In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie voor hun twee minderjarige kinderen, die bij haar wonen. De huidige alimentatie bedraagt € 175,- per kind per maand, maar de vrouw verzoekt om dit te verhogen naar € 350,- per kind per maand, met terugwerkende kracht vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift op 8 december 2020. De man, de verweerder, is het niet eens met deze verhoging en heeft tegenverzoeken ingediend, waaronder het verzoek om de alimentatie ongewijzigd te laten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2021 hebben beide ouders aangegeven te willen proberen om in overleg tot een oplossing te komen, maar zij hebben geen overeenstemming bereikt. De rechtbank heeft vervolgens de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, inclusief hun draagkracht en de kosten van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, zolang hij getrouwd is met zijn stiefouder, € 239,50 per kind per maand moet betalen, en na de echtscheiding € 214,50 per kind per maand. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kosten van kinderopvang en de draagkracht van de stiefouder.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw verwijtbaar werkloos is, omdat zij haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Hierdoor is haar draagkracht vastgesteld op € 117,- per maand. De rechtbank heeft de alimentatieverplichtingen van de man en de stiefouder berekend en geconcludeerd dat de man en de stiefouder gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de kosten van de kinderen. De rechtbank heeft de alimentatieverplichtingen vastgesteld en bepaald dat de man de kinderalimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie moet worden betaald, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.