Overwegingen
1. Eiseres heeft eerder, op 3 december 2019, een verzoek om urgentie ingediend op medische gronden. Deze aanvraag is afgewezen op grond van artikel 2.5.1., onder b, e, en f, van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 (de Verordening). Eiseres was destijds inwonend, had nog maar twee keer gereageerd op het woningaanbod en was met haar inschrijving bij Woningnet vanaf 20 mei 2011 in staat om het woonprobleem zelf op te lossen. Op 8 mei 2020 heeft eiseres een urgentie op financiële gronden aangevraagd. Deze aanvraag is buiten behandeling gesteld.
2. Op 10 september 2020 heeft eiseres de huidige aanvraag om urgentie van eiseres ontvangen. Bij deze aanvraag heeft eiseres aangegeven dat haar ouders haar in april 2020 uit huis hebben gezet en dat ze per 10 juni 2020 door haar ouders is uitgeschreven van het adres [adres] te [plaats] . Ze woonde ten tijde van de aanvraag in de woning van haar schoonouders. Haar schoonouders zouden in september 2020 terugkomen en dan moest eiseres de woning verlaten. Tot op heden woont eiseres nog steeds bij haar schoonouders, maar de situatie is onhoudbaar. Naast haar schoonouders wonen permanent een zoon en dochter en de 3 kinderen van deze dochter in de woning, terwijl de woning geschikt is voor 4-5 personen. Om haar schoonouders te ontlasten, logeert eiseres af en toe bij heer [A] en mevrouw [B] . Hun adres fungeert als briefadres. Eiseres logeert ook op andere adressen. Eiseres heeft zich voor opvang aangemeld bij de tussenvoorziening en het Corporatiehotel, maar komt daar niet voor woonruimte in aanmerking. Eiseres heeft een dochter van zes jaar en was zwanger ten tijde van de aanvraag. Eiseres is dringend op zoek naar een vaste verblijfplaats.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan algemene voorwaarden om voor urgentie in aanmerking te komen zoals neergelegd in artikel 2.5.1, tweede lid, van de Verordening. Eiseres voldoet sinds 10 juni 2020 niet meer aan het criterium dat zij ingezetene is van een van de gemeenten die in de woningmarktregio is opgenomen, omdat haar adres in de Basisregistratie Personen (BRP) tussen 10 juni 2020 en 1 augustus 2020 onbekend was en zij per 1 augustus 2020 een briefadres heeft. Verder heeft eiseres op WoningNet een wachttijd vanaf 20 mei 2011. Daarbij komt dat eiseres met haar wachttijd binnen zes maanden passende woonruimte moet kunnen vinden via het aanbodsysteem van WoningNet. Van eiseres mag ook worden verwacht dat zij reageert op woningen in de regiogemeenten, zoals Zeist, Mijdrecht en Breukelen, waar zij meer kans maakt op een woning dan in de gemeente Utrecht. Ook voldoet eiseres niet aan de voorwaarde dat zij beschikt over zelfstandige woonruimte in woningmarktregio. Daarnaast voldoet de aanvraag ook niet aan de specifieke criteria voor een urgentie op grond van dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen op grond van artikel 2.5.1a, lid 1a, van de Verordening. Verweerder heeft tot slot geen aanleiding gezien om de aanvraag van eiseres op grond van de hardheidsclausule toe te wijzen.
Waarom is eiseres het hier niet mee eens?
4. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder te krampachtig heeft vastgehouden aan de tekst van de Verordening en onvoldoende gewicht heeft toegekend aan haar bijzonder schrijnende omstandigheden. Eiseres kan niet bij haar schoonouders blijven. Zij leeft in continue angst voor haar ex-partner en de dreigende dakloosheid zorgt voor stress en spanning. De ellende van eiseres stapelt zich op en de vraag is hoeveel ellende een mens kan bevatten. Ze is nog jong, maar ze heeft al het nodige voor haar kiezen gekregen. Verweerder verwijst in het bestreden besluit veelvuldig naar de feiten en omstandigheden, maar motiveert de afwijzing door de strikte criteria ook strak toe te passen. Het had op de weg van verweerder gelegen om alle feiten en omstandigheden in onderling verband te bezien en had in deze schrijnende noodsituatie een urgentie moeten verlenen op grond van de hardheidsclausule. Eiseres heeft verder ter zitting toegelicht dat het feit dat zij niet in staat is zelfstandig de nodige zaken te regelen ook afgeleid kan worden uit het feit dat zij inmiddels voor een periode van vijf jaar onder bewind is gesteld. Ter onderbouwing van haar bijzondere omstandigheden en haar beroep op de hardheidsclausule heeft eiseres in beroep de volgende stukken overgelegd:
- Medische informatie van Huisartsenpraktijk [huisartsenpraktijk] over haar zwangerschap. Eiseres ervaart veel pijnklachten.
- Een betaalspecificatie van het UWV mbt haar WIA-uitkering, zijnde een bruto-uitkering van € 1.179,29 per maand.
- Een brief van Altrecht te Utrecht d.d. 13 januari 2021, waarin klachten van psychische en sociale aard staan beschreven.
- Preventieplan 2 februari 2021 ivm doorverwijzing naar het Diakonessenhuis.
- Informatie van de Verloskundigenpraktijk te [plaats] . Er is grote angst voor haar woonsituatie, die gepaard gaat met de nodige stress en angst.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan de algemene en specifieke voorwaarden zoals neergelegd in de Verordening. In geschil is of eiseres in aanmerking dient te komen voor urgentie op grond van de hardheidsclausule.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft
hoeven zien om eiseres met toepassing van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen.
7. In artikel 4.3 van de Verordening wordt verweerder de mogelijkheid geboden ten
gunste van de aanvrager van de bepalingen van de Verordening af te wijken indien toepassing van deze regels leidt tot een bijzondere hardheid.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State (ABRvS)acht zij het beleid van verweerder dat de hardheidsclausule, gelet op het beperkte woningaanbod in de regio Utrecht slechts wordt toegepast in zeer incidentele noodgevallen, waaronder een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie wordt verstaan, niet onredelijk. De rechtbank heeft deze uitleg ook niet onredelijk bevonden. Dat komt omdat de hardheidsclausule een ‘uitzondering op de uitzondering is’. Urgentieregels maken al een uitzondering op de normale verdeling van beschikbare woonruimte in de regio, en de hardheidsclausule is daarop weer een uitzondering.
9. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en uit wat eiseres naar voren heeft gebracht niet dat er sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie, welke situatie is ontstaan door de woonsituatie. Eiseres is momenteel, met haar twee kinderen, inwonend bij haar schoonouders. De omstandigheid dat eiseres met haar dochter inwoont bij haar schoonouders en er door de recente geboorte van haar tweede kind (nog meer) ruimte/kamertekort is, is geen noodsituatie waardoor iemand op grond van de Verordeningvoor urgentie in aanmerking komt. Deze omstandigheden kunnen dan ook geen aanleiding zijn om op grond van de hardheidsclausule wel urgentie te verlenen. Dit laat onverlet dat de rechtbank ziet dat eiseres wel in een moeilijke situatie verkeert. Uit de stukken van Altrecht blijkt dat eiseres klachten van psychische en sociale aard heeft, maar er is geen sprake van suïcidaliteit. Haar dochter is in behandeling bij een kinderpsycholoog in verband met het contact tussen de ouders, maar deze behandeling is niet gestart in verband met de woonsituatie. Er spelen veel problemen bij eiseres, maar deze zijn niet primair terug te voeren op haar woonsituatie. Daarbij komt dat verweerder aanwijzingen heeft dat het voor eiseres mogelijk is om binnen niet al te lange tijd in aanmerking te komen voor een woning op Woningnet. Eiseres heeft een wachttijd vanaf 20 mei 2011. Bij een woning vanaf de eerste etage heeft eiseres een gunstige positie. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting nader toegelicht dat uit informatie van het Vierde Huis blijkt dat eiseres het afgelopen half jaar op 74 woningen had kunnen reageren. Een aantal van deze woningen zijn toegewezen aan woningzoekenden met minder wachttijd dan eiseres. Het is de keuze van eiseres geweest om niet op deze woningen te reageren. Voor drie van de woningen waar zij wel op heeft gereageerd, stond eiseres in de top tien. Ter zitting is gebleken dat eiseres in staat is om zelf te reageren op woningen, waarbij verweerder wel heeft benadrukt dat het van belang is te reageren op de juiste, geschikte woningen, ook buiten Utrecht. Mocht eiseres hier hulp bij nodig hebben, dan kan zij zich wellicht laten bijstaan door haar bewindvoerder, dan wel een andere persoon. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat niet alle woningen geschikt zijn omdat er trappen zijn en zij vanwege medische redenen niet kan reageren op deze woningen, dient eiseres zich te wenden tot het Vierde Huis voor een medische indicatie. Verweerder heeft derhalve in redelijkheid overwogen dat van toepassing van de hardheidsclausule kon worden afgezien.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.