Overwegingen
1. Eiseres heeft op 12 maart 2019 het verzoek gedaan bij verweerder om een kopie van
haar persoonsgegevens die door verweerder verwerkt zijn. Eiseres wenst alle informatie te verkrijgen met betrekking tot haar persoon, zowel interne als externe correspondentie, tussen medewerkers van verweerder (onderling) en tussen medewerkers van verweerder en derden. Eiseres noemt in dat verband medewerkers van Arboned (later ECOP), de mediator, Bureau Integriteit B.V. en Digital Investigation B.V., SBV Forensics B.V., het Ministerie van VWS, de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Bureau Integriteit en de klachtencommissie bij ECOP van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het gaat volgens eiseres niet alleen om klassieke gegevensdragers, maar ook om bijvoorbeeld digitale bestanden, audiodragers, videoregistraties en elektronische berichten. Eiseres wil graag vernemen om welke informatie het gaat, wat het doel is van het gebruik, aan wie de gegevens eventueel zijn verstrekt door verweerder, welke waarborgen daarbij zijn gehanteerd, wat de herkomst is van de gegevens, hoe lang de gegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen en of er sprake is van geautomatiseerde besluitvorming, waaronder profilering.
Het standpunt van verweerder in de besluiten van 16 juli 2019 en 17 september 2020
2. Verweerder heeft zich in het primaire besluit op het standpunt gesteld dat artikel 15 van
de AVG geen recht geeft op het verkrijgen van kopieën of het geven van inzage daarin. Met dit artikel is beoogd om de betrokkene in staat te stellen om te controleren of zijn of haar persoonsgegevens juist en rechtmatig zijn verwerkt. Dat brengt mee dat met het verstrekken van een overzicht kan worden volstaan indien eiseres daarmee kan nagaan of de verwerkte persoonsgegevens juist zijn en of deze juist zijn verwerkt. Daarvan is in dit geval sprake. Eiseres beschikt zelf over de stukken om dit te controleren. Het verzoek wordt verder afgewezen voor zover dit ziet op informatie die buiten de reikwijdte van het inzagerecht valt. Het inzagerecht ziet alleen op persoonsgegevens en strekt zich niet uit over alle ‘interne en externe correspondentie’ en evenmin tot informatie die opgenomen is in interne notities die bedoeld zijn voor intern gebruik en beraad en die persoonlijke gedachten van medewerkers bevatten, en juridische analyses. Verweerder heeft een overzicht aan eiseres verstrekt van de persoonsgegevens van eiseres die door hem zijn verwerkt en die (wel) onder artikel 15 van de AVG vallen.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar deels gegrond verklaard. Hij heeft
daarbij gedeeltelijk het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen. Bij het oorspronkelijk verstrekte overzicht bevond zich geen nadere specificatie aan de hand waarvan kon worden nagegaan met welke derde partijen de betreffende persoonsgegevens zijn uitgewisseld. Op dat punt is het besluit verduidelijkt, aldus verweerder. Daarbij is niet nader gespecificeerd in welke correspondentie de betreffende persoonsgegevens zijn verwerkt, omdat dit niet in lijn is met het doel van het inzagerecht. Verweerder heeft een nieuw overzicht opgemaakt.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder een overzicht heeft verstrekt, maar dat dit
niet volledig is en daarom onvoldoende is gemotiveerd. In het overzicht staan niet alle instanties vermeld die eiseres noemt in haar verzoek. Zij mist de instanties SBV Forensics, Bureau Integriteit, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Bureau Integriteit van de DJI en de klachtencommissie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat het aan haar verstrekte schema onvoldoende duidelijk is. Niet duidelijk is wanneer en welke persoonsgegevens er zijn gedeeld met welke partijen en waarom.
De reactie van verweerder
5. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat hij in het hernieuwde
overzicht nader heeft gespecificeerd met welke van de door eiseres aangegeven derde partijen in de betreffende procedures persoonsgegevens die onder het inzagerecht vallen zijn uitgewisseld. Met de door eiseres in het beroep genoemde derden heeft dat niet plaatsgevonden en deze zijn dan ook niet in het overzicht vermeld. Het overzicht is daarom niet onvolledig en er is geen sprake van een motiveringsgebrek. De klachtencommissie van VWS valt buiten deze zaak, omdat hierover volgens verweerder een separaat besluit moet worden genomen. In het overzicht is per procedure aangegeven naar welke derde partij verweerder persoonsgegevens heeft gestuurd en welke persoonsgegevens het betreft. Ook is een toelichting gegeven over het doel van de verwerking, de herkomst van de gegevens, de categorieën van ontvangers, eventuele doorgifte aan derde landen etcetera. De AVG bevat geen verplichting tot het vermelden van een datum. Eiseres beschikt zelf over de stukken en kan zelf nagaan of de verwerking van de persoonsgegevens op een juiste en rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
6. De toepasselijke wettelijke regelgeving is vermeld in de bijlage bij deze uitspraak. Deze
maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 15 van de AVG volgt dat verweerder geen
plicht heeft om alle documenten waarin persoonsgegevens van eiseres verwerkt zijn aan eiseres (in kopie) te verstrekken. Verweerder kon de keuze maken om zich te beperken tot een overzicht van de persoonsgegevens van eiseres die zijn verwerkt, mits eiseres op grond van dit overzicht voldoende in staat is om de persoonsgegevens die over haar zijn verwerkt te controleren. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat het inzagerecht zich beperkt tot persoonsgegevens van eiseres en dat niet ‘de volledige interne en externe correspondentie’ met betrekking tot eiseres die hij in zijn administratie heeft aan eiseres hoeft te worden getoond. Ook zijn er uitzonderingen mogelijk voor informatie die is opgenomen in interne notities die bedoeld zijn voor intern gebruik en beraad en die persoonlijke gedachten van medewerkers bevatten, en voor juridische analyses.
8. De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of het door verweerder
verstrekte overzicht volledig is, of dat er meer persoonsgegevens van eiseres zijn verwerkt door verweerder die onder het inzagerecht van artikel 15 van de AVG vallen, bijvoorbeeld omdat er met meer instanties is gecorrespondeerd dan nu uit het overzicht blijkt.
9. Eiseres heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat er drie klachtenprocedures zijn
gevoerd waarbij een aantal van de door haar genoemde instanties betrokken waren. Zij mist deze instanties in het verstrekte overzicht. Het kan volgens eiseres niet anders zijn dan dat ook aan deze instanties persoonsgegevens van haar verstrekt zijn. Verweerder heeft tijdens de zitting aangevoerd dat wel is gezocht ten aanzien van SBV Forensics maar dat hier geen informatie is gevonden, althans dat deze stukken er niet meer zijn, en dat er bij de andere instanties mogelijk wel informatie is gevonden, maar dat deze niet onder het inzagerecht valt. Volgens verweerder heeft hij alle relevantie informatie in het overzicht opgenomen.
10. De rechtbank overweegt dat uit de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van State (ABRvS)volgt dat degene die stelt dat er méér persoonsgegevens moeten zijn, nadat het bestuursorgaan onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk dient te maken dat er wel meer persoonsgegevens dienen te zijn. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er mogelijk meer documenten zijn waarin persoonsgegevens van haar door verweerder zijn verwerkt, dan nu in het overzicht staan vermeld. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres heeft aangevoerd dat zij betrokken is geweest bij drie klachtenprocedures, waarbij verschillende instanties waren betrokken die niet voorkomen in het overzicht en dat verweerder dit niet heeft weersproken. Verweerder heeft ook erkend dat er meer documenten zijn die gaan over eiseres, maar heeft aangevoerd dat de persoonsgegevens van eiseres in deze documenten niet onder de reikwijdte van artikel 15 van de AVG vallen. Verweerder heeft er voor gekozen om in het overzicht alleen op te nemen welke persoonsgegevens van eiseres wél onder het inzagerecht vallen. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder in dit geval echter verwacht worden dat hij uitgebreider motiveert hoe en waarom hij tot de conclusie komt dat de overige gegevens die over eiseres zijn aangetroffen niet onder het inzagerecht van artikel 15 van de AVG vallen. De algemene stelling van verweerder dat de persoonsgegevens van eiseres in bepaalde documenten niet onder dit artikel vallen omdat het interne correspondentie en/of een juridische analyse is, en dat er daarom niets hierover is vermeld in het overzicht, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Verweerder dient dit nader per document te duiden en toe te lichten, zodat eiseres hiertegen, zo nodig, kan opkomen.
11. De rechtbank volgt verweerder om diezelfde reden ook niet in zijn stelling dat een
nadere specificatie in welke correspondentie juridische analyses, opvattingen en gedachten van medewerkers van verweerder zijn aangetroffen geen toevoegde waarde heeft. De rechtbank en eiseres moeten immers ook kunnen nagaan of de stelling van verweerder dat er weliswaar meer documenten van eiseres zijn waarin ook persoonsgegevens van haar zijn verwerkt, maar dat die niet onder de reikwijdte van 15 van de AVG vallen, juist is.
12. Verweerder dient daarom meer inzicht te geven in welke documenten er zijn gevonden
waarin persoonsgegevens van eiseres zijn verwerkt, en per document duidelijk te maken waarom dit document, danwel de daarin genoemde persoonsgegevens, volgens hem niet onder de reikwijdte van artikel 15 van de AVG vallen. Zo nodig kan dit met een beroep op artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (Awb), indien verweerder dit nodig acht. Dit betekent dat het huidige besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Verweerder zal in de gelegenheid worden gesteld de motivering aan te vullen op dit punt.
13. Eiseres heeft in bezwaar de klachtencommissie van het ministerie van VWS aan de
instanties toegevoegd. Uit het oorspronkelijke verzoek blijkt niet dat eiseres ook deze instantie toen al had genoemd. Verweerder heeft zich dus op het standpunt kunnen stellen dat hierover een aparte beslissing genomen zal worden, omdat de uitbreiding van het verzoek na het primaire besluit is gedaan en daarom niet onder de reikwijdte van dit geschil valt. De rechtbank merkt hierover wel op dat het om praktische redenen de voorkeur heeft om de documenten die hieruit voortvloeien thans alsnog in deze procedure mee te nemen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
14. Zoals hiervoor is overwogen onder r.o. 10 e.v. is het bestreden besluit in strijd met
artikel 3:46 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder meer inzicht geven in de documenten die er zijn en inzichtelijk maken per document waarom de daarin genoemde persoonsgegevens van eiseres niet onder artikel 15 van de AVG vallen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak.
15. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om
nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
16. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel
beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het
beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.