ECLI:NL:RBMNE:2021:2880
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak met kinderdagverblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een kinderdagverblijf, gelegen in [plaats]. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 363.000,- op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres, de eigenaar van de onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en stelde een lagere waarde van € 172.000,- voor, onderbouwd met taxatierapporten van twee taxateurs.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype for Business, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een taxateur. De heffingsambtenaar was ook aanwezig, vergezeld door een collega. De rechtbank heeft vastgesteld dat er overeenstemming was tussen partijen over de wijze van waardebepaling, namelijk de gecorrigeerde vervangingswaarde, en dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk moest maken.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen. Eiseres betwistte de levensduurverlenging die door de heffingsambtenaar was toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de onroerende zaak volledig operationeel was en dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.