Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen
1.
Procesverloop
Overwegingen
Beoordeling artikel 39a van de WAO
Beoordeling artikel 37 van de WAO
Beslissing
de rechter is verhinderd
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.G.J. Ligtenberg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door M. van Mourik. Eiseres ontving een WAO-uitkering die sinds 11 oktober 2011 was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Eiseres heeft in 2019 aangegeven dat haar gezondheidssituatie per 1 februari 2017 was verslechterd, maar verweerder heeft in zijn primaire besluit van 22 juli 2019 en het bestreden besluit van 15 januari 2020 geoordeeld dat er geen aanleiding was om de uitkering te verhogen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op 25 november 2020 en 26 mei 2021, heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat eiseres niet verzekerd was voor de WAO en dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit gebrekkig was, omdat verweerder niet had beoordeeld of eiseres voor 10 maart 2016 een nieuwe wachttijd had volbracht. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 1.335,-.