ECLI:NL:RBMNE:2021:2765

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 1103
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening zorgtoeslag en kindgebonden budget; rechtsgeldigheid van herziening op basis van nieuwe inkomensgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door gemachtigden. De zaak betreft de herziening van de definitief berekende zorgtoeslag en het kindgebonden budget over het jaar 2018. Eiser ontving in 2018 voorschotten voor deze toeslagen, maar de Belastingdienst heeft deze bedragen herzien op basis van nieuwe inkomensgegevens die na de definitieve vaststelling van de aangifte inkomstenbelasting bekend zijn geworden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze herziening, maar de Belastingdienst heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst op 4 november 2020 kennis heeft gekregen van het Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi) van de toeslagpartner van eiser, wat aanleiding gaf tot herziening van de eerder vastgestelde bedragen. Eiser betoogde dat er geen nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht de herziening heeft doorgevoerd. De rechtbank verwijst naar de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling (Awir), die bepaalt dat de Belastingdienst verplicht is om inkomensgegevens te volgen die door de inspecteur zijn vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat de herziening van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget rechtmatig was en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van actuele en correcte inkomensgegevens voor de vaststelling van toeslagen en de verplichtingen van de Belastingdienst om deze gegevens te verwerken. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1103

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: J.L. Horst),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. H.A. Siertsema).

Procesverloop

In het besluit van 31 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de definitief berekende zorgtoeslag en kindgebonden budget over 2018 herzien en vastgesteld op € 594,- respectievelijk € 1.573,- en daarbij € 190,- teruggevorderd.
In het besluit van 8 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021 via Skype. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft in 2018 voorschotten zorgtoeslag en kindgebonden budget ontvangen. Verweerder heeft zijn recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget voor dat jaar bij besluit van 11 oktober 2019 definitief berekend en vastgesteld op € 701,- respectievelijk € 1.681,-. Bij besluit van 13 november 2020 heeft verweerder dit besluit herzien en de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2018 vastgesteld op € 685,- respectievelijk € 1.664,-.
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd in bezwaar, heeft verweerder de definitieve berekeningen zorgtoeslag en kindgebonden budget over het jaar 2018 herzien en vastgesteld op € 594,- respectievelijk € 1.573,- en daarbij in totaal € 190,- teruggevorderd.
3. In geschil is of verweerder de definitieve berekeningen van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2018 nogmaals heeft mogen herzien.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte het kindgebonden budget en de zorgtoeslag van eiser opnieuw heeft herzien, omdat er geen sprake is van nieuwe feiten die hiertoe aanleiding geven. Met het definitief worden van de aangifte inkomstenbelasting op 6 augustus 2020 waren alle gegevens bij verweerder al bekend. Verweerder had gebruik moeten maken van de in het basisregistratie inkomen (BRI) bekende inkomen van eiser en zijn toeslagpartner volgens de ingediende aangifte inkomstenbelasting 2018. Als verweerder dit had gedaan en dus juist had gehandeld dan had verweerder het inkomen van eiser moeten vaststellen op in totaal € 25.096,- en het inkomen van de echtgenote op € 1.474,-, aldus eiser. Er is sprake van onzorgvuldig handelen, onbehoorlijk bestuur en daardoor een onrechtmatige daad.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de definitieve berekeningen van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2018 nogmaals heeft mogen herzien. Verweerder is pas op 4 november 2020 met het Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi) en wereldvermogen van de toeslagpartner van eiser bekend geworden en deze wijziging was nog niet meegenomen, omdat wijzigingen die binnenkomen na 15 oktober 2020 definitief beschikt worden op 31 december 2020.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de definitieve berekeningen van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2018 nogmaals heeft herzien. In de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling (Awir) is bepaald dat indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een eerste vaststelling, eerste bepaling of wijziging van een inkomensgegeven of niet in Nederland belastbaar inkomen blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laat bedrag is toegekend, de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met inachtneming van die eerste vaststelling, eerste bepaling of wijziging herziet. [1] Verweerder is op 4 november 2020 bekend geworden met het NiNbi en wereldvermogen van de toeslagpartner van eiser en verweerder is naar aanleiding van die melding terecht tot herziening overgegaan. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter is verweerder verplicht het door de inspecteur vastgestelde verzamelinkomen te volgen. [2] Verweerder past inkomensgegevens aan naar aanleiding van een door inspecteur gedane melding. Op 7 oktober 2020 ontvangt verweerder van de inspecteur het NiNbi van eiser, dit is vastgesteld op € 265,-. Op basis van het nieuwe gezamenlijk toetsingsinkomen van
€ 25.096,- is de zorgtoeslag herzien naar € 685,- en het kindgebonden budget naar € 1664,-. Het gezamenlijk toetsingsinkomen wordt daarna nog een keer aangepast door de melding op 4 november 2020 over het NiNbi van de toeslagpartner van eiser. Dit is vastgesteld op
€ 1.474,-. Op basis van het nieuwe gezamenlijk toetsingsinkomen van € 26.570,- is de zorgtoeslag herzien naar € 594,- en het kindgebonden budget naar
€ 1.573,-. Omdat verweerder niet eerder bekend was met deze inkomensgegevens volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld of zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 20, eerste lid, van de Awir.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1048.