ECLI:NL:RBMNE:2021:3130

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
21/883
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van bijstandsrecht op basis van verblijf in het buitenland tijdens coronapandemie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. Eiseres was in 2020 voor vakantie naar Saudi-Arabië vertrokken en is daar langer dan de maximaal toegestane periode van vier weken in het buitenland gebleven, vanwege de coronapandemie en de sluiting van de landsgrenzen. Verweerder heeft eiseres bij besluit van 12 oktober 2020 uitgesloten van het recht op bijstand voor de periode van 20 maart 2020 tot en met 11 september 2020, omdat zij niet tijdig terug kon keren naar Nederland.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard bij besluit van 28 januari 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 juni 2021 is het geschil besproken, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft zich gericht op de vraag of verweerder op goede gronden eiseres van het recht op bijstand heeft uitgesloten. De rechtbank overweegt dat er sprake moet zijn van zeer dringende redenen om bijstand te verlenen, wat inhoudt dat er een acute noodsituatie moet zijn.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij door overmacht niet tijdig kon terugkeren en dat zij in Saudi-Arabië in financiële nood verkeerde. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar situatie levensbedreigend was of dat zij in een acute noodsituatie verkeerde. Eiseres heeft haar verblijf in Saudi-Arabië kunnen overbruggen en er waren geen behoeftige omstandigheden die niet op een andere manier konden worden verholpen. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen zeer dringende redenen waren om eiseres bijstand te verlenen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.F. Ronday),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: V.A. Staat).

Inleiding en procesverloop

Eiseres ontving een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Op
20 februari 2020 is zij voor vakantie naar het buitenland vertrokken. Op
11 september 2020 is eiseres teruggekeerd in Nederland. Zodoende heeft eiseres in het kalenderjaar 2020 langer dan de maximaal toegestane periode van vier weken in het buitenland verbleven. Om die reden heeft verweerder haar bij besluit van 12 oktober 2020
-voor zover hier van belang- uitgesloten van het recht op bijstand [1] over de periode van
20 maart 2020 tot en met 11 september 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 28 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder -voor zover hier van belang- dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, door middel van een beeldverbinding, plaatsgevonden op 3 juni 2021. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Uit het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat het geschil zich nog beperkt tot de vraag of verweerder eiseres op goede gronden van het recht op bijstand heeft uitgesloten over de periode van 20 maart 2020 tot en met 11 september 2020. In dit verband spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat zich ten aanzien van eiseres geen zeer dringende redenen voordeden die verweerder ertoe noodzaakten om eiseres over de genoemde periode toch bijstand te verlenen. [2]
2. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [3] is van zeer dringende redenen sprake als vast staat dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin een betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door een overmachtssituatie niet tijdig heeft kunnen terugkeren naar Nederland. Zij is op 20 februari 2020 naar Saudi-Arabië vertrokken voor verblijf bij haar partner. Het was haar voornemen om op 20 maart 2020 terug te vliegen naar Nederland. Vóór 20 maart 2020 is de coronapandemie uitgebroken. Saudi-Arabië heeft toen zijn landsgrenzen gesloten. Hierdoor heeft eiseres niet vóór 20 maart 2020 kunnen terugkeren naar Nederland. Pas op 14 april 2020 is het voor haar mogelijk geweest om gerepatrieerd te worden vanuit Riyad. Eiseres heeft deze vlucht echter gemist, omdat zij op diezelfde dag werd opgenomen in het ziekenhuis in verband met uitdrogingsverschijnselen. Het is haar uiteindelijk niet eerder dan op 11 september 2020 gelukt om terug te keren naar Nederland. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bijstandsafhankelijk was. Zij had in Saudi-Arabië geld nodig voor medicijnen. Zij kon in financiële zin niet terugvallen op haar partner. Zij heeft geld moeten lenen van kennissen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in een acute noodsituatie verkeerde als bedoeld onder 2. Eiseres heeft niet onderbouwd dat haar medische aandoening van levensbedreigend aard was of dat die aandoening ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kon hebben. Verder is van belang dat eiseres haar verblijf in Saudi-Arabië qua onderdak en levensonderhoud heeft weten te overbruggen. Er is dus geen sprake geweest van behoeftige omstandigheden die op geen enkele andere wijze waren te verhelpen dan door het verlenen van bijstand. Verweerder heeft daarom terecht aangevoerd dat van een acute noodsituatie geen sprake is geweest. Verweerder heeft zich aldus in redelijkheid op het standpunt gesteld dat er geen zeer dringende redenen zijn geweest om eiseres, in weerwil van artikel 13, eerste lid, van de Pw, tóch bijstand te verlenen over de periode van 20 maart 2020 tot en met 11 september 2020.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Pw.
2.Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pw.
3.Onder meer de uitspraak van 27 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY4808.