ECLI:NL:RBMNE:2021:3129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
20/4672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kinderbijslag voor kinderen woonachtig in Marokko en bewijsstukken onderhoudsbijdrage

In deze zaak heeft eiser, die kinderbijslag heeft aangevraagd voor zijn vijf kinderen, waarvan drie in Marokko wonen, zijn aanvraag voor kinderbijslag voor deze kinderen niet kunnen onderbouwen met de vereiste bewijsstukken. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser had op 22 januari 2020 een aanvraag ingediend, maar de Sociale Verzekeringsbank heeft deze aanvraag voor de kinderen in Marokko buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet kon aantonen dat hij een minimale financiële bijdrage had geleverd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij deze bijdrage heeft voldaan. De rechtbank volgt het standpunt van de verweerder, die stelt dat eiser geen bewijsstukken heeft ingediend die aantonen dat hij de onderhoudsbijdrage heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor kinderbijslag voor de kinderen in Marokko terecht is afgewezen, omdat eiser niet aan de op hem rustende onderhoudseis heeft voldaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Maachi),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Procesverloop

Eiser heeft kinderbijslag aangevraagd [1] voor zijn vijf kinderen, [A] , [B] , [C] , [D] en [E] . [A] , [B] en [C] wonen in Marokko.
Met het besluit van 22 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor kinderbijslag voor zijn kinderen [A] , [B] en [C] buiten behandeling gesteld en voor [D] en [E] afgewezen.
Eiser heeft op 2 juni 2020 bezwaar gemaakt. Hij heeft aangevoerd dat hij door een telefonische mededeling op de hoogte is geraakt van het primaire besluit. Het primaire besluit is volgens hem niet op de juiste wijze bekend gemaakt.
Met het besluit van 9 november 2020 heeft verweerder het primaire besluit heroverwogen en beslist dat eiser vanaf het vierde kwartaal van 2018 voor zijn vijf kinderen geen recht op kinderbijslag heeft.
Eiser heeft op 21 december 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2020.
Met het besluit van 5 april 2021 [2] heeft verweerder verduidelijkt dat de aanvraag van eiser aanvankelijk ten onrechte buiten behandeling was gesteld en inhoudelijk beoordeeld moest worden. Dit is gedaan bij het besluit van 9 november 2020. Om deze reden verklaart verweerder het bezwaar van 2 juni 2020 tegen het primaire besluit van 22 januari 2020 gegrond en vergoedt hij de proceskosten in bezwaar.
Het beroep van eiser tegen het besluit van 9 november 2020 is van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 5 april 2021. De besluiten van 9 november 2020 en van 5 april 2021 worden hierna gezamenlijk “het bestreden besluit” genoemd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden, door middel van een beeldverbinding, op 3 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Standpunten van partijen

1. Eiser bestrijdt het bestreden besluit nog slechts voor zover dat betrekking heeft op [A] , [B] en [C] . Hij voert aan dat hij voor deze kinderen de minimale onderhoudsbijdrage heeft voldaan. Hij heeft hiervan originele bewijsstukken aan verweerder overgelegd. Deze bewijsstukken (o.a. aankoopbonnetjes) had eiser in dezelfde envelop gevoegd als het aanvraagformulier. Eiser kan deze bewijsstukken niet nogmaals overleggen, omdat hij daarvan geen kopieën heeft gemaakt. Eiser meent dat het voor rekening en risico van verweerder komt dat verweerder de bewijsstukken niet heeft ontvangen.
2. Voor zover thans nog relevant, stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser geen recht op kinderbijslag heeft voor [A] , [B] en [C] . Deze kinderen wonen niet bij eiser in Nederland, maar in Marokko. Eiser moet daarom aantonen dat hij maandelijks een minimale financiële bijdrage heeft voldaan aan de verzorger van de kinderen. Ondanks diverse verzoeken van verweerder aan eiser om hiertoe bewijsstukken in te brengen, heeft verweerder deze niet ontvangen. Om die reden kan verweerder het recht op kinderbijslag niet vaststellen.

Overwegingen

Ontvankelijkheid van het bezwaar
3. Verweerder heeft het primaire besluit via de Berichtenbox bekend gemaakt. Eiser heeft zijn Berichtenbox vóór 1 november 2015 geactiveerd. Om deze reden is het primaire besluit niet juist bekendgemaakt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 juli 2018 [3] . Dit laat onverlet dat eiser, nadat hij bekend was geworden met het primaire besluit, alsnog zo spoedig mogelijk (binnen twee weken) bezwaar moest maken. [4] Desgevraagd heeft verweerder geen helderheid kunnen verschaffen over de datum waarop hij het primaire besluit alsnog aan eiser heeft toegezonden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het bezwaar van 2 juni 2020 zo spoedig mogelijk was ingediend. Verweerder heeft het bezwaar dus terecht ontvankelijk verklaard.
Bewijsstukken onderhoudsbijdrage
4. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in zijn postkamer de binnengekomen enveloppen worden geopend. Alle stukken in een envelop worden vervolgens in één keer gescand. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat in het geval van eiser slechts het aanvraagformulier zou zijn gescand en de bewijsstukken niet. Verweerder persisteert dan ook bij het standpunt dat de bewijsstukken zich niet in de envelop bevonden en dat eiser die bewijsstukken dus niet heeft ingebracht.
5. De rechtbank acht deze uitleg en toelichting voldoende aannemelijk. Zij volgt verweerder dus in het standpunt dat eiser de bewijsstukken niet heeft ingebracht. In het nadeel van eiser weegt in dit verband mee dat eiser geen bewijs van aangetekende verzending van de stukken in de envelop heeft overgelegd. Er is ook geen ander bewijs waaruit blijkt dat de envelop in kwestie de bewijsstukken heeft bevat. Verder heeft eiser bij onderwerp 14 van het aanvraagformulier niets aangekruist of ingevuld. Dit was voor eiser de gelegenheid om aan te geven welke bijlagen hij bij de aanvraag had gevoegd. Op het aanvraagformulier is er ook nergens anders melding van gemaakt dat er bijlagen of bewijsstukken zijn bijgevoegd. Verder is het opvallend dat eiser ook voor latere perioden geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit een betaalde onderhoudsbijdrage voor de kinderen blijkt. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de bewijsstukken tegelijk met het aanvraagformulier had ingediend bij verweerder. Dat eiser nu in bewijsnood verkeert, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico dient te blijven.
6. De slotconclusie is dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende onderhoudseis met betrekking tot [A] , [B] en [C] . Verweerder heeft de aanvraag voor kinderbijslag voor deze kinderen vanaf het vierde kwartaal van 2018 daarom terecht afgewezen. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 12 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Eiser heeft het aanvraagformulier voor het eerst volledig ingevuld en ondertekend op 18 december 2019
2.Dit besluit is genomen op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.ECLI:NL:2018:2188.
4.Zie in dit verband onder meer de uitspraak van de CRvB van 31 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1354.