ECLI:NL:RBMNE:2021:2991

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/16/523893 / KG ZA 21-363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel en voortzetting van de bankrelatie in kort geding tussen een groothandel en SNS Bank

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [eiseres], een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap DE VOLKSBANK N.V., handelend onder de naam SNS BANK. De aanleiding voor het kort geding was de opzegging van de bankrelatie door SNS met [eiseres], die per 8 juli 2021 zou ingaan. [Eiseres] vorderde primair herstel en voortzetting van de bankrelatie tot zij een verklaring voor recht had gekregen over de rechtsgeldigheid van de opzegging, en subsidiair een tijdelijke voortzetting van de bankrelatie voor 90 dagen.

De voorzieningenrechter heeft op 6 juli 2021 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de opzegging van de bankrelatie door SNS niet onaanvaardbaar was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. SNS had voldoende redenen om de bankrelatie op te zeggen, waaronder het ontbreken van volledige openheid van [eiseres] over haar financiële situatie en de risico's op witwassen. De voorzieningenrechter heeft echter wel geoordeeld dat [eiseres] recht had op een verlenging van de bankrelatie met 30 dagen, zodat zij de tijd had om een nieuwe bankrelatie aan te gaan.

De rechter heeft [eiseres] in de proceskosten veroordeeld, omdat zij voor het grootste gedeelte ongelijk had gekregen. De kosten werden begroot op € 1.768,81. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 6 juli 2021 en is in deze uitgewerkte vorm verzonden op 8 juli 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/523893 / KG ZA 21-363
Vonnis in kort geding van 6 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. A. Taheri-Bhajan in Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V. handelend onder de naam SNS BANK,
gevestigd in Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Berrevoets in Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SNS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2021 met producties 1 tot en met 59;
  • de door SNS overgelegde producties 1 tot en met 6;
  • de pleitnota van SNS;
  • de mondelinge behandeling van 2 juli 2021, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 6 juli 2021 het vonnis uitgesproken. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking en is op 8 juli 2021 vastgesteld.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[eiseres] is een groothandel en online-retailer van allerlei soorten prepaidkaarten. Zij verkoopt aan zowel zakelijke als particuliere klanten. Directeur en enig aandeelhouder van [eiseres] is de heer [A] , hierna [A] .
In 2011 heeft [eiseres] een zaken- en spaarrekening geopend bij SNS. Daarvoor had zij ook al bankrekeningen bij de Rabobank, ABN AMRO en de Postbank. Deze bankrelaties zijn ondertussen opgezegd door deze banken.
2.2.
Vanaf 2013 is [eiseres] bij de veiligheidsafdeling van SNS in beeld. Sindsdien is SNS met toenemende intensiteit onderzoek gaan doen bij [eiseres] .
Op 26 mei 2021 heeft SNS de bankrelatie met [eiseres] beëindigd per 8 juli 2021. In die email geeft SNS als redenen voor de beëindiging:
  • SNS heeft geen totaaloverzicht kunnen krijgen van [eiseres] en heeft er ook geen vertrouwen in dat zij dat in de toekomst zullen krijgen.
  • Er is geen volledige openheid gegeven over de bron van de middelen van [eiseres] .
  • Er is geen volledige openheid gegeven over de administratie, terwijl dat in 2016 wel is afgesproken.
  • Er zijn risico’s op witwassen geconstateerd en door het uitblijven van een reactie kan die risico niet worden weggenomen.
2.3.
Bij email met bijlagen van 28 mei 2021 heeft mr. Taheri alsnog antwoord gegeven op de vragen van SNS in haar email van 8 april 2021 waarin uitgebreide vragen worden gesteld aan [eiseres] . Bij email van 7 juni 2021 heeft de SNS gereageerd op de email van 28 mei 2021. SNS heeft haar opzegging van de bankrelatie gehandhaafd.
2.4.
In dit kort geding vraagt [eiseres] samengevat:
  • primairherstel en voortzetting van de bankrelatie tot [eiseres] een verklaring voor recht heeft gekregen over de rechtsgeldigheid van de opzegging, op straffe van een dwangsom;
  • subsidiairtijdelijk herstel en voortzetting van de bankrelatie voor 90 dagen zodat [eiseres] tijd en gelegenheid heeft om bij een andere bank een bankrelatie aan te gaan, op straffe van een dwangsom;
  • beide met veroordeling van SNS in de proceskosten.
2.5.
SNS voert verweer.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Oordeel

3.1.
De voorzieningenrechter gebiedt SNS om de bankrelatie [eiseres] te verlengen met 30 dagen zodat [eiseres] tijd en gelegenheid heeft om elders een bankrelatie aan te gaan, dan wel de schade te beperken. Verder veroordeelt de voorzieningenrechter [eiseres] in de proceskosten. Hierna volgen de redenen daarvoor.
Indeling
3.2.
Het is allereerst de vraag of [eiseres] een spoedeisend belang heeft. Vervolgens is de vraag of de opzegging door SNS van de bankrelatie met [eiseres] in redelijkheid onaanvaardbaar is. Als dat het niet geval is, is ten slotte de vraag of de nadere belangenafweging nog reden is om in te grijpen. [1]
Spoedeisendheid
3.3.
[eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen omdat zij per 8 juli 2021 de beschikking over haar rekeningen bij SNS dreigt te verliezen.
Mocht SNS opzeggen?
Toetsingskader
3.4.
Het gaat in deze zaak om een duurovereenkomst die voorziet in een opzeggingsmogelijkheid. Artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) bepaalt dat SNS bevoegd is een bankrelatie op te zeggen, maar dat zij daarbij wel rekening moet houden aan haar in artikel 2 lid 1 ABV neergelegde zorgplicht. Dit betekent dat SNS in beginsel de bevoegdheid heeft om een bankrelatie op te zeggen. Bij de beoordeling van de opzegging van de bankrelatie komt ook gewicht toe aan de verplichting van SNS als financiële instelling om op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) cliëntonderzoek te doen en om de relatie te beëindigen als een cliënt onvoldoende medewerking verleent. De client is onder meer op grond van artikel 2 lid 2, 3 en 7 ABV gehouden informatie te verschaffen en ook mee te werken aan controle door de bank van die informatie.
Stellingname [eiseres]
3.5.
[eiseres] is van mening dat de opzegging door SNS in strijd is met de zorgplicht van de bank en met de redelijkheid en billijkheid. Zij zegt er alles aan te hebben gedaan om de vragen te beantwoorden, maar dat SNS haar te weinig tijd heeft gegeven voor een volledig antwoord. De vragen die zij niet (volledig) heeft beantwoord, waren wat haar betreft vragen waar de bank geen belang bij heeft of vragen die bank niet behoort te stellen, bijvoorbeeld vragen over het contact van [eiseres] en haar bestuurder de heer [A] met justitie. [eiseres] en haar bestuurder de heer [A] onderwerp geweest in een strafrechtelijk onderzoek. De heer [A] is vrijgesproken. Volgens [eiseres] betekent dit dat er geen sprake is van het risico op witwassen en dat SNS haar daarop niet behoefde te bevragen. Om die reden heeft [eiseres] daarover geen informatie gegeven in de mail van 28 mei 2021. Het had volgens [eiseres] op de weg van SNS gelegen om dan bij [eiseres] aan te geven dat en waarom zij die informatie toch moest hebben, waarna [eiseres] die informatie alsnog zou verstrekken, zoals zij ook in de kort geding dagvaarding heeft gedaan. Dat zou SNS mee moeten nemen. Verder geldt dat mr. Taheri bij de beantwoording van de vragen op 28 mei 2021 ook niet helemaal begreep hoe [eiseres] haar zaken regelt. Pas na uitgebreid contact met [A] na 28 mei 2021 heeft mr. Taheri begrepen hoe [eiseres] haar bedrijfsactiviteiten ontplooit. Ten slotte is volgens [eiseres] van belang dat [A] moeite heeft om zich uit te drukken in de Nederlandse taal en dat hij daarom moeite heeft gehad om zelf de vragen te beantwoorden. Ook dat heeft SNS onvoldoende meegenomen volgens [eiseres] .
Had SNS reden voor onderzoek?
3.6.
SNS had genoeg reden om [eiseres] (vervolg)vragen te stellen. Deze redenen zien onder andere op de contante betalingen, bad press, contact met justitie, de vordering op de FIOD en tegenstrijdigheden in de antwoorden van [eiseres] .
Contant geld
3.7.
In 2016 had [eiseres] de beschikking over grote contante bedragen en nam de omzet hard toe. SNS heeft toen met [eiseres] onder andere afgesproken dat er geen contante boekingen meer zouden plaatsvinden. Toch blijkt uit de door [eiseres] overgelegde documenten dat zij in 2018 nog de beschikking had over contant geld. Dit geld is echter in 2019 weer verdwenen. Dit was voor SNS terecht reden om [eiseres] hierover vragen te stellen. Een volledig antwoord heeft [eiseres] echter niet gegeven. De uitleg die [eiseres] geeft in de dagvaarding en die namens haar op de zitting is gepresenteerd is niet alleen te laat, maar kan ook in kort geding niet worden getoetst.
Bad press
3.8.
In het [krant] zijn in december 2019 en januari 2020 artikelen verschenen over betrokkenheid van [A] bij witwassen van de opbrengsten van ‘phishing’. Dat enkele feit mag voor SNS een ‘red flag’ zijn om [eiseres] extra in de gaten te houden en daarop te bevragen.
Contact met justitie en de vordering op de FIOD
3.9.
Anders dan [eiseres] stelt, betekent een strafrechtelijke vrijspraak nog niet dat er niets aan de hand is. Dat betekent niet dat de bank geen onderzoek meer hoeft te doen in het kader van haar Wwft-verplichtingen. SNS heeft dan ook vragen gesteld over dit justitiecontact. Ook blijkt uit de gegevens die [eiseres] heeft overgelegd, dat zij een vordering heeft (had) op de FIOD. SNS heeft hier terecht vragen over gesteld. maar ook die vragen heeft [eiseres] niet beantwoord. Hierbij geldt dat de uitleg in de dagvaarding te laat is. Zij had deze informatie tijdig aan SNS moeten verstrekken.
Tegenstrijdigheden
3.10.
SNS heeft een probleem kunnen maken van tegenstrijdigheden in de antwoorden van [eiseres] . Zo heeft [eiseres] op de vraag over justitiecontact geantwoord dat er geen justitiecontact is geweest. Dit blijkt feitelijk onjuist. SNS heeft verder ter zitting als voorbeeld genoemd dat [eiseres] in de email van 28 mei 2021 op een vraag antwoordt dat zij niet handelt in fysieke producten. Uit de facturen blijkt echter dat [eiseres] fysieke producten zoals headsets heeft aangekocht en vervolgens geleverd aan [bedrijf] B.V., een zustervennootschap. Dat roept terecht vragen op bij SNS. Dat de tegenstrijdigheden in de beantwoording te maken hebben met de korte tijd waarin mr. Taheri zich de zaak eigen moest maken is in beginsel voor rekening van [eiseres] (zie hierna).
Kon SNS haar opzegging na 28 mei 2021 handhaven?
3.11.
Gegeven de vragen die ook na de ontvangst van de email van 28 mei 2021 bleven staan, waaronder de essentiële vragen over betrokkenheid justitie en FIOD bij [eiseres] / [A] , mocht de SNS haar opzegging handhaven. De bank heeft in de email van 7 juni 2021 gemotiveerd aangegeven waarom de antwoorden van 28 mei 2021 onvolledig zijn. Een aantal vragen is volgens SNS niet of niet concreet beantwoord zoals de vraag naar een verklaring voor de berichten in het [krant] . Die informatie had [eiseres] direct moeten geven zoals hiervoor is overwogen. SNS heeft de door [eiseres] te laat ingebrachte informatie van 28 mei 2021 toch nog bekeken. Dit heeft bij SNS niet tot een andere conclusie geleid dan opzegging van de bankrelatie. Zij is in haar standpunt gesterkt omdat ook in deze beantwoording sprake is van tegenstrijdigheden.
Had SNS meer tijd moeten geven?
3.12.
Bij de beoordeling van dit verweer geldt het volgende. In de periode vanaf september 2017 tot en met juni 2020 is [eiseres] meerdere keren uitgevallen bij een transactiemonitoring. Dat is voor SNS steeds reden om vragen te stellen. In die periode komt het twee keer voor dat brieven gericht aan [eiseres] retour komen bij SNS. Ook heeft [eiseres] meerdere keren uitstel gevraagd om op vragen van SNS te reageren. Op 25 maart 2020 heeft SNS vragen gesteld, te beantwoorden voor 9 april 2020. [eiseres] heeft hierop ondanks een herinnering van 9 april gereageerd op 29 april 2020 dat hij ziek was en op 6 mei 2020 gereageerd. SNS heeft nadere vragen gesteld op 27 mei 2020. [eiseres] heeft op 11 juni uitstel gevraagd wegens een zieke werknemer. Op 12 juni 2020 heeft SNS uitstel gegeven tot 26 juni 2020 om de vragen te beantwoorden. Omdat [eiseres] deze termijn niet heeft gehaald, is de bankrelatie door SNS opgezegd op 30 juni 2020. Op 2 juli 2020 heeft de boekhouder van [eiseres] , de heer [B] , zich bij SNS gemeld. De boekhouder heeft naar voren gebracht dat [A] de vragen van SNS niet goed begrijpt en hij niet weet welke informatie SNS nog meer wil. De boekhouder heeft toen om uitstel gevraagd tot 20 juli 2020. Op 22 juli 2020 heeft de boekhouder uitgebreid geantwoord op de vragen van SNS. SNS heeft op basis daarvan geen verder gevolg gegeven aan de opzegging van de bankrelatie. Op 10 december 2020 heeft SNS opnieuw nadere informatie bij [eiseres] opgevraagd. In de brief van 16 december 2020 heeft SNS – na telefonisch contact met [A] – uitgelegd waarom zij (deels) dezelfde vragen stelt en een termijn gegeven tot 6 januari 2021. Op 6 januari 2020 heeft SNS [eiseres] gevraagd of zij de email van 16 december heeft ontvangen en [eiseres] heeft op 11 januari 2021 laten weten dat zij de brief heeft ontvangen en dat zij deze aan haar boekhouder heeft doorgestuurd. SNS heeft vervolgens een termijn gegeven tot 18 januari 2021. Als [eiseres] niet op tijd zou zijn, dan zou SNS de bankrelatie beëindigen omdat zij dan niet in het bezit is van een compleet dossier. Op 18 januari 2021 heeft [eiseres] de aanvullende vragen beantwoord.
3.13.
Op 8 april 2021 heeft SNS opnieuw een reeks aanvullende vragen gesteld die [eiseres] voor 1 mei 2021 moest beantwoorden. Omdat de boekhouder heeft aangegeven dat hij [eiseres] hier niet meer in kon bijstaan, heeft [eiseres] de hulp ingeroepen van mr. M. Taheri. Mr. Taheri heeft op 30 april 2021 uitstel gevraagd van 4 weken voor de beantwoording van de vragen. Op 4 mei 2021 heeft SNS uitstel verleend tot 18 mei 2021. Mr. Taheri heeft daarna nog een keer om uitstel tot en met 28 mei 2021 gevraagd. SNS heeft vervolgens uitstel verleend tot 25 mei 2021. Mr. Taheri heeft toen laten weten de deadline van 25 mei 2021 niet te kunnen halen en daarbij niet de juiste jaarstukken overlegd.
3.14.
Hieruit volgt dat [eiseres] de vragen van SNS regelmatig niet tijdig of niet voldoende concreet heeft beantwoord. SNS kan worden gevolgd in haar stellingname dat zij op 26 mei 2021 niet langer wilde wachten op beantwoording door [eiseres] van de vragen. Pas op het einde van de gestelde termijn van 1 mei, komt een verzoek om uitstel van vier weken. Dat mr. Taheri na 30 april 2021 op zakenreis moest naar het buitenland en dus niet direct aan de slag kon, ligt in de risicosfeer van [eiseres] . SNS heeft daarbij aangevoerd dat ook niet hielp dat de jaarstukken die mr. Taheri bij mail van 25 mei 2021 stuurde, waarin hij aangaf dat hij het niet haalde zoals voorspeld, niet de juiste waren (geconsolideerde jaarstukken in plaats van de jaarstukken van [eiseres] zelf). Het is begrijpelijk dat dat voor SNS mede een reden was om niet toch te wachten tot 28 mei 2021. Ten slotte is van belang dat ook de beantwoording van de vragen op 28 mei 2021 niet afdoende was. In de dagvaarding en op de zitting heeft [eiseres] op punten nadere uitleg gegeven, maar die uitleg is nauwelijks verder met stukken onderbouwd.
Conclusie
3.15.
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is de opzegging van de bankrelatie door SNS van 26 mei 2021 niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Belangenafweging
3.16.
De vervolgvraag is nu of het belang van [eiseres] om de bankrekening niet te verliezen, zwaarder moet wegen dan het belang van de bank, waaronder het belang om zich te houden aan de Wwft. [eiseres] heeft een groot belang bij behoud van haar rekeningen bij SNS. Het is de vraag of zij ergens anders een rekening zal kunnen krijgen, mede gezien haar verleden. Gezien haar omzet bedient [eiseres] ook een substantieel gedeelte van de markt voor mobiel data tegoed. SNS moet hier bij de opzegging van de relatie met [eiseres] . Hierbij geldt dat SNS aanduidingen had voor betrokkenheid van [eiseres] voor witwassen. [eiseres] heeft SNS onvoldoende (juiste) informatie verschaft om die zorg van SNS te weerleggen. Daarbij geldt SNS [eiseres] er meerdere malen op gewezen dat zij de vragen diende te beantwoorden. SNS heeft steeds uitgelegd waarom het belangrijk is dat zij over de juiste en volledige informatie beschikt, namelijk het voldoen aan de strenge Wwft-regelgeving. SNS heeft ook gemeld dat zij de relatie zou beëindigen als [eiseres] de vragen niet tijdig en afdoende zou beantwoorden. [eiseres] wist of moest weten hoe belangrijk het is om de bankrelatie met SNS te behouden. De relaties die zij in het verleden met andere banken had, waren al opgezegd. In 2020 wist of had [eiseres] moeten weten dat het kantje boord was, want toen heeft SNS de bankrelatie ook opgezegd. SNS heeft [eiseres] toen nog een kans geboden door die niet vast te houden aan die opzegging en haar onderzoek te vervolgen aan de hand van de beantwoording van de vragen door boekhouder van [eiseres] . De (onvolledige) beantwoording van de vragen riep steeds vervolgvragen op. Ook al omdat deze beantwoording deels strijdig was met door [eiseres] gestuurde boekhoudgegevens en informatie die SNS zelf vond (bad press). Daarbij was [eiseres] steeds traag met het verschaffen van informatie. Deze omstandigheden maken dat het belang van SNS om zich aan haar wettelijke verplichting te houden, zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] bij het behoud van de bankrelatie. Dit betekent dat SNS de bankrelatie niet volledig hoeft te herstellen en de primaire vordering zal worden afgewezen.
Tijdelijk herstel?
3.17.
De voorzieningenrechter ziet hierin wel aanleiding om de subsidiaire vordering toe te wijzen, in zoverre dat SNS de bankrelatie moet verlengen met 30 dagen zodat [eiseres] tijd en gelegenheid heeft om elders een bankrelatie aan te gaan, dan wel de schade te beperken. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen omdat SNS heeft toegezegd zich vrijwillig aan dit vonnis te zullen houden.
Proceskosten
3.18.
Het geschil ging over de vraag of SNS de bankrelatie mocht beëindigen. Hoewel de subsidiaire vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] voor het grootste gedeelte ongelijk heeft gekregen. Daarom wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van SNS Deze kosten worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris gemachtigde €
1.016,00
Totaal € 1.683,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
gebiedt SNS de bankrelatie te verlengen met 30 dagen zodat [eiseres] tijd en gelegenheid heeft om elders een bankrelatie aan te gaan, dan wel de schade te beperken;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van SNS tot op heden begroot op € 1.768,81,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken door mr. A.F. Hermans op 6 juli 2021. [2] Dit vonnis is in deze uitgewerkte vorm verzonden op 8 juli 2021.

Voetnoten

1.Hof Amsterdam 19 januari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:281, «JOR» 2018/216, m.nt. Wijnstekers
2.type: