperken. De rechtbank rekent dit alles verdachte buitengewoon zwaar aan.
Omstandigheden van de rechtspersoon
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 juni 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met het feit dat de heer [D] is overleden en verdachte thans feitelijk twee nieuwe bestuurders heeft. Ter terechtzitting is gebleken dat de statutaire naam van het bedrijf is gewijzigd naar [onderneming 1] B.V. en dat het bedrijf zich thans richt op biovergisting en niet meer op de productie en verkoop van diervoeders. Ter terechtzitting heeft de verdediging naar voren gebracht dat op dit moment de jaaromzet ongeveer € 1.800.000,00 bedraagt en de winst voor aftrek van de belasting ongeveer € 500.000,00.
Redelijke termijn
In deze zaak gaat het om strafbare feiten uit 2014. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. In 2014 startte het onderzoek toen op 24 juli 2014 een doorzoeking bij verdachte plaatsvond. Het eindproces-verbaal was afgerond in 2016. Gelet op de complexe materie in onderhavige zaak en de omvang van het gehele onderzoek is de rechtbank van oordeel dat deze termijn begrijpelijk en redelijk is. Na correspondentie tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging heeft op 30 april 2018 een regiezitting plaatsgevonden bij de rechter-commissaris. Later dat jaar vonden drie getuigenverhoren plaats en zijn er aanvullende processen-verbaal naar aanleiding van onderzoekswensen van de verdediging opgesteld. Op 26 februari 2019 heeft de rechter-commissaris het onderzoek aldaar gesloten. Vanaf dat moment was het onderzoek gereed en had de zaak op zitting kunnen worden gepland. Hierover wordt gecorrespondeerd vanaf augustus 2019, waarna de zitting pas plaatsvindt op 5 juli 2021. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn met bijna 2 jaar is overschreden nu de inhoudelijke behandeling pas op 5 juli 2021 heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet (mede) hierin aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en de proeftijd voor het voorwaardelijk opgelegde strafdeel te beperken tot de duur van 2 jaar.
De straf
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank, kijkend naar de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten een forse, grotendeels onvoorwaardelijke geldboete de enige passende straf. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de hoogte daarvan rekening gehouden met alle hiervoor aan de orde gekomen punten, waaronder de overschrijding van de redelijke termijn, de huidige financiële situatie van verdachte en het feit dat het bestuur van verdacht feitelijk is gewijzigd en verdachte niet meer opereert in de branche van de productie van diervoeders. Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 450.000,00 passend en geboden.
De rechtbank ziet aanleiding een deel van de geldboete, te weten € 150.000,00, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Ondanks dat verdachte feitelijk twee nieuwe bestuurders heeft en het bedrijf zich heeft toegespitst op de biovergisting en zich aldus niet meer bezighoudt met de productie van diervoeders, acht de rechtbank het toch van belang om het deel zoals voornoemd voorwaardelijk op te leggen. Verdachte had ten tijde van het bewezen verklaarde relaties waarmee zij zaken deed op zowel het gebied van de biovergisting als op het gebied van diervoeders. Hoewel verdachte thans alleen activiteiten in de biovergisting verricht, is de stap naar uitbreiding naar diervoeders relatief klein. De rechtbank acht het van belang dat bij een dergelijke stap verdachte niet verleid wordt de regels wederom te overtreden en acht daarom een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk als stok achter de deur.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[benadeelde 1] B.V.
[benadeelde 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft voorafgaand aan de terechtzitting van 5 juli 2021 een verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin zij een bedrag van € 193.468,32 vordert. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder vier ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering op grond van artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [benadeelde 1] B.V. levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom [benadeelde 1] B.V. niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank overweegt daartoe dat het causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen en de schade niet zonder meer vaststaat en ook niet eenvoudig kan worden vastgesteld in deze strafprocedure.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.2
[benadeelde 4] V.O.F., [benadeelde 5] B.V., [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V.
[benadeelde 4] V.O.F. en [benadeelde 5] B.V. hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en hebben voorafgaand aan de terechtzitting van 5 juli 2021 een gezamenlijk verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin zij een bedrag van € 170.000,00 vorderen. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder vier ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V. hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en hebben voorafgaand aan de terechtzitting van 5 juli 2021 een gezamenlijk verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin zij een bedrag van € 3.487.613,35 vorderen. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder vier ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen op grond van artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 4] V.O.F., [benadeelde 5] B.V., [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V. niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen nu verdachte van de onder 4 jegens hen dan wel de aan hen gelieerde ondernemingen ten laste gelegde gedragingen zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen zij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 2.17 en 6.2 Wet dieren;
  • 13 Regeling diervoeders 2012;
  • 5 Verordening (EG) nr. 183/2005;
  • 3 Verordening (EG) nr. 178/2002;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 450.000,00(zegge: vierhonderdvijftigduizend euro);
- bepaalt dat van de geldboete een gedeelte van € 150.000,00 (zegge: honderdvijftigduizend euro), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [benadeelde 1] B.V.
  • verklaart [benadeelde 1] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [benadeelde 1] B.V. in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partijen [benadeelde 4] V.O.F. en [benadeelde 5] B.V.
  • verklaart [benadeelde 4] V.O.F. en [benadeelde 5] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [benadeelde 4] V.O.F. en [benadeelde 5] B.V. hoofdelijk in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partijen [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V.
  • verklaart [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [benadeelde 2] B.V. en [benadeelde 3] B.V. hoofdelijk in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 23 juni 2014, in ieder geval op 16 mei 2014 en/of 6 juni 2014 en/of 12 juni 2014 in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan of nabij de [adres] te [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) heeft gehandeld in strijd met het bij en/of krachtens artikel 2.1 van het
'Besluit diervoeders 2012' en/of artikel 13 van de 'Regeling diervoeders 2012' aangewezen voorschrift in artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 183/2005, door zich niet te houden aan voorschrift 4 van het onderdeel 'Kwaliteitsbeheersing' van bijlage II bij die verordening,
immers werden door verdachte als producent van diervoeders niet voldoende
monsters genomen en/of bewaard van de ingrediënten en van iedere partij producten die geproduceerd en in de handel werden gebracht onder de naam "koe(k)mix" of "Simplymix",
althans werden dergelijke monsters van "koe(k)mix" of "Simplymix" niet ter beschikking gehouden van de NVWA als bevoegde autoriteit;
feit 2
verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 24 juli 2014, in ieder geval op 16 mei 2014 en/of 5 juni 2014 en/of 12 juni 2014 en/of 24 juli 2014 in de gemeente [gemeente] , als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan of nabij de [adres] te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) heeft gehandeld in strijd met het bij en/of krachtens artikel 2.1 van het 'Besluit diervoeders 2012' en/of artikel 13 van de 'Regeling diervoeders 2012' aangewezen voorschrift in artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 183/2005, door zich niet te houden aan:
- voorschrift 8 van het onderdeel 'Bedrijfsruimten en uitrusting' van bijlage II bij die verordening, immers waren ramen en andere openingen niet zodanig vervaardigd dat zij ondoorlaatbaar waren voor schadelijke organismen en/of waren deuren niet goed sluitend en/of in gesloten toestand doorlaatbaar voor schadelijke organismen; en/of
- voorschrift 3 van het onderdeel 'Productie' van bijlage II bij die verordening, immers waren er geen, althans onvoldoende technische en/of organisatorische maatregelen genomen om kruisverontreiniging en/of fouten te voorkomen, althans zoveel mogelijk te beperken, aangezien grondstoffen bestemd voor veevoeders niet (afdoende) gescheiden werden opgeslagen van afvalstoffen;
- voorschrift 5 van het onderdeel 'Productie' van bijlage II bij die verordening, immers was afval en/of materiaal dat niet geschikt was als diervoeder (zoals een partij spoelsoya, blauwmaanzaad vermengd met witte bonen, pallets met stroopwafels, doosjes mosselen, sauzen, kruiden en/of kroepoek en/of een hoeveelheid zand) niet voldoende afgezonderd van (grondstoffen bestemd voor) veevoeders;
feit 3
verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 24 juli 2014, in ieder geval op of omstreeks 26 maart 2014 en/of op of omstreeks 14 april 2014, in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan of nabij de [adres] te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) heeft gehandeld in strijd met het bij en/of krachtens artikel 2.1 van het 'Besluit diervoeders 2012' en/of artikel 13 van de 'Regeling diervoeders 2012' aangewezen voorschrift in artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG)
nr. 183/2005, door zich niet te houden aan voorschrift 1 en 2 aanhef en onder b) sub iv) van het onderdeel 'Bijhouden van gegevens' van bijlage II bij die verordening, aangezien
door verdachte met betrekking tot de hierna te noemen leveringen geen register werd bijgehouden met relevante gegevens betreffende inkoop, productie en verkoop, aan de hand waarvan het diervoeder van de ontvangst tot aflevering inclusief uitvoer tot de eindbestemming doeltreffend kon worden getraceerd, en/of geen register werd bijgehouden met de volgende documentatie inzake de traceerbaarheid:
# naam en adres van de fabrikanten of leveranciers van toevoegingsmiddelen of voormengsels, aard en hoeveelheid van het gebruikte voormengsel en, indien van toepassing, partijnummer;
# naam en adres van de leveranciers van de voedermiddelen en aanvullende voedermiddelen en leveringsdatum;
# type, hoeveelheid en samenstelling van het mengvoeder;
# aard en hoeveelheid van de geproduceerde voedermiddelen of mengvoeders, met vermelding van de productiedatum, en naam en adres van de afnemer (bv. Veehouder, andere exploitanten van diervoederbedrijven),
immers was in de administratie van verdachte geen register opgenomen waaruit kon blijken:
- waarin en wanneer de door [bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2013 t/m 24 juli 2014 aan verdachte geleverde producten waren verwerkt en aan wie de verwerkte grondstoffen (als voedermiddel) waren afgeleverd;
- wat de samenstelling en herkomst van de grondstoffen was van de op of omstreeks 26 maart 2014 door verdachte als diervoeder aan [maatschap] geleverde koekmix;
- dat op of omstreeks 14 april 2014 ongeveer 15.540 kg soja was afgeleverd als diervoeder aan [onderneming 4] B.V.;
feit 4
verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 t/m 30 juni 2014 te [gemeente] , in de gemeente [gemeente] , en/of elders in Nederland, als exploitant van een diervoederbedrijf gelegen aan of nabij de [adres] te [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) met een of meer diervoeders als bedoeld in artikel 3, onder 4, van verordening (EG) nr. 178/2002 een handeling als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, onderdeel a, van de Wet Dieren, waaronder handelingen als bedoeld in artikel 2.17 van de Wet Dieren, heeft verricht,
te weten het bereiden, het bewerken, het verwerken, het verpakken, het etiketteren, het voorhanden of in voorraad hebben, het in de handel brengen van diervoeder(s) en/of het afleveren van
- soyamix aan [benadeelde 1] te [vestigingsplaats] ;
- soya aan [onderneming 2] te [vestigingsplaats] ;
- soya aan [onderneming 3] te [vestigingsplaats] ;
- soya aan [onderneming 4] te [vestigingsplaats] ;
- koekmix aan [maatschap] te [vestigingsplaats] ;
- koekmix aan [benadeelde 5] te [vestigingsplaats] ;
- koekmix aan [onderneming 5] te [vestigingsplaats] ;
- koekmix aan [onderneming 6] te [vestigingsplaats] ;
- koemix aan [benadeelde 2] te [vestigingsplaats] ;
- koemix aan [benadeelde 3] te [vestigingsplaats] ;
terwijl dat/die diervoeder(s) (telkens) Furazolidon bevatte(n), zijnde een stof die was/is opgenomen in de bijlage, tabel 2, bij verordening (EU) nr. 37/2010.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 april 2016, genummerd 2014-104827, opgemaakt door de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, doorgenummerd 1 tot en met 1647. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten de historie van de Kamer van Koophandel van [onderneming 1] B.V. van 23 juni 2021.
3.Een geschrift, te weten een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van [verdachte] B.V. van 18 juni 2014, p. 52.
4.HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , p. 728.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , p. 729.
7.Het proces-verbaal van verhoor van de heer [D] van 8 december 2015, p. 49.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , p. 330.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , p. 329.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , p. 740.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , p. 741.
12.Een geschift, te weten een plattegrond van het terrein van verdachte, p. 1286.
13.Het relaasproces-verbaal zaak 2 van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 76.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , p. 733.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , p. 734.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , p. 735.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , p. 736.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , p. 737.
19.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , p. 738.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , p. 438.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , p. 441.
22.Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] , p. 89.
23.Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] , p. 95.
24.Een geschrift, te weten een doordruk van een weegbon in een zwarte order met opschrift ‘ [benadeelde 4] 2017 t/m’, p. 1094.
25.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , p. 1023.
26.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , p. 1024.
27.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 3, 22 van 26 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00715.
28.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 3, 24 van 26 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00717.
29.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 3, 26 van 26 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00719.
30.Ambtsedig relaas Diervoedermonster inhoudende een Laboratoriumrapport NVWA, bijlage 4, 37 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00756.
31.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 4, 38 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00757.
32.Ambtsedig relaas Diervoedermonster, inhoudende een Laboratoriumrapport NVWA, bijlage 4, 34 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00753.
33.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 4, 35 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00754.
34.Ambtsedig relaas Diervoedermonster inhoudende een Laboratoriumrapport NVWA, bijlage 4, 31 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00750.
35.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 4, 32 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00751.
36.Ambtsedig relaas Diervoedermonster inhoudende een Laboratoriumrapport NVWA, bijlage 4, 28 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00747.
37.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 4, 29 van 50 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , DOC-00748.
38.Een geschrift, te weten een factuur van verdachte aan [benadeelde 1] B.V. van 31 maart 2014, p. 1047.
39.Een geschrift, te weten een factuur van verdachte aan [benadeelde 1] B.V. van 30 april 2014, p. 1065.
40.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00814.
41.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00815.
42.Een op ambtseed opgemaakt NVWA Laboratoriumrapport Voermonster Diergeneesmiddelen, bijlage 4 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00824.
43.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 7 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00827.
44.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00789.
45.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00790.
46.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00791.
47.Een op ambtseed opgemaakt NVWA Laboratoriumrapport Voermonster Diergeneesmiddelen, bijlage 6 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00802.
48.Een geschrift, te weten een brief van de NVWA van 16 juli 2014, bijlage 8 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00804.
49.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 9 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , DOC-00805.
50.Een geschrift, te weten een weegbon van 3 mei 2014, p. 1090.
51.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 1031.
52.Het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 1032.
53.Een op ambtseed opgemaakt NVWA Laboratoriumrapport Voermonster Diergeneesmiddelen, bijlage 3 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 1039.
54.Een geschrift, te weten een brief van de NVWA van 16 juli 2014, bijlage 6 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 1042.
55.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 7 bij het rapport van bevindingen van inspecteurs [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , p. 1043.
56.Een geschrift, te weten een weegbon van 14 april 2014, bijlage 5 bij het door de raadsman van verdachte ingebrachte ‘Rapport H. Tychon Feit 3’.
57.Een geschrift, te weten een Bemonsteringsrapport Diervoeders van de NVWA van 16 mei 2014, bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] (p. 728-732), p. 928.
58.Een geschrift, te weten een analyserapport Rikilt Wageningen, bijlage 2 bij het proces-verbaal van het relaasproces-verbaal inwinning van verbalisant [verbalisant 11] , p. 759.
59.Een geschrift, te weten een weegbon van 26 maart 2014 april 2014, p. 1094.
60.Een geschrift, inhoudende een Nota Furazolidon van de NVWA d.d. 25 november 2014, p. 1474-1477.