Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
20/2163 t/m 20/2170, 20/2172 t/m 20/2176, 20/2178 t/m 20/2187, 20/2189 t/m 20/2202, 20/2204 t/m 20/2212, 20/2214 t/m 20/2259, 20/2261 t/m 20/2291
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres, eigenaar van een kantoorpand dat wordt omgebouwd tot appartementen, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waardes die zijn vastgesteld voor de appartementen in aanbouw, omdat zij van mening is dat deze te laag zijn. De heffingsambtenaar heeft in een eerdere uitspraak het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag vernietigd, omdat de appartementen ten onrechte als zelfstandige objecten waren aangemerkt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de objectafbakening die aan de WOZ-beschikkingen ten grondslag lag, niet juist was. De rechtbank oordeelt dat de appartementen op de peildatum als één onroerende zaak moeten worden aangemerkt, omdat zij door eiseres voor één organisatorisch doel werden aangewend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de appartementen in aanbouw niet als afzonderlijke onroerende zaken kunnen worden gezien, omdat zij deel uitmaken van een samenstel dat bij dezelfde belastingplichtige in gebruik is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de vernietiging van de WOZ-beschikkingen door de heffingsambtenaar terecht was. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en zal openbaar worden gemaakt. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.