ECLI:NL:RBMNE:2021:2950

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2161
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WIA-besluit en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft eiseres, de werkgever van [derde belanghebbende], beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) inzake de toekenning van een WIA-uitkering aan [derde belanghebbende]. De rechtbank heeft op 20 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat [derde belanghebbende] met ingang van 10 januari 2019 een WIA-uitkering is toegekend, gebaseerd op een verzekeringskundige en arbeidskundige beoordeling die haar arbeidsongeschiktheid op 49,78% vaststelde. Eiseres was van mening dat de beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet voldoende medisch onderbouwd waren en heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder. Tijdens de procedure is een deskundige, E.P.D. Siem-Yoe, benoemd om advies te geven over de medische situatie van [derde belanghebbende]. Siem-Yoe concludeerde dat de beperkingen die door de verzekeringsarts waren vastgesteld, logisch en passend waren voor de klachten van [derde belanghebbende]. De rechtbank heeft het rapport van Siem-Yoe gevolgd en geoordeeld dat de gronden van eiseres niet konden slagen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stellingen en dat de conclusies van de deskundigen overtuigend waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2161

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: A. Eggens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J. Marquenie).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende] te [woonplaats] , gemachtigde: E. Smit.

Inleiding

1. Omdat [derde belanghebbende] geen toestemming heeft gegevens om medische informatie te delen met eiseres zal de rechtbank, voor zover als nodig, het benoemen van medische gegevens beperken om te voorkomen dat die informatie anders langs deze weg toch openbaar wordt.
2. Aan [derde belanghebbende] (hierna [derde belanghebbende] ) is met het besluit van verweerder van 3 januari 2019 (het primaire besluit) met ingang van 10 januari 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend, omdat zij op basis van een verzekeringskundige en arbeidskundige beoordeling 49,78% arbeidsongeschikt werd geacht.
3. Eiseres, de werkgever van [derde belanghebbende] , heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij vindt dat voor [derde belanghebbende] door verweerder te veel beperkingen zijn opgenomen op de functionelemogelijkhedenlijst (FML) van 12 december 2018 terwijl daar geen medische onderbouwing voor is. In de bezwaarprocedure heeft opnieuw een verzekeringskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De FML blijft ongewijzigd, maar er zijn voor [derde belanghebbende] andere functies geselecteerd, die volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beter bij haar belastbaarheid passen. Hieruit volgt dat eiseres 50,53% arbeidsongeschikt wordt bevonden. Verweerder concludeert dat het bezwaar gegrond is omdat [derde belanghebbende] nu meer arbeidsongeschikt wordt geacht, maar bepaalt in het hier bestreden besluit dat de WIA-uitkering voor [derde belanghebbende] per 10 januari 2019 ongewijzigd blijft omdat [derde belanghebbende] meer dan 35% arbeidsongeschikt is.
4. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van [derde belanghebbende] heeft met de brief van 29 augustus 2019 op het beroep gereageerd.
5. Omdat [derde belanghebbende] geen toestemming heeft gegeven om haar medische gegeven met haar werkgever te delen, heeft de arts-gemachtigde, drs. E. Pruiksma Zijp (hierna Pruiksma ) namens eiseres het beroep onderbouwd. Kort gezegd stelt zij dat de FML te zwaar is aangezet en dat er geen medische onderbouwing is voor alle aangevinkte items op de FML en met name de beperking voor zitten. Pruiksma meent dat de FML moet worden herzien. Omdat de FML niet juist is, passen ook de voor [derde belanghebbende] gekozen functies niet bij haar belastbaarheid. Eiseres meent dat [derde belanghebbende] minder dan 35% arbeidsongeschikt moet worden geacht.
6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door Pruiksma . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Büter. Derde-belanghebbende en haar gemachtigde waren niet aanwezig. Het onderzoek is op de zitting gesloten. Vervolgens is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft zij het onderzoek op 27 februari 2020 heropend voor het instellen van een medisch onderzoek.
7. De rechtbank heeft in de beschikbare medische gegevens, de beroepsgronden van eiser en wat op zitting is besproken aanleiding gezien om verzekeringsarts E.P.D. Siem-Yoe (hierna: Siem-Yoe) van A-REA (inmiddels Argonaut Advies BV) als deskundige te benoemen om haar van advies te dienen.
8. Siem-Yoe heeft [derde belanghebbende] gezien op 1 september 2020 voor de verzekeringskundige expertise. Siem-Yoe concludeert in haar rapport van 3 september 2020 dat [derde belanghebbende] meerdere chronische aandoeningen heeft. De primaire verzekeringsarts benoemt met betrekking tot de spier- en gewrichtsklachten twee diagnoses in zijn verslag van 12 december 2018 en stelt vast dat de verzekeringsarts op basis van die aandoeningen beperkingen heeft aangenomen op de FML van 12 december 2018. Het gaat dan om beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. In het rapport van Ergatis van 21 maart 2018 worden dezelfde en ook nog andere diagnoses gesteld die Siem-Yoe passender vindt voor de klachten die [derde belanghebbende] ervaart. Deze aandoeningen geven zowel lichamelijke als mentale klachten. Siem-Yoe concludeert dat ondanks dat de diagnoses van de verzekeringsarts niet volledig zijn, de beperkingen die de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen logisch zijn en daarmee ook passend voor [derde belanghebbende] . Zij acht de beperkingen goed ingeschat. Ook kan zij zich vinden in de beperkingen die voortkomen uit een aandoening die verergert bij spanning en stress en de beperkingen die voortkomen uit pijnscheuten in gewrichten en spieren. De beperkingen zijn naar algemeen aanvaard wetenschappelijk inzicht een rechtstreeks gevolg van ziekte of gebreken.
9. In reactie op het rapport van Siem-Yoe heeft verweerder bericht dat hij zich in het rapport van Siem-Yoe kan vinden omdat Siem-Yoe het standpunt van verweerder volledig onderschrijft.
10. Pruiksma heeft namens eiseres gereageerd op het rapport van Siem-Yoe . Pruiksma vindt dat het rapport van Siem-Yoe niet aan de verwachtingen voldoet en dat een patstelling is ontstaan. Het rapport van Ergatis is steekhoudender en overtuigender. Pruiksma noemt het rapport van Area suggestief en subjectief en heeft dat tijdens de zitting toegelicht. Siem-Yoe geeft steeds persoonlijke opvattingen. Zij vraagt niet of [derde belanghebbende] vermoeid is, maar vindt haar er vermoeid uitzien. Pijnscheuten zijn geen ziekte of gebrek en worden wel door Siem-Yoe zo ingevuld. Nog daargelaten dat deze waarnemingen tijdens het onderzoek niets zeggen over de situatie van [derde belanghebbende] op de datum die hier in geding is. Pruiksma herhaalt dat het dagverhaal, de anamnese en de diagnosen een beperking voor lopen niet aannemelijk maken evenmin voor traplopen of zitten en ten aanzien van staan met vertreden. Ook de aangenomen mentale beperkingen zijn volgens Pruiksma nog steeds niet onderbouwd. Zij blijft erbij dat de beperkingen op de FML te zwaar zijn aangezet en dat het deskundigenrapport dit niet weerlegt.
11. [derde belanghebbende] en haar gemachtigde hebben niet gereageerd.
12. De rechtbank heeft het beroep behandeld op een nadere zitting op 31 maart 2021 via Skype. Eiseres is vertegenwoordigd door Pruiksma . De gemachtigde van eiseres nam niet deel. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J. Marquenie. [derde belanghebbende] en haar gemachtigde hebben niet deelgenomen.

De beoordeling

13. Op grond van vaste rechtspraak geldt het uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. [1] Deze situatie doet zich hier voor. De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van Siem Yoe , waarbij zij kennis heeft genomen van alle beschikbare informatie, met [derde belanghebbende] heeft gesproken en een eigen onderzoek heeft gedaan, voldoende zorgvuldig, samenhangend en volledig is en dat zij haar conclusies voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank zal daarom de deskundige volgen in haar oordeel.
14. Siem-Yoe kan zich op haar beurt vinden in de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit betekent dat de gronden van eiseres ten aanzien van de vastgestelde beperkingen niet kunnen slagen.
15. Dat Pruiksma vindt dat het rapport van Siem-Yoe niet aan de verwachtingen voldoet en dat een patstelling is ontstaan, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt dat Pruiksma , die tenslotte ook verzekeringsarts is, tegenover de bevindingen en conclusies van drie andere verzekeringsartsen ( Siem-Yoe , de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep) nalaat om bijvoorbeeld aan de hand van het CBBS, uitleg van de diagnoses of informatie van de behandelaren, toe te lichten waarom de conclusies van haar collega’s en de daaruit volgende beperkingen haar inziens niet passend zijn. Het enkel stellen dat de beperkingen onvoldoende uit de anamnese, diagnose of informatie volgen is ontoereikend om de rechtbank te doen twijfelen aan de bevindingen en conclusies van Siem-Yoe en de verzekeringsartsen.
16. Ten aanzien van de geduide functies heeft eiseres alleen aangevoerd dat betrokkene deze functies om medische redenen niet kan uitvoeren. Omdat het medische oordeel niet wijzigt kan ook deze grond ook niet slagen.
17. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat betrokkene 50,53% arbeidsongeschikt is per 10 januari 2019. Verweerder heeft dan ook terecht aan [derde belanghebbende] een WIA-uitkering toegekend.

Conclusie

18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.A. Willems, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2346.