Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 3 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- die inzicht geven in het standpunt van het ministerie en de Onderwijsinspectie over het inzetten van publieke middelen voor particulier onderwijs;
- die inzicht geven in de wettelijke en onderliggende regelgeving, beleidsdocumenten of andere documenten over het inzetten van publieke middelen voor particulier onderwijs;
- die inzicht geven in wat de Onderwijsinspectie doet als zij constateren dat er publieke middelen worden ingezet voor de financiering van particulier onderwijs;
- waarin het ministerie van Onderwijs en/of de Onderwijsinspectie en/of de samenwerkingsverbanden en/of de scholen heeft geïnformeerd over de wijze waarop publieke middelen wel of niet ingezet mogen worden voor de financiering van particulier onderwijs;
- over alle samenwerkingsverbanden die direct of indirect publieke middelen hebben aangewend voor particulier onderwijs, en per gebeurtenis wil eiser weten:
welgefinancierd kan worden.
Het primaire besluit
Het bestreden besluit
Stukken verstrekt onder geheimhouding
De afbakening van het geschil
- document 19: de rechtbank stelt vast dat dit een interne mailwisseling betreft. In de mail van 24 juli 2014 wordt een vraag gesteld en deze vraag is op 25 juli 2014 door een ander beantwoord. Niet valt in te zien waarom hieruit volgt dat er meer stukken zouden moeten berusten bij verweerder.
- 158: eiser zegt over dit document dat er geen reactie is richting de verzoeker. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit een interne mail van OCW betreft. De rechtbank stelt vast dat deze reactie van verweerder klopt.
- 161: de rechtbank stelt vast dat dit een interne mailwisseling betreft. De reactie van verweerder, namelijk dat er geen vraag is gesteld in deze mailwisseling, komt op de rechtbank niet ongeloofwaardig over.
- 162: eiser stelt dat er geen reactie is richting onderwijsconsulenten en [A] , maar het is de rechtbank ook niet gebleken dat die reacties er moeten zijn. Het betreft een interne mailwisseling van verweerder waarin door verweerder wordt gezegd dat er contact zal worden opgenomen met de ouders. Het is niet bekend op welke manier dit gebeurt; telefonisch of via de e-mail. De rechtbank ziet daarom in het ontbreken van een schriftelijke reactie niet direct aanleiding om te veronderstellen dat er meer documenten moeten zijn dan verweerder verstrekt heeft.
- 167: de rechtbank stelt vast dat er wordt gesproken over een telefonisch reactie. Het is de rechtbank niet duidelijk of dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden, en of er bijvoorbeeld een telefoonnotitie van is gemaakt. Daartoe zijn geen concrete aanwijzingen.
- 168: de rechtbank begrijpt de opmerking van eiser over dit document zo dat de verzoeken vanuit het samenwerkingsverband ten onrechte geen onderdeel uitmaken van de stukken. De rechtbank volgt deze stelling van eiser niet, omdat de mail gaat over uitwisseling van de stand van zaken in een aantal casussen. Dit betekent dan ook niet dat de verzoeken bij de mailwisseling moeten zitten.
- 170: eiser stelt dat er geen reactie richting de vader is gekomen. Verweerder stelt dat het een interne mail is en dat het antwoord naar de vader op een andere wijze is verstrekt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de reactie van verweerder te twijfelen nu het om een interne update van OCW gaat.
- 246: de rechtbank is van oordeel dat de opmerkingen van eiser onvoldoende concreet maken dat er meer stukken moeten zijn.
- 248: eiser stelt dat de reactie aan het Ministerie van VWS ontbreekt. Volgens verweerder is gedingstuk 254.3 het antwoord. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het standpunt van verweerder te twijfelen.
- 235: de rechtbank stelt vast dat dit een verzoek is van de betreffende ouders aan verweerder, wat intern doorgestuurd is. Dat er geen reactie is gestuurd aan het Ministerie van VWS vindt de rechtbank dan ook niet onaannemelijk.
- 256: de rechtbank stelt vast dat dit een interne mailwisseling betreft. Er zijn geen aanwijzingen dat deze mailwisseling voortkomt uit een vraag van het Ministerie van VWS.
- 269: de rechtbank is van oordeel dat het onvoldoende concreet gemaakt is dat er een benadering is geweest vanuit het Ministerie van VWS.
- 17: verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat die reactie niet via hen is gegaan, dan wel via een orgaan dat onderdeel uitmaakt van het Ministerie van OCW. De rechtbank vindt die enkele stelling ongeloofwaardig.
- 73: verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom er geen antwoord in het dossier zit van de hoofdinspecteur aan [B] . Dit omdat uit de stukken volgt dat de hoofdinspecteur door [B] is benaderd, die stuurt vragen aan het OCW en die zegt dat het goed is dat ze op de hoogte worden gehouden. Aannemelijk is aldus dat het antwoord aan OCW is gestuurd. Verder merkt de rechtbank in het kader van dit document nog op dat uit de gelakte delen in dit document lijkt te volgen dat er meer stukken onder verweerder moeten berusten dan nu openbaar zijn gemaakt. De rechtbank geeft verweerder in overweging om dit nader te controleren.
- 147: de rechtbank vindt de reactie van verweerder niet geloofwaardig dat dit een interne OCW mail betreft. Ook al betreft dit een interne e-mailconversatie dan is die ontstaan naar aanleiding van een vraag van het SWV en daarop ziet de rechtbank geen reactie in het dossier. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er geen reactie op is gekomen aan het samenwerkingsverband.
- 152: de rechtbank stelt vast dat dit een interne mailwisseling betreft. Er wordt echter wel in gezegd dat er nog een reactie zal worden gestuurd aan [A] . Die reactie is niet gegeven, althans, verweerder heeft niet aangegeven welk document de reactie richting [A] bevat. De rechtbank acht de reactie van verweerder dat er geen reactie richting [A] is aldus onvoldoende geloofwaardig en onvoldoende gemotiveerd.
- 166: de rechtbank stelt vast dat er in de mail van 12:53 uur staat dat er in de bijlage een verzoek van mevrouw zit. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom deze bijlage niet openbaar is gemaakt. Als het verzoek zich wel in het Wob-dossier bevindt dan had verweerder moeten toelichten om welk processtuk het gaat.
- 173: de rechtbank leidt uit de mailwisseling af dat het waarschijnlijk is dat er een antwoord is gekomen op deze mailwisseling. Verweerder moet zijn stelling dat er geen reactie richting SWV Gouda is, beter motiveren, bijvoorbeeld door uit te leggen welke mailboxen zijn onderzocht of als de reactie telefonisch is gegeven waarom daar geen notitie van is.
- 210 t/m 213: het is de rechtbank niet duidelijk of eiser in dit kader bedoelt dat de reactie er nog niet is, of dat de reactie ontbreekt, maar dit ontslaat verweerder niet van zijn motiveringsplicht. Verweerder moet motiveren of die reactie er is, en dat heeft hij niet gedaan.
- 215 t/m 217: zie overweging 210 t/m 213.
- 223: de rechtbank constateert dat er in de ongelakte versie van dit stuk een bijlage zit (223.1). Het betreft een concept antwoord. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom deze bijlage geen onderdeel uitmaakt van het openbare dossier. Verder heeft verweerder ten onrechte niet inzichtelijk gemaakt waar de definitieve versie van het antwoord zich in het dossier bevindt.
- 224: de rechtbank stelt vast dat dit niet de concept-reactie is die wordt genoemd in document 210. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd of de gesprekken plaats hebben gevonden en of er notulen van zijn.
- 227: de rechtbank stelt vast dat de reactie aan EenVandaag ontbreekt. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd waarom die reactie er niet is of waarom die niet is opgesteld.
- 229: de rechtbank stelt vast dat er in het stuk staat dat de ouder wordt teruggebeld voor een reactie. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd of er een verslag is van het terugbellen of niet.
- 232: de rechtbank stelt vast dat de mail van 15:52 uur van het Ministerie van VWS gericht is aan verweerder. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte niet gemotiveerd waarom daar geen antwoord op is gegeven of waarom dat antwoord niet (deels) openbaar is gemaakt.
- 233: de rechtbank stelt vast dat er geen reactie naar het Ministerie van VWS is aangetroffen, terwijl het op basis van de e-mails wel waarschijnlijk is dat er een reactie is gegeven. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd waarom er geen reactie is gegeven of waarom die reactie niet (deels) openbaar is gemaakt.
- 234: de rechtbank stelt vast dat er geen reactie naar het Ministerie van VWS is aangetroffen, terwijl het op basis van de e-mails wel waarschijnlijk is dat er een reactie is gegeven. Ook wordt er in de e-mail van 11:27 uur op 21 juni 2018 gerefereerd aan een bijlage die ontbreekt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom die reactie er niet is en waarom de bijlage niet (deels) openbaar is gemaakt.
- 235.1: de rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd of er een reactie is en waar die al dan niet zit in het dossier.
- 236: de rechtbank stelt vast dat er geen reactie naar het Ministerie van VWS is aangetroffen. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd of er een reactie is en waar die al dan niet zit in het dossier.
- 237: idem (236).
- 238: de rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd of er een reactie is gegeven (al dan niet telefonisch) waarvan een verslag of een notitie is gemaakt.
- 240: verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd waarom daar geen antwoord op is gegeven of waarom dat antwoord niet (deels) openbaar is gemaakt.
- 241: de rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd of hij een reactie heeft ontvangen, al dan niet telefonisch. En als er sprake was van een telefonische reactie, of daarvan een telefoonnotitie beschikbaar is.
- 250: de rechtbank is van oordeel dat eiser terecht heeft gesteld dat er geen reactie aan het samenwerkingsverband is overgelegd, terwijl dit wel in de lijn der verwachting zou liggen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit antwoord ontbreekt.
- 251: de rechtbank is van oordeel dat eiser terecht heeft gesteld dat er geen reactie aan het samenwerkingsverband is overgelegd, terwijl dit wel in de lijn der verwachting zou liggen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit antwoord ontbreekt.
- 253: de rechtbank stelt vast dat de genoemde bijlage ‘anoniem advies’ is overgelegd. De bijlage genaamd ‘opschalen thuiszitters casus’ zit echter niet bij de stukken. Ook de reactie naar VWS ontbreekt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze stukken geen onderdeel uitmaken van het dossier.
- 255: de rechtbank stelt vast dat de bijlage bij de mail van 10 juli 2018 om 15:22 uur ontbreekt. Verweerder heeft dat ten onrechte niet onderkend. Verder ontbreekt ook de eindreactie op de mails aan het Ministerie van VWS. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze stukken ontbreken.
- 258: de rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd of er een nota is of niet.
- 263: de rechtbank stelt vast dat er in de mails staat: “morgen volgt meer inhoudelijke reactie”. De rechtbank stelt vast dat deze inhoudelijke reactie is overgelegd als document 267. Verweerder heeft dit echter ten onrechte niet gemotiveerd. Verder vindt de rechtbank geen concrete aanwijzingen voor de stelling van eiser dat er een reactie naar minister Slob zou moeten zijn.
Weigeringsgronden
Gelakte delen zijn persoonlijke beleidsopvattingen
Gelakte delen zijn in zijn geheel geen persoonlijke beleidsopvattingen
Gelakte delen zijn gedeeltelijk geen persoonlijke beleidsopvattingen
- 73: de rechtbank is van oordeel dat in de email van 13 januari 2016 van 22:19 uur de tweede alinea, eerste zin, ten onrechte is gelakt als intern beraad. Deze zin betreft namelijk een feitelijkheid. De verdere lakkingen die zien op de e-mail van 14 januari 2016 zijn naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte gedaan met een beroep op artikel 11 van de Wob. Van een deel van die tekst is onduidelijk of de inhoud wel onder het Wob-verzoek valt. Verder bevatten de delen (ook) persoonsgegevens, die verweerder apart had moeten lakken met een beroep op artikel 10, eerste lid, van de Wob.
- 212: de rechtbank is van oordeel dat de gelakte zin in dit document buiten het kader van het Wob-verzoek valt en dat de inhoud ervan ook geen intern beraad is.
- 229: op de tweede pagina van dit stuk is een deel gelakt op de grond dat sprake is van intern beraad. De rechtbank merkt op dat dit deel ontbreekt in het ongelakte dossier, zodat de rechtbank deze weigeringsgrond niet kan controleren. De rechtbank verzoekt verweerder om dit stuk alsnog ongelakt over te leggen. Verder lijkt het stuk in het openbare dossier ook niet volledig te zijn. De eerste zin van het stuk is niet volledig.
- 253: ten aanzien van dit document merkt de rechtbank op dat verweerder dat opnieuw dient te bekijken en op feitelijkheden dient te filteren omdat de rechtbank constateert dat ook passages uit 253.1 daarin genoemd worden en dat stuk geen weigering onder artikel 11 van de Wob bevat.
Conclusie
Beslissing
mr. M.L. van Emmerik, leden, in aanwezigheid vanmr. B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 3 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.