ECLI:NL:RBMNE:2021:2763

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 4468
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de korpschef van politie. Eiser had op 12 oktober 2020 verzocht om inzage in de politiegegevens die over hem worden verwerkt, op basis van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). Het bestreden besluit van 27 oktober 2020 wees dit verzoek gedeeltelijk toe, door eiser een overzicht van de registraties te verstrekken, maar feitelijke inzage werd niet verleend vanwege de coronamaatregelen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 april 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De korpschef van politie heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser weliswaar recht heeft op inzage in zijn persoonsgegevens, maar dat hij in dit geval voldoende informatie heeft ontvangen om een verzoek tot rectificatie in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet in strijd heeft gehandeld met de Wpg, aangezien eiser een overzicht heeft gekregen en de mogelijkheid om feitelijke inzage te vragen als er een dringende reden is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. Hamstra).

Procesverloop

In het besluit van 27 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot inzage van de politiegegevens die over hem worden verwerkt op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) toegewezen, in die zin dat aan eiser een overzicht is verstrekt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021 via Skype. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 12 oktober 2020 heeft eiser aan verweerder verzocht om inzage in de politiegegevens die over hem worden verwerkt. Verweerder heeft het verzoek toegewezen, in die zin dat aan eiser een overzicht van de registraties is verstrekt waarin politiegegevens van eiser worden verwerkt. In verband met het corona virus is geen feitelijke inzage verschaft. In het bestreden besluit is uitgelegd dat als er toch een dringende reden is tot inzage, dat er dan schriftelijk contact met het privacyloket van de Politie eenheid Midden Nederland kan worden opgenomen. Verweerder stelt in het verweerschrift dat aan een dringende reden geen zware eisen worden gesteld. Eiser heeft voor de zitting geen verzoek gedaan om inzage.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser meent dat hij recht heeft op een afschrift van het dossier, waarin politiegegevens over hem worden verwerkt.
3. Verweerder heeft stukken overgelegd ten aanzien waarvan hij onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis mag nemen. Vervolgens heeft de rechtbank aan eiser verzocht om aan te geven of hij de rechtbank toestemming geeft om kennis te nemen van deze stukken. Omdat eiser hiervoor geen toestemming heeft verleend, heeft de rechtbank de stukken niet bij de beoordeling van het beroep betrokken.
Het oordeel van de rechtbank
4. Niet in geschil is dat eiser inzage heeft gekregen in de vorm van een overzicht van de registraties waarin politiegegevens van hem worden verwerkt. Ook is eiser de handreiking gedaan om de stukken feitelijk in te zien als er sprake is van een dringende reden. Verweerder heeft daarmee niet in strijd gehandeld met artikel 25, eerste lid, van de Wpg. Uit artikel 25, eerste lid, van de Wpg volgt dat de betrokkene op diens verzoek recht heeft om uitsluitsel te krijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen. Eiser heeft geen belangen gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het niet verstrekken van een afschrift in zijn geval onevenredig is. [1] De rechtbank begrijpt dat eiser een afschrift wil ontvangen, zodat hij bij verweerder een verzoek kan indienen om correcties door te voeren. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het aan eiser verstrekte overzicht en de feitelijke inzage ook een verzoek om rectificatie kan worden gedaan. Zoals door verweerder ter zitting is toegelicht, gebeurt dit ook in de praktijk.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1852.