Overwegingen
1. Op 25 juni 2019 heeft eiser bij verweerder een Wob verzoek ingediend. In dat verzoek staat dat in 2015 een puinonderzoek heeft plaatsgevonden op het voormalig composteerterrein de Woerd/Meerkoet in Driebergen. Tevens staat daarin dat het veldwerk daarvoor heeft plaatsgevonden in de periode januari/februari 2015 en dat in de bijlage bij het Wob verzoek de foto’s van de monsterputjes zitten van dat onderzoek. In het Wob verzoek staat dat vanuit die achtergrond aan verweerder wordt verzocht de volgende informatie te verstrekken:
De opdrachtverlening voor het betreffende onderzoek;
De integrale concept-rapportage van het betreffende onderzoek incl. alle bijlagen;
De integrale definitieve rapportage van het betreffende onderzoek incl. alle bijlagen;
De factuur of facturen van het uitgevoerde onderzoek;
Alle e-mails, zowel intern als extern die betrekking hebben op dit onderzoek.
In het Wob verzoek staat tevens dat wordt verzocht de gevraagde milieu-informatie aan eiser voor 13 juli 2019 toe te zenden.
2. In het primaire besluit is besloten om het verzoek af te wijzen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb nu er op 19 januari 2018, 26 maart 2018 en 3 juli 2018 reeds is besloten op eerdere verzoeken van eiser en hij om dezelfde stukken vraagt als toen zijn verstrekt. Omdat er volgens verweerder sprake is van een herhaald verzoek wordt naar eerdere besluiten verwezen. Verweerder heeft het verzoek om de factuur/facturen van het uitgevoerde onderzoek aangemerkt als nieuw punt en het verzoek voor dat deel afgewezen met toepassing van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob nu die informatie ziet op bedrijfs- en fabricagegegevens. In het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd.
Stukken verstrekt onder geheimhouding en artikel 6 van het EVRM
3. Op grond van artikel 2.8, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht 2017 heeft de rechtbank ten aanzien van de door verweerder overgelegde stukken waarvan verweerder heeft aangegeven dat alleen de rechtbank hiervan kennis mag nemen, gehandeld alsof de rechtbank heeft besloten dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4. Eiser heeft de rechtbank ter zitting toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om kennis te nemen van de onder beperkte kennisneming overgelegde stukken. De rechtbank heeft de onder geheimhouding verstrekte stukken ingezien.
5. Artikel 8:29 van de Awb houdt een beperking in van het beginsel van de openbaarheid en dat van de equality of arms. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is de beperkingsmogelijkheid in het artikel met zodanige waarborgen omkleed, dat het in artikel 6 van het EVRM neergelegde recht op een eerlijke procesvoering daarmee, anders dan eiser stelt, niet in zijn essentie wordt beperkt.
De bespreking van de overige gronden
6. Eiser voert - samengevat - aan dat de afwijzingsgrond van zijn Wob verzoek onduidelijk is. Daarnaast stelt verweerder zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt dat er sprake is van een vergelijkbaar Wob verzoek met de eerder door eiser ingediende verzoeken. Eiser heeft als nieuwe omstandigheid naar voren gebracht het bestaan van monsterputjes - waarvan hij nu foto’s heeft - ten behoeve van puinonderzoek dat in de periode van januari/februari 2015 heeft plaatsgevonden. Eiser baseert zich tevens op een door hemzelf uitgevoerd onderzoek op basis van informatie die hem eerder in het kader van de Wob is verstrekt op grond waarvan hij concludeert dat het puinonderzoek heeft plaatsgevonden. Verweerder gaat daar ten onrechte niet op in. Dat van het onderzoek wel offertes of facturen zijn maar geen documenten vindt eiser ongeloofwaardig. Bovendien gaat het in het verzoek om milieu-informatie die verweerder met toepassing van artikel 10, vierde lid van de Wob gehouden is te verstrekken. Het belang van vertrouwelijkheid weegt niet op tegen het belang van openbaarmaking van die informatie. Verweerder maakt ten onrechte geen belangenafweging. Eiser verwijst tevens naar artikel 7, derde lid, van de Wob om te onderbouwen dat verweerder tevens gehouden is informatie te verstrekken over de gebruikte werkwijze bij het puinonderzoek. De weigeringsgronden ten aanzien van milieu- informatie dienen restrictief te worden toegepast. Dit volgt uit artikel 4 van de richtlijn 2003/4/EG. Er is sprake van onzorgvuldige besluitvorming. Verweerder gaat ten onrechte niet in op eisers stelling dat de weigeringsgrond ten onrechte is toegepast. Daarnaast wordt geen motivering gewijd aan de mogelijkheid om documenten geanonimiseerd openbaar te maken.
7. De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is van een herhaalde aanvraag. Voor de beantwoording van die vraag is van belang of sprake is van een gelijke aanvraag (gericht op hetzelfde rechtsgevolg) door dezelfde aanvrager aan hetzelfde bestuursorgaan dat eerder op dezelfde rechtsgrondslag een afwijzende beschikking heeft genomen. De rechtbank merkt in dit kader op dat een wijziging van de grondslag of reden van de aanvraag of een wijziging in de formulering ervan op zichzelf niet maakt dat sprake is van een nieuwe aanvraag.
8. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het Wob verzoek een herhaling is van een eerder door eiser ingediend Wob verzoek dient verweerder concreet te maken waarom dit het geval is en dit nader te motiveren. Verweerder heeft dit ten onrechte niet gedaan. De enkele verwijzing naar eerdere besluitvorming is hiervoor onvoldoende.
9. Verweerder heeft evenmin gemotiveerd waarom de door eiser overgelegde foto’s geen nieuwe aanwijzing opleveren voor de stelling van eiser dat er in januari/februari 2015 puinonderzoek heeft plaatsgevonden op grond waarvan eiser stelt dat er documenten van dit puinonderzoek moeten zijn. Dit had verweerder wel moeten doen. Verweerder had daarbij gemotiveerd in moeten gaan op wat door eiser daarover naar voren is gebracht. Ook had verweerder gemotiveerd in moeten gaan op de stelling van eiser dat er sprake is van nieuwe dan wel gewijzigde omstandigheden gelet op het eigen onderzoek dat eiser heeft gedaan op basis van de stukken die hij verstrekt heeft gekregen in het kader van de eerder door hem ingediende Wob verzoeken.
De door eiser naar voren gebrachte omstandigheid dat thans duidelijk is geworden dat het puin niet is onderzocht door [A], terwijl dat eerder wel is gezegd door verweerder levert geen nieuwe omstandigheid op nu dat geen concrete aanwijzing kan opleveren dat er in weerwil van de mededeling van verweerder toch documenten zijn van het vermeende puinonderzoek.
Dat er nu offertes/facturen van het puinonderzoek zouden zijn levert evenmin een nieuwe omstandigheid op nu de rechtbank geen offertes/facturen hiervan bij de overgelegde stukken heeft aangetroffen.
Eiser heeft tevens nog aangevoerd dat het onderhavige Wob verzoek een specifieker Wob verzoek is dan destijds, omdat nu ook om facturen en dergelijke wordt verzocht. De rechtbank merkt hierover op dat een wijziging in de formulering op zichzelf genomen weliswaar geen nieuwe omstandigheid oplevert gelet op voormeld toetsingskader, maar verweerder dient ook ten aanzien van dit punt nader te motiveren waarom er gelet op dit punt al dan niet sprake is van een herhaalde aanvraag.
Nu verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom en op welke punten het verzoek een herhaalde aanvraag betreft en tevens heeft nagelaten te motiveren waarom datgene wat door eiser naar voren is gebracht niet als een nieuw feit kan worden aangemerkt bevat het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek en een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt in zoverre.
10. Voor zover verweerder heeft geoordeeld dat geen sprake is van een herhaalde aanvraag, zal de rechtbank beoordelen of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen.
De wijze van beoordeling van het overige deel van het Wob verzoek
11. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder als reactie op het Wob verzoek in beroep achttien stukken aan de rechtbank heeft overgelegd. Verweerder heeft daarvan geen inventarislijst opgemaakt. Verweerder heeft ook niet per overgelegd document aangegeven of dat onder de reikwijdte van het onderhavige Wob verzoek valt en welke weigeringsgrond(en) daarop is/zijn toegepast. Voorts heeft verweerder zich niet uitgelaten over de stelling van eiser dat de geweigerde informatie milieu-informatie betreft. Verweerder had dit wel moeten doen.
12. De rechtbank stelt tevens vast dat de overgelegde stukken geen facturen betreffen. Daarnaast stelt verweerder zich enerzijds op het standpunt dat het Wob verzoek van eiser nieuw is voor zover daarbij om de factuur of facturen van het uitgevoerde onderzoek wordt verzocht, terwijl verweerder zich anderzijds op het standpunt stelt dat het puinonderzoek waar eiser zijn verzoek op is gericht, niet heeft plaatsgevonden. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat een factuur die zich onder de stukken bevindt valt binnen de reikwijdte van het Wob verzoek en integraal kon worden geweigerd met toepassing van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob is het de rechtbank onduidelijk welk stuk dat betreft en waarom dit met toepassing van deze grond integraal geweigerd kon worden. De rechtbank is tevens van oordeel dat de toegepaste weigeringsgrond om alle stukken te weigeren in ieder geval niet als zodanig kon worden toegepast. Verweerder heeft de besluitvorming ten onrechte niet voorzien van een motivering op deze punten. De beroepsgrond slaagt ook ten aanzien hiervan.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen en per ingediend stuk alsnog dient aan te geven of de informatie daarin onder de reikwijdte van het onderhavige Wob verzoek valt. Daarnaast dient verweerder daarin aan te geven of de informatie kan worden geopenbaard of dient te worden geweigerd met toepassing van de Wob. Indien de informatie wordt geweigerd dient verweerder aan te geven welke weigeringsgrond hij heeft toegepast en waarom. De geweigerde informatie dient verweerder weg te lakken en per weggelakt gedeelte dient hij aan te geven welke weigeringsgrond er is toegepast. Tevens dient te worden bekeken of enkel feitelijke informatie verstrekt kan worden.
14. De rechtbank overweegt verder dat verweerder de volgende vaste jurisprudentie in acht dient te nemen bij het nieuwe besluit op bezwaar. Uit vaste jurisprudentie volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat documenten niet (meer) onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, documenten toch onder dat bestuursorgaan berusten. Het bestuursorgaan moet inzichtelijk maken dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de verzochte documenten. De rechtbank verwijst bij wijze van voorbeeld naar de uitspraak van de ABRvS van 14 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2437). Dit betekent dat verweerder in het nieuwe bestreden besluit ook dient te motiveren hoe is gezocht naar aanleiding van het Wob verzoek, welke systemen/personen/gegevensdragers zijn geraadpleegd en waarom deze wijze van zoeken volstaat. En vervolgens of eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er stukken van het vermeende puinonderzoek zijn bij verweerder. 15. De rechtbank verklaart het beroep gegrond gelet op wat hiervoor is overwogen. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit dient daarom te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Awb. Verweerder dient aldus een nieuw besluit te nemen op het Wob verzoek met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken nu de besluitvorming in zijn geheel opnieuw moet en er sprake is van een vakantieperiode.
Bespreking overige gronden ter finale geschilbeslechting
16. Daarnaast bespreekt de rechtbank alsnog de overige gronden ook om het geschil zoveel mogelijk finaal te beslechten.
17. Eiser voert aan dat niet binnen de termijn die er voor staat is besloten op het Wob verzoek.
18. De rechtbank stelt vast dat het Wob verzoek van 25 juni 2019 is en het primaire besluit van 25 juli 2019. Dat betekent dat niet binnen vier weken op het Wob verzoek is besloten zoals in artikel 6, eerste lid van de Wob staat, evenmin binnen twee weken, zoals in artikel 6, zesde lid, van de Wob staat, voor zover het zou gaan om milieu-informatie. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat de beslistermijn is verdaagd. Eiser heeft op 24 juli 2019 een herinnering gestuurd en de dag daarna, kort na afloop van een termijn van vier weken is besloten op het Wob verzoek. De rechtbank is van oordeel dat weliswaar niet binnen de daarvoor geldende termijn is besloten, maar de hiervoor geschetste gang van zaken maakt niet dat het besluit onrechtmatig is.
Geen onafhankelijk advies
19. Eiser heeft aangevoerd dat de commissie bezwaarschriften zich niet onafhankelijk heeft opgesteld en dat er geen sprake is van een onafhankelijk advies.
20. Het is de rechtbank niet gebleken dat er sprake is van vooringenomenheid bij de commissie bezwaarschriften. Zij heeft daar onvoldoende aanknopingspunten voor. De omstandigheid dat de commissie enkel uit juristen zou bestaan, dan wel eenzijdig zou zijn samengesteld, zoals Dersjant ter zitting naar voren heeft gebracht wijst daar niet op. De commissie bezwaarschriften was ook niet gehouden tot het verrichten van onderzoek zoals door eiser gesteld.
21. Eiser heeft de rechtbank verzocht om het STAB te benoemen om een onafhankelijk onderzoek te doen naar de aanwezigheid van en het mogelijk verwijderen van documenten door verweerder over het puinonderzoek en de monsterputjes in 2015.
22. Dat wat eiser desgevraagd wil laten beoordelen ligt ter beoordeling voor bij de rechter. De rechtbank ziet niet in waarom het STAB ingeschakeld zou moeten worden. De rechtbank wijst er voorts in zijn algemeenheid op dat de Wob niet bedoeld is voor verzoeken om antwoorden, uitleg, verklaringen of standpunten, ook niet als de reacties nodig zijn voor het achterhalen van de waarheid. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de ABRvS van 6 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3754). Dit betekent ook dat wat eiser voor het overige heeft aangevoerd geen beoordeling behoeft en buiten de omvang van het geding valt. Griffierecht en proceskosten
23. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
24. Er is de rechtbank niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.