ECLI:NL:RBMNE:2021:3068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
20_3237
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 24 juni 2021, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering behandeld. Eiser, die zich per 19 oktober 2018 ziek meldde met fysieke en mentale klachten, had zijn uitkering per 5 december 2019 stopgezet gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser voerde aan dat de medische beoordeling onjuist was en dat er inconsistenties in het medisch onderzoek waren. Hij verzocht de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen voor nader onderzoek naar zijn tinnitusklachten, met een beroep op het arrest Korošec. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiser adequaat had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen en wees het verzoek om een onafhankelijke deskundige af. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen, wat de beëindiging van de uitkering rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Blanckenburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] , te [vestigingsplaats]

(gemachtigde: W. Brandsma).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2019 (primair besluit) heeft verweerder besloten dat eiser per
5 december 2019 geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) meer krijgt.
Bij besluit van 28 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Derde-partij heeft verklaard aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever toe te zenden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2021 via een Skype-verbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, met vooraf bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Eiser heeft voor het laatst als media manager gewerkt bij [derde belanghebbende] . Hij heeft zich per 19 oktober 2018 ziek gemeld met fysieke en mentale klachten. Zijn dienstverband liep tot 30 juni 2019. Op 14 oktober 2019 vond een eerstejaarsbeoordeling in het kader van de ZW plaats, waarbij een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vastgesteld. De arbeidsdeskundige heeft eiser op grond daarvan 66,75 % arbeidsongeschikt geacht. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML in stand gelaten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft één van de functies die de primaire arbeidsdeskundige heeft geduid laten vervallen. Met de overgebleven geduide functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eiser 66,75 % arbeidsongeschikt geacht. Verweerder heeft hierna het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser per
5 december 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat eiser op 8 oktober 2019 meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Medische beoordeling
3.1
Eiser voert aan dat er inconsistenties zitten in het medisch onderzoek, zodat het daarmee onzorgvuldig is. Verder is de medische beoordeling onjuist omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn pijn- en vermoeidheidsklachten niet of nauwelijks heeft meegewogen en zijn tinnitusklachten ernstig heeft onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voor de tinnitusklachten ten onrechte in de FML geen beperkingen op geluid in de werkomgeving en werkverstoringen aangenomen. Eiser heeft er op zitting op gewezen dat er in zijn vorige functie veel ruimte was om zich af te zonderen van het geluid. Eiser wil graag langer rust, zodat hij aan zijn herstel kan werken.
3.2.
Eiser verzoekt met een beroep op het arrest Korošec de rechtbank om een verzekeringsarts als onafhankelijk deskundige te benoemen voor nader onderzoek, met name naar de tinnitus van eiser. Er is volgens eiser geen sprake van “equality of arms”. Eiser zit als gevolg van zijn psychische problematiek in een bijzonder kwetsbare situatie tegenover verweerder en is onvoldoende in staat om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. Eiser heeft complexe en multidisciplinaire problematiek, zowel lichamelijk als geestelijk. De door de initiële behandelaars van eiser voorgeschreven behandeling wordt niet door de ziektekostenverzekering vergoed. Eiser heeft onvoldoende financiële middelen om de juiste behandeling te ondergaan en heeft hij daarom niet voldoende ruimte gehad om de bevindingen van de verzekeringsartsen te weerspreken. Ook heeft hij evenmin de financiële middelen om op eigen kracht een onafhankelijk deskundige in te schakelen om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten.
Beoordeling
4. De rechtbank verwijst ten aanzien van het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige in te schakelen naar de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226. In deze uitspraak zijn de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige met een beroep op het arrest Korošec in te schakelen is aanleiding om te oordelen over de in die uitspraak onderscheiden stappen. Hierbij geldt dat de grenzen van de toetsing worden bepaald door de aangevoerde gronden en het bewijs dat is ingebracht. De te beoordelen stappen zijn:
1. de zorgvuldigheid van de besluitvorming;
2. de equality of arms; en
3. de inhoudelijke beoordeling.
Stap 1: de zorgvuldigheid van de besluitvorming
5. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is verricht. Zijn rapporten zijn gebaseerd op zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, is aanwezig geweest bij de telefonische hoorzitting en heeft informatie van de behandelende sector bij de beoordeling betrokken. De primaire arts heeft eiser gezien op het spreekuur op 23 september 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de bevindingen hiervan bij de beoordeling meegewogen.
Stap 2: equality of arms
6. De rechtbank ziet ook geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat verweerder zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiser heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om daartoe medische stukken in te dienen. Die ruimte heeft hij in de bezwaarprocedure ook benut door inzending van medische informatie van de psycholoog [A] (ongedateerd), de bedrijfsarts van 24 juni 2019, de maatschappelijk werker
[B] van 1 november 2019 en de osteopaat [C] van 21 februari 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. De door eiser overgelegde medische informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zaaien aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv over zijn belastbaarheid. Eiser heeft in beroep ook de gelegenheid gehad om medische informatie in te brengen. Er is daarom geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms en geen aanleiding om op die grond een deskundige in te schakelen. De vraag of eiser financieel in staat is om een rapport door een deskundige te laten opstellen, kan daarom buiten beschouwing blijven.
Stap 3: de inhoudelijke beoordeling
7. Over de door eiser aangevoerde klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep als volgt gereageerd.
Pijn- en vermoeidheidsklachten
8.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 14 juli 2020 gerapporteerd dat aanvullend eigen onderzoek en bestudering van het dossier geen aanleiding geven om de FML van de primaire arts te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij informatie van de behandelend sector betrokken. In bezwaar heeft eiser zijn pijn- en vermoeidheidsklachten naar voren gebracht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt uit het dossier dat deze klachten niet medisch worden verklaard. Hoewel eiser stelt pijn en moe te zijn en als gevolg hiervan beperkingen ervaart, is de logische samenhang tussen deze genoemde klachten en ervaren belemmeringen enerzijds en het (vrijwel) ontbreken van objectiveerbare de klachten verklarende afwijkingen anderzijds, niet of nauwelijks aanwezig. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling betrokken dat eiser geen behandeling ondergaat en geen medicatie gebruikt. Eiser zegt vooral rust nodig te hebben. In dit verband heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat het echter bijna twee jaar geleden dat eiser zich ziek heeft gemeld en dat de rust die hij vervolgens heeft gekregen, niet veel heeft geholpen. Op 20 april 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift gerapporteerd dat er geen nieuwe medische feiten zijn aangevoerd, zodat hij geen reden ziet om tot een ander oordeel te komen.
Tinnitus
8.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 14 juli 2020 gerapporteerd dat de tinnitusklachten al jaren bestaan en dat eiser daar al die tijd mee heeft gewerkt als zelfstandige. De potentiële duizeligheid is heel hinderlijk, maar hiermee is rekening gehouden in de FML van 14 september 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om de FML te herzien. Zoals hiervoor is vermeld, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 20 april 2021 vermeld dat er geen nieuwe medische feiten zijn aangevoerd. Hij ziet dan ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
8.3
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd en op grond van de beschikbare medische gegevens geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De primaire arts heeft alle door eiser genoemde klachten, voor zover die medisch objectiveerbaar zijn, vertaald naar de beperkingen in de FML van 14 oktober 2019. Voor verdergaande of meer beperkingen als gevolg van de geclaimde vermoeidheids- en pijnklachten bestaan volgens zowel de primaire arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding, omdat deze niet medisch objectiveerbaar zijn. Ook ten aanzien van de tinnitus heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om verdergaande of aanvullende beperkingen aan te nemen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] behoort het tot de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om uit de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid. Aan de wijze waarop eiser zelf zijn klachten ervaart, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Alleen klachten die kunnen worden geobjectiveerd met medische informatie kunnen leiden tot het aannemen van beperkingen voor het verrichten van arbeid. Met de door eiser ervaren medisch objectiveerbare klachten is rekening gehouden in de FML.
Zonder af te doen aan de door eiser ervaren klachten van tinnitus, heeft eiser hierover geen medische stukken ingebracht, waaruit volgt dat hiervoor specifieke beperkingen aan de orde zijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is.
8.4
Omdat geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, wordt geen aanleiding gezien voor het raadplegen van een onafhankelijk deskundige. De rechtbank wijst het verzoek tot benoeming van een onafhankelijk deskundige af.
Arbeidskundige beoordeling
9. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat hij om medische redenen niet in staat is om de drie door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies te verrichten. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die verweerder bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 14 oktober 2019. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 juli 2020 voldoende gemotiveerd dat deze drie functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in deze FML. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. Omdat uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, heeft verweerder de ZW-uitkering terecht beëindigd met ingang van 5 december 2019.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 2 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2687.