ECLI:NL:RBMNE:2021:3474

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/4771
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering Wajong-uitkering wegens niet-gemelde inkomsten uit werkzaamheden

In deze zaak gaat het om de terugvordering van de Wajong-uitkering van eiser door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser ontvangt sinds 26 september 2013 een Wajong-uitkering, maar het UWV heeft vastgesteld dat hij in verschillende periodes inkomsten uit werkzaamheden heeft ontvangen die hij niet heeft gemeld. Dit leidde tot een herziening van zijn uitkering met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2015 en een terugvordering van € 9.406,62 bruto over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 mei 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoert dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. Hij stelt dat de terugvordering heeft geleid tot een verergering van zijn psychische klachten, wat hem in een onaanvaardbare situatie heeft gebracht. Eiser verwijst naar een brief van zijn huisarts en een verklaring van zijn ambulant begeleider, waarin wordt gesteld dat zijn klachten zijn toegenomen door de financiële druk van de terugvordering.

De rechtbank oordeelt dat eiser in de beoordelingsperiode inkomsten heeft ontvangen die hij niet heeft gemeld, en dat het UWV terecht de Wajong-uitkering heeft herzien. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, omdat de psychische klachten van eiser niet voldoende onderbouwd zijn als onaanvaardbare gevolgen van de terugvordering. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een deskundige in te schakelen af, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts onzorgvuldig was. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiser ontvangt vanaf 26 september 2013 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Uit onderzoek van verweerder blijkt dat eiser in verschillende periodes bij verschillende werkgevers heeft gewerkt. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit van 7 juli 2020 genomen. In dit besluit heeft verweerder de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 november 2015 herzien en de te veel ontvangen uitkering over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 mei 2020 van een bedrag van € 9.406,62 bruto van eiser teruggevorderd.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt. In het besluit van 18 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift
ingediend.
Het beroep is op de zitting van 31 mei 2021 via Skype behandeld. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich vlak voor de zitting schriftelijk afgemeld.

Waar gaat het in deze zaak over?

1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat eiser niet heeft gemeld dat hij na 20 november 2015 in verschillende periodes weer is gaan werken en daaruit inkomsten heeft ontvangen. Verweerder ziet geen dringende redenen om van verlaging of van terugvordering af te zien.
2. Het gaat eiser erom dat verweerder van terugvordering had moeten afzien, omdat er dringende redenen zijn. Eiser voert daartoe aan dat het terugvorderingsbesluit een zodanige psychische, sociale en financiële druk op hem legt, waardoor zijn psychische problemen zijn verergerd. Hij heeft regelmatig paniekaanvallen en angstklachten die ervoor zorgen dat hij meer in een isolement geraakt. Eiser komt zijn woning niet uit en onderneemt geen enkele activiteit. Hij verwijst naar de brief van de huisarts van 18 maart 2021, waaruit blijkt dat de medische klachten zijn toegenomen die volgens de huisarts het gevolg zijn van het terugvorderingsbesluit. Eiser is op de spoedlijst geplaatst voor opname in de tweedelijns psychiatrische zorg. Verder wijst eiser op de (ongedateerde) verklaring van zijn ambulant begeleider bij Het Kompass.

Wat vindt de rechtbank er van?

3. Tussen partijen staat niet ter discussie dat eiser in de hier te beoordelen periode inkomsten uit werkzaamheden heeft ontvangen die hij niet aan verweerder heeft gemeld. Dit betekent dat verweerder eisers Wajong-uitkering terecht met terugwerkende kracht heeft herzien. Verweerder is dan ook verplicht om de te veel betaalde uitkering terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn. Deze dringende redenen doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor eiser heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. [1]
4. Uit de brief van de huisarts van 18 maart 2021 blijkt dat eiser lichamelijk en psychisch flink achteruit is gegaan en dat dit een duidelijke relatie lijkt te hebben met de financiële afwikkeling/problemen met verweerder. De ambulant begeleider van eiser schrijft in haar brief dat het beduidend slechter gaat met eiser nadat de schuld is opgelegd. Eiser stond positief in het leven en zijn plezier en toekomstperspectief is nu volledig in het negatieve gesteld. Eiser komt amper buiten door zijn angsten en hij is weer begonnen met het veelvuldig gebruiken van drugs. Verder blijkt uit deze brief dat de huisarts de medicatiedosis heeft verhoogd na het opleggen van de schuld. Eiser heeft tijdens de zitting gesteld dat het om het medicijn Alprazolam gaat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 mei 2021 geconcludeerd dat uit deze informatie niet blijkt dat de medische situatie van eiser door de terugvordering dringend is.
5. De rechtbank is het met verweerder eens dat geen sprake is van dringende redenen zoals hiervoor is omschreven. De rechtbank begrijpt dat eiser door de terugvordering van de uitkering (meer) klachten heeft ervaren. Daar kan in het kader van de terugvordering alleen rekening mee worden gehouden als de (verergering van de) klachten door de terugvordering zijn ontstaan en tot een onaanvaardbare situatie hebben geleid. De rechtbank ziet daar geen schriftelijke onderbouwing voor. Uit de informatie van de huisarts en de ambulant begeleider is het de rechtbank duidelijk geworden dat eiser psychische klachten ervaart en dat de terugvordering een negatieve invloed heeft gehad op het psychisch welbevinden van eiser. Maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van onaanvaardbare gevolgen van de terugvordering. Hierbij betrekt de rechtbank ook dat eiser bij de invordering van het teruggevorderde bedrag wordt beschermd door de regels over de beslagvrije voet. [2] Dit komt ook tot uiting in de hoogte van het tussen eiser en verweerder overeengekomen maandelijkse aflossingsbedrag van € 40,- per maand. Het beroep op dringende redenen slaagt dus niet.
6. Eiser heeft de rechtbank nog verzocht om een deskundige in te schakelen om over de gestelde medische noodsituatie te rapporteren. De rechtbank ziet echter geen aanwijzingen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van eiser in het kader van het beroep op dringende redenen onzorgvuldig of onjuist heeft beoordeeld. Er is dan ook geen reden voor het inschakelen van een deskundige. De rechtbank wijst het verzoek van eiser daarom af.
7. Tot slot heeft eiser tijdens de zitting nog gewezen op de mogelijkheid in de Wajong om na een aantal jaren de vordering in bepaalde situaties kwijt te schelden. De rechtbank kan zich hier in dit beroep echter niet over uitlaten. In dit beroep staat immers enkel de herziening en terugvordering van de Wajong-uitkering ter discussie. Eiser kan daarvoor een verzoek tot kwijtschelding bij verweerder indienen.

Conclusie

8. Eiser krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Verweerder hoeft de proceskosten die eiser heeft gemaakt en het griffierecht dat hij heeft betaald dan ook niet aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2828.
2.Zoals neergelegd in artikel 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.