ECLI:NL:RBMNE:2021:3474
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering Wajong-uitkering wegens niet-gemelde inkomsten uit werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de terugvordering van de Wajong-uitkering van eiser door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser ontvangt sinds 26 september 2013 een Wajong-uitkering, maar het UWV heeft vastgesteld dat hij in verschillende periodes inkomsten uit werkzaamheden heeft ontvangen die hij niet heeft gemeld. Dit leidde tot een herziening van zijn uitkering met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2015 en een terugvordering van € 9.406,62 bruto over de periode van 1 november 2015 tot en met 31 mei 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoert dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. Hij stelt dat de terugvordering heeft geleid tot een verergering van zijn psychische klachten, wat hem in een onaanvaardbare situatie heeft gebracht. Eiser verwijst naar een brief van zijn huisarts en een verklaring van zijn ambulant begeleider, waarin wordt gesteld dat zijn klachten zijn toegenomen door de financiële druk van de terugvordering.
De rechtbank oordeelt dat eiser in de beoordelingsperiode inkomsten heeft ontvangen die hij niet heeft gemeld, en dat het UWV terecht de Wajong-uitkering heeft herzien. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, omdat de psychische klachten van eiser niet voldoende onderbouwd zijn als onaanvaardbare gevolgen van de terugvordering. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een deskundige in te schakelen af, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts onzorgvuldig was. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt in deze zaak.