ECLI:NL:RBMNE:2021:2948

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4304
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering bij chronische aandoeningen

In deze zaak gaat het om een vrouw van 38 jaar die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft aangevraagd na langdurige ziekte door Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS), fibromyalgie en andere gezondheidsklachten. Eiseres heeft in 2007 haar werkzaamheden als secretaresse gestaakt en is sindsdien herhaaldelijk beoordeeld door verzekeringsartsen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Ondanks haar aanhoudende klachten, waaronder bekkenklachten, rugpijn en vermoeidheid, werd haar arbeidsongeschiktheid in 2020 slechts licht verhoogd, wat leidde tot een urenbeperking van 30 uur per week. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar klachten onvoldoende waren erkend, wat resulteerde in een beroep tegen het besluit van het UWV.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat hun rapportages voldoende inzichtelijk en gemotiveerd zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordelingen konden ondermijnen. Eiseres had geen medische onderbouwing overgelegd die zou aantonen dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank bevestigde dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden meegenomen in hun beoordeling en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) terecht waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering niet te wijzigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4304

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.F. Tirkes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres is een vrouw van 38 jaar. Zij werkte als secretaresse voor 36 uur per week. In 2007 is zij ziek geworden. Zij kreeg de diagnose Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS). Zij is tot haar zwangerschap in 2009 wel blijven werken, maar in deeltijd (4 uur per dag). Na haar zwangerschap is zij ziek gebleven met bekkenklachten, rugpijn en vermoeidheid.
2. Per einde wachttijd, heeft zij vervolgens in november 2011 bij verweerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aangevraagd. Uit de verzekeringskundige en arbeidskundige beoordeling van verweerder kwam naar voren dat de bekkenklachten, rugpijn en vermoeidheid van eiseres nog aanwezig waren en door privéproblemen waren verergerd. Eiseres wordt beperkt belastbaar geacht voor arbeid volgens de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2011. Uitgaande van ME/CVS en de bekkeninstabiliteit is zij beperkt gevonden op zware fysieke arbeid, beperkingen voor bekkenbelasting en kreeg zij een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week.
In 2012 en 2014 wordt zij opnieuw beoordeeld. Dan is naast de lichamelijke klachten ook sprake van psychische (stress gerelateerde) klachten en wordt een tijdelijke urenbeperking gerechtvaardigd geacht. De diagnose CVS is op 19 februari 2014 door internist [A] nog eens bevestigd. Ook is dan sprake van aanwijzingen dat de vermoeidheid wordt veroorzaakt door een angststoornis. Op de FML van 1 juli 2014 worden de beperkingen uitgebreid, met beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren en worden er meer beperkingen aangenomen in de rubrieken statische en dynamische houdingen. Eiseres wordt in staat geacht een half uur achter elkaar te kunnen lopen, kan een kwartier achtereen staan. De tijdelijke urenbeperking blijft ongewijzigd 20 uur per week. Het arbeidsongeschiktheid percentage wordt met deze beperkingen vastgesteld op 69,98%.
3. Eiseres heeft op 26 augustus 2019 een melding gedaan bij verweerder dat haar gezondheid verder is verslechterd. Zij heeft dan ook de diagnose fibromyalgie en prikkelbare darm syndroom (PDS) gekregen. Er is geen sprake van een specialistische behandeling, wel wordt zij bijgestaan door de huisarts.
4. Verweerder doet vanwege deze melding van eiseres opnieuw een verzekeringskundige (arts A. van Elsäcker ; 28 februari 2020) en arbeidskundige ( M. Verhoeven , 12 maart 2020) beoordeling. Geheel tegen de verwachting van eiseres in, volgt uit die beoordeling dat haar arbeidsongeschiktheid nauwelijks is toegenomen, namelijk 71,05%. De verzekeringsarts vindt de beperkingen in de FML van 1 juli 2014 passend bij de gestelde diagnosen. Van Elsäcker beschrijft dat de klachten deels samen kunnen hangen met medicatie en deels ook gerelateerd kunnen worden aan het verlies van conditie. Omdat het dagverhaal van eiseres goed gevuld lijkt, acht de verzekeringsarts de belastbaarheid in duur toegenomen. De bestaande tijdelijke urenbeperking van 20 uur per week, wordt aangepast naar 30 uur per week, omwille van preventie. Verweerder legt dit in het besluit van 26 maart vast (het primaire besluit).
5. Eiseres begrijpt niet dat zij niet meer arbeidsongeschikt wordt geacht, omdat het in haar beleving minder goed met haar gaat dan in 2014. Daarom maakt zij bezwaar tegen het primaire besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben de eerste beoordelingen bekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ( M.M. Middelbos , 25 augustus 2020) ziet geen reden om af te wijken van het oordeel van Elsäcker . Zij stelt vast dat er een groot verschil is tussen de belastbaarheid die eiseres ervaart en die door de verzekeringsarts in de FML is vastgelegd. Voor eiseres geldt dat een groot aantal klachten wordt ervaren en dat er verschillende diagnoses zijn, maar geen van de klachten kan vanuit een ziekte of gebrek worden verklaard. De klachten zijn volgens Middelbos onvoldoende te objectiveren. Desondanks zijn er toch beperkingen aangenomen omdat de claim van eiseres voldoende interne consistentie vertoont. Deze verzekeringsarts ziet geen bijzondere omstandigheden om van de aangenomen beperkingen af te wijken. De beoordeling van de vorige arts voldoet aan de daaraan gestelde eisen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ( K. Alemdar , 17 september 2020) wijkt wel af van de beoordeling van Verhoeven . Eén van de geduide functies overschrijdt de urenbelasting per dag. Er resteren voldoende passende functies om tot een schatting te komen en hij bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid op 69,41%. Verweerder is op basis van deze beoordeling van plan het primaire besluit van 26 maart 2020 te wijzigen en laat eiseres dit voornemen op 22 september 2020 schriftelijk weten. De WIA-uitkering blijft wel in de klasse 65-80%.
6. Eiseres verzet zich tegen dit voornemen. Eiseres benadrukt opnieuw dat zij niet in staat is 30 uur per week te werken omdat zij daarbij onvoldoende rust kan nemen. Zoveel uren verhouden zich niet tot de beperkingen die zij ervaart door de pijnklachten in de gewrichten die voortdurend aanwezig zijn. Dit standpunt is bij Middelbos bekend en uitgebreid onderzocht en besproken. Deze concludeert in het rapport van 14 oktober 2020 dat geen nieuwe of andere medische onderbouwing beschikbaar is om hierop terug te komen. Vervolgens neemt verweerder op 19 oktober 2020 het hier bestreden besluit.
7. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2021 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

9. Eiseres heeft in beroep, evenals in bezwaar, gesteld dat zij niet begrijpt dat nu het zoveel slechter met haar gaat, er niet meer beperkingen worden aangenomen. Vooral het gegeven dat de verzekeringsartsen vinden dat zij 30 uur per week (6 uur per dag) kan werken, kan zij niet volgen. Zij heeft nieuwe diagnoses fibromyalgie en prikkelbare darm syndroom en heel veel (pijn)klachten die enorm veel van haar energie vragen, waardoor zij iedere dag als een strijd ervaart. Zij moet steeds pauze nemen bijvoorbeeld al na 10 minuten lopen. Zij heeft te weinig energie om de geduide functies uit te kunnen voeren. Zij vindt dat haar beperkingen door verweerder zijn onderschat en dat zij niet meer dan 20 uur per week en 4 uur per dag kan werken.
10. Verweerder ziet geen reden om terug te komen van zijn standpunt dat eiseres 30 uur per week en 6 uur per dag kan werken. De situatie van eiseres is door de verzekeringsartsen goed bekeken en beoordeeld. Er zijn geen nieuwe medische gegevens die aanleiding geven om tot een andere conclusie en aanpassing van de FML te komen.

De beoordeling

11. De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of verweerder terecht geen reden heeft gezien om de belastbaarheid voor arbeid bij eiseres te herzien.
12. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op de rapportages met de beoordeling van de verzekeringsartsen, omdat de verzekeringsartsen hier deskundig in zijn. Deze rapportages van verzekeringsartsen, moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn.
Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en onbegrijpelijkheden in de rapportages kunnen aannemelijk gemaakt worden door niet medisch geschoolden.
Omdat de rechtbank geen medische expertise heeft en dus niet kan beoordelen of een medisch oordeel juist is, is voor het aannemelijk maken dat de door verweerder gegeven medische beoordeling onjuist is, in beginsel een rapportage van een arts of ten minste medische informatie nodig, die twijfel zaait over de medische beoordeling van verweerder.
13. De rechtbank ziet in wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
13.1.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen met hun beoordeling inzichtelijk en voldoende gemotiveerd rekening hebben gehouden met de klachten van eiseres. Er zijn daarvoor in de FML van 28 februari 2020, ondanks het ontbreken van duidelijke medisch objectiveerbare aandoeningen, vanwege de vele klachten beperkingen aangenomen in de rubrieken 1,2,3,4,5 en 6. Een medisch onderbouwing op grond waarvan meer en/of zwaardere beperkingen zouden moeten worden aangenomen, ontbreekt.
13.2.
Verweerder is uitgegaan van een urenbeperking van 30 uur per week, 6 uur per dag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt vast dat de bij eiseres bekende klachten en beperkingen in de beoordeling zijn meegenomen. De buikklachten, waarvoor een bezoek aan de uroloog is gebracht, zijn niet meegenomen want die klachten waren op de datum in geding (24 mei 2019) nog niet aan de orde. De rechtbank kan dit volgen.
13.3.
Uit de rapporten van de verzekeringsartsen, zoals hiervoor is weergegeven onder overwegingen 4 en 5, blijkt dat zij de energetische beperkingen die eiseres ervaart als gevolg van onder meer het CVS, de fibromyalgie en de pijnklachten hebben onderkend en meegewogen. Middelbos merkt op dat deze diagnoses per definitie niet gepaard gaan met objectiveerbare pathologie. Het ervaren van fysieke klachten zonder een aantoonbare medische oorzaak wordt omschreven als somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) en levert strikt genomen vanuit het Schattingsbesluit geen gronden op voor het aannemen van beperkingen. Desondanks zijn in het geval van eiseres beperkingen aangenomen. Middelbos concludeert dat de primaire verzekeringsarts de gegevens via een geschikte methode heeft verzameld. De daarop gebaseerde overwegingen en conclusies bevatten geen innerlijke tegenspraak, zijn niet evident medisch onjuist en passen binnen het wettelijk beoordelingskader. Hij kan zich vinden in de aangenomen beperkingen en de urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week op basis van het goed gevulde dagverhaal.
13.4.
De rechtbank kan dit volgen. Zoals Middelbos overweegt is eigen aan SOLK dat niet geheel duidelijk is aan welke ziekte of aan welk gebrek de (pijn)klachten zijn toe te schrijven. Binnen de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geldt in principe dat er pas sprake is van arbeidsongeschiktheid als de verzekerde op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, niet of slechts beperkt kan werken. Alleen klachten die medisch kunnen worden onderbouwd (die steun vinden in de medische bevindingen van een arts of medisch behandelaar), worden vertaald naar arbeidsbeperkingen in een FML. Slechts in bijzondere gevallen kan arbeidsongeschiktheid worden aangenomen zónder die medische onderbouwing. Daarbij geldt dan wel de minimumeis dat (meerdere) onafhankelijke, medisch deskundigen of artsen vrijwel eenduidig, consistent en naar behoren medisch gemotiveerd en verantwoord, beoordelen dat de verzekerde als gevolg van ziekte of gebrek desondanks arbeidsongeschikt is. [1] De rechtbank is niet gebleken dat in geval van eiseres te weinig beperkingen zijn aangenomen. In de medische informatie komt weliswaar naar voren dat eiseres verschillende diagnoses heeft en voor uiteenlopende klachten naar de huisarts gaat, maar daarin wordt niet door (meerdere) medisch deskundigen eenduidig en consistent beoordeeld dat eiser meer en verdergaand beperkt is vanwege haar SOLK dan de beperkingen die daarvoor al in de FML zijn opgenomen. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die aanleiding geeft tot een andere conclusie.
13.5.
Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. Het betoog van eiseres slaagt niet.
14. Omdat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de in de FML van 28 februari 2020 opgenomen beperkingen onvolledig of onjuist zouden zijn, moet worden aangenomen dat de geduide functies geschikt zijn voor eiseres. In de arbeidskundige rapportages van 12 maart 2020, 17 september 2020 en 14 oktober 2020 en daarbij bijbehorende Resultaat functiebeoordeling is naar het oordeel van de rechtbank toereikend en inzichtelijk gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn bij de belastbaarheid van eiser. Gelet op het loon dat eiseres in deze functies zou kunnen verdienen ten opzichte van het maatmanloon, heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser bepaald op 69,41%. Verweerder heeft daarom terecht de hoogte van de WGA-vervolguitkering niet gewijzigd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.A. Willems, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.de rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:286.