ECLI:NL:RBMNE:2021:3093
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WIA-uitkering en dagloonberekening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2021, gaat het om een beroep van eiser tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) met betrekking tot zijn WIA-uitkering en de berekening van zijn dagloon. Eiser, die van 4 juni 2018 tot 1 juli 2018 werkte, meldde zich op 2 juli 2018 ziek. Zijn Ziektewet-uitkering liep tot 28 juni 2020, waarna hij een WIA-uitkering aanvroeg. Het UWV bepaalde dat hij per 29 juni 2020 een IVA-uitkering ontving van € 866,74 bruto per maand. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In de procedure met kenmerk UTR 20/3707 heeft het UWV op 26 juni 2020 bepaald dat eiser naast zijn WIA-uitkering een toeslag van € 13,28 per dag ontvangt. Dit besluit werd later door het UWV bevestigd. In de procedure met kenmerk UTR 21/704 verzocht eiser om herziening van het vastgestelde dagloon, maar het UWV weigerde dit. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en op 10 maart 2021 en 17 juni 2021 zittingen gehouden via Skype.
De rechtbank oordeelt dat het UWV de juiste einddata voor de referteperioden heeft gehanteerd en dat de berekening van het dagloon correct is uitgevoerd. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen over de onjuistheid van de berekening. De rechtbank kent eiser ontheffing van het griffierecht toe, maar concludeert dat de beroepen ongegrond zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de besluiten van het UWV.