ECLI:NL:RBMNE:2021:3553

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
C/16/524435 / JL RK 21-504
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 22 juli 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een crisisvoorziening voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de Gecertificeerde Instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, mede door persoonlijke problematiek, niet in staat zijn om de benodigde zorg en ondersteuning aan de minderjarige te bieden. De moeder, die de volledige zorg op zich neemt, ervaart een onhoudbare situatie door de gedragsproblemen van de minderjarige, wat leidt tot fysiek geweld. De kinderrechter oordeelt dat de hulpverlening in het vrijwillig kader tekortgeschoten is, waardoor nu een gedwongen kader noodzakelijk is. De ondertoezichtstelling wordt verleend om de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige te waarborgen.

Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van de minderjarige in een crisisvoorziening noodzakelijk is, gezien de onveilige thuissituatie. De minderjarige verblijft momenteel op een crisisgroep, waar hij de stabiliteit en veiligheid krijgt die hij nodig heeft. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almere
Zaaknummers: - C/16/524435 / JL RK 21-504 (ondertoezichtstelling)
- C/16/524866 / JL RK 21-523 (machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 22 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

locatie [plaatsnaam 1] , hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J. Brouwer te ’s-Gravenhage,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,

Samen Veilig Midden-Nederland,

locatie: [plaatsnaam 2] , hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het verzoek tot ondertoezichtstelling met bijlagen van de Raad van 6 juli 2021,
ingekomen bij de griffie op 8 juli 2021;
- het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing met bijlagen van de Raad van 15 juli
2021, ingekomen bij de griffie op 16 juli 2021;
- de brief van mr. J. Brouwer van 20 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 21 juli 2021.
Op 22 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam van minderjarige] , die apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- mevrouw [A] namens de Raad;
- mevrouw [B] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam van minderjarige] verblijft op de crisisgroep van [naam instelling] .

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] voor de duur van zes maanden. Tevens wordt de uithuisplaatsing verzocht van [voornaam van minderjarige] in een crisisvoorziening voor de duur van drie maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek tot ondertoezichtstelling gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] te verlenen voor de duur van twaalf maanden.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de Raad is het volgende ter zitting naar voren gebracht. De Raad acht een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een crisisvoorziening voor de duur van drie maanden, noodzakelijk. Er dient hulp voor de ouders en [voornaam van minderjarige] te worden ingezet. Aangezien er lange wachtlijsten zijn, is het van belang dat de gezinsvoogd de ruimte krijgt om de hulpverlening op te kunnen starten. Ambulante Crisis Hulp (ACH) heeft onderzocht wat er nodig is om [voornaam van minderjarige] op een veilige manier weer thuis te plaatsen en zal binnenkort met een advies komen.
Namens de GI is het volgende ter zitting verklaard. De GI vindt het zorgelijk dat de hulp in het gedwongen kader dient plaats te vinden, omdat de hulp in het vrijwillig kader onvoldoende van de grond is gekomen.
Beide ouders stemmen in met het verzoek van de Raad. De vader vindt het betreurenswaardig dat de hulp in het vrijwillig kader het heeft laten afweten. Volgens de moeder kan [voornaam van minderjarige] niet worden thuisgeplaatst zonder dat er hulp is ingezet. Op maandag 26 juli 2021 staat er een rondetafelgesprek gepland en zal het advies van ACH worden besproken.

De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam van minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissing heeft genomen.
Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [voornaam van minderjarige] . Beide ouders zijn, mede vanwege hun persoonlijke problematiek, overvraagd in hetgeen nodig is voor [voornaam van minderjarige] . De moeder draagt de gehele verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] en krijgt hierbij nauwelijks tot geen ondersteuning van de vader. De draaglast en draagkracht van de moeder is daardoor niet meer in balans. Tegelijkertijd neemt het probleemgedrag van [voornaam van minderjarige] toe. De moeder voelt zich machteloos wanneer [voornaam van minderjarige] een woedeaanval heeft, waardoor zij fysiek geweld gebruikt. Het risico bestaat dat het fysieke geweld en de huidige onveilige opvoedsituatie ten koste zal gaan van de fysieke en psychische gesteldheid van [voornaam van minderjarige] , hetgeen invloed kan hebben op zijn verdere ontwikkeling. De ouders hebben in het verleden een mediationtraject gevolgd. Desondanks verloopt de communicatie tussen hen moeizaam en zijn zij niet in staat om op een constructieve manier samen te werken. De moeder doet haar best om de omgang tussen [voornaam van minderjarige] en de vader te stimuleren, maar tegelijkertijd geeft de vader aan dat hij niet weet hoe hij invulling moet geven aan de omgangsmomenten door de gedragsproblemen van [voornaam van minderjarige] . Daarnaast lijkt de omgang met [voornaam van minderjarige] te veel te zijn voor de vader. De vader heeft onder druk van Onderzoek-jeugdbeschermingstafel (OJBT) ingestemd met vier uur onbegeleide omgang in de twee weken. Er zijn zorgen over de houding van de vader en de kans bestaat dat als hier geen verandering in komt, [voornaam van minderjarige] steeds meer verwijderd raakt van de vader. De kinderrechter is van oordeel dat de hulp in het gedwongen kader dient plaats te vinden. Tevens dient er hulpverlening te worden ingezet die is gericht op de opvoedcapaciteiten van de ouders en die de moeder ondersteunt bij de opvoeding en problematiek van [voornaam van minderjarige] .
De ouders hebben meerdere malen aan de bel getrokken en verzocht om hulp. De hulpverlening die destijds in het vrijwillig kader bij de ouders en [voornaam van minderjarige] betrokken was, heeft echter geen (passende) hulp voor [voornaam van minderjarige] en de ouders ingezet. De kinderrechter vindt het zeer zorgelijk dat de hulp in het vrijwillig kader is tekortgeschoten en de situatie dusdanig is verslechterd, dat het gedwongen kader nu noodzakelijk is. Van belang is dat er zo spoedig mogelijk alsnog hulpverlening wordt ingezet ten behoeve van [voornaam van minderjarige] en de ouders.
Op dit moment zijn de zorgen waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
  • [voornaam van minderjarige] groeit op in een veilige en stabiele opvoedomgeving waarin hem structuur duidelijkheid, affectie en stimulans wordt geboden;
  • De ouders zijn (emotioneel) beschikbaar voor [voornaam van minderjarige] ;
  • Er is sprake van een duidelijke omgangsregeling tussen de vader en [voornaam van minderjarige] ;
  • [voornaam van minderjarige] heeft een vast, beschikbaar steunfiguur waar hij bij terecht kan met vragen en waar hij zijn gevoelens kwijt kan;
  • De draagkracht en draaglast van de moeder raakt weer in balans.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een crisisvoorziening daarom verlenen voor de duur van drie maanden. De kinderrechter zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissing heeft genomen.
[voornaam van minderjarige] is kortgeleden op de crisisgroep van [naam instelling] geplaatst, omdat zijn veiligheid momenteel onvoldoende is gewaarborgd bij de moeder thuis. De moeder vindt de thuissituatie inmiddels onhoudbaar door de gedragsproblematiek die [voornaam van minderjarige] vertoont. Zij gebruikt fysiek geweld richting [voornaam van minderjarige] om hem te begrenzen. [voornaam van minderjarige] heeft dagelijks woedeaanvallen, waar de moeder – mede door het ontbreken van de hulpverlening – niet mee weet om te gaan. De opvoedsituatie van [voornaam van minderjarige] bij de moeder is onveilig vanwege het gebrek aan draagkracht bij de moeder. [voornaam van minderjarige] krijgt op de crisisgroep de rust, stabiliteit en veiligheid geboden die hij nodig heeft. De kinderrechter is daarom van mening dat zijn verblijf op de crisisgroep dient te worden voortgezet. Zodra er opvoedondersteuning voor de moeder en andere (passende) hulpverlening voor de ouders en [voornaam van minderjarige] is ingezet, kan er worden gekeken naar een thuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] . Met de Raad en de GI is de kinderrechter van oordeel dat het bijzonder treurig is dat de situatie van [voornaam van minderjarige] door het ontbreken van passende hulpverlening dusdanig is verslechterd dat een uithuisplaatsing onontkoombaar is. Dit klemt temeer, omdat ouders altijd opengestaan hebben voor de hulpverlening.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam van minderjarige] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 22 juli 2021 tot 22 juli 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een (crisis)voorziening met ingang van 22 juli 2021, voor de duur van drie maanden, te weten tot 22 oktober 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021 door
mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in tegenwoordigheid van N. Tressel, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.