ECLI:NL:RBMNE:2021:2723

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4451
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde aanvraag Wajong en de beoordeling van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiser, na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering, opnieuw een aanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eerdere aanvraag was afgewezen op basis van een rapport van de verzekeringsarts, die concludeerde dat eiser op dat moment geen benutbare mogelijkheden had vanwege psychische kwetsbaarheid. Eiser trok zijn bezwaar tegen deze afwijzing later in, maar diende op 12 december 2019 opnieuw een aanvraag in, vergezeld van een rapport van Mind at Work. De verzekeringsarts concludeerde echter dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting voerde eiser aan dat het rapport van Mind at Work aantoont dat hij niet in staat is om arbeidsvermogen te ontwikkelen en dat het UWV het eerdere besluit had moeten herzien. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd waarom het eerdere besluit onjuist was. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van arbeidsvermogen niet alleen gebaseerd is op de mogelijkheid tot reguliere arbeid, maar ook op andere criteria zoals de basale werknemersvaardigheden en de belastbaarheid. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat eiser niet had aangetoond dat de eerdere conclusie van het UWV onjuist was. De rechtbank wees ook het verzoek om een deskundige te benoemen af, omdat dit niet nodig werd geacht voor de beoordeling van de zaak.

De uitspraak werd gedaan door rechter J.R. van Es-de Vries en is openbaar gemaakt op 21 juni 2021. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4451

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Op 27 juli 2016 heeft eiser een ‘aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend bij verweerder. Bij besluit van 5 september 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen. Volgens de verzekeringsarts had eiser op dat moment geen benutbare mogelijkheden vanwege verhoogde kwetsbaarheid voor psychoses, een recent doorgemaakte psychose en het gegeven dat meedraaien in de maatschappij het spanningsniveau zal verhogen. Volgens de verzekeringsarts was het ontbreken van arbeidsvermogen echter niet duurzaam te achten omdat het niet was uitgesloten dat de situatie van eiser met adequate therapie nog zou verbeteren. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft zijn bezwaar later weer ingetrokken.
Op 12 december 2019 heeft eiser opnieuw een ‘aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ ingediend. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft eiser een rapport overgelegd van Mind at Work van 4 september 2019.
De verzekeringsarts is in zijn rapport van 24 januari 2019 tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Er zijn geen aanwijzingen voor toename van klachten door dezelfde ziekteoorzaak. In het rapport van Mind at Work worden geen expliciete medische onderzoeksgegevens benoemd en ook lijkt het rapport als kader: ‘participatie in reguliere arbeid’ te hanteren, terwijl dat niet het kader van de Wajong is.
Bij besluit van 29 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de nieuwe aanvraag geen nieuwe of andere informatie bevat. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om terug te komen op het eerder genomen (afwijzende) besluit van
5 september 2016. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Nadat ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 23 oktober 2020 tot de conclusie is gekomen dat er geen medische redenen zijn om het besluit van
5 september 2016 te herzien, heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard bij besluit van 27 oktober 2020 (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021 met behulp van Skype. Eiser heeft deelgenomen aan de Skype-zitting, bijgestaan door zijn vader ( [A] ), zijn begeleidster ( [B] ) en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
1. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert in beroep – samengevat weergegeven – aan dat verweerder het besluit van 5 september 2016 had moeten herzien omdat uit het rapport van Mind at Work uit 2019 blijkt dat eiser niet in staat is om arbeidsvermogen te ontwikkelen. Volgens eiser heeft hij daarom per 12 december 2019 (de datum van zijn tweede aanvraag) recht op een Wajong-uitkering. Ter zitting heeft eiser uitdrukkelijk aangegeven dat zijn aanvraag niet moet worden gezien als een Amber-melding. Het gaat eiser er alleen om dat verweerder voor de toekomst terugkomt op het eerder genomen besluit.
Juridisch kader
2. Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag dat hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Ingevolge het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong wordt onder “duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie” verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Ingevolge artikel 1a:1, zesde lid, van de Wajong wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
Eiser heeft aan verweerder gevraagd om voor de toekomst terug te komen op het besluit van 5 september 2016. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
14 januari 2015 [1] volgt dat, als sprake is van een aanvraag waarbij voor de toekomst wordt verzocht om terug te komen van een eerder besluit, de aanvrager feiten of omstandigheden moet vermelden die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. Met name zijn hierbij feiten en omstandigheden relevant die - ten minste ook - zien op de voor het oorspronkelijke besluit geldende beoordelingsdatum. De aanvraag moet deugdelijk en toereikend worden onderbouwd en, voor zover mogelijk, worden voorzien van relevant bewijs. Indien vervolgens de onjuistheid van het besluit door het Uwv wordt vastgesteld, is het Uwv gehouden een belangenafweging te maken.
3.2
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het door eiser ingebrachte rapport van Mind at Work niets zegt over de situatie in 2016. Met het overleggen van dit rapport heeft eiser dus niet deugdelijk en toereikend onderbouwd dat en waarom het oorspronkelijke besluit van 5 september 2016 onjuist was. Met name is niet onderbouwd dat de in 2016 getrokken conclusie dat het verlies aan arbeidsvermogen niet duurzaam te achten was, onjuist was. Verweerder is dan ook terecht niet toegekomen aan een belangenafweging. Daar komt bij dat in het rapport van Mind at Work de (bemiddeling naar) reguliere arbeid niet haalbaar wordt geacht, maar reguliere arbeid is bij de beoordeling van een aanvraag voor een Wajong-uitkering niet het criterium als het gaat om de vraag of eiser arbeidsvermogen heeft of kan ontwikkelen. De rechtbank wijst daarvoor naar het juridisch kader in rechtsoverweging 2. Voor zover eiser nog heeft opgemerkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet het gehele rapport van Mind at Work bij zijn onderzoek heeft betrokken, overweegt de rechtbank dat weliswaar niet concreet uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 oktober 2020 blijkt dat hij het gehele (in bezwaar aangevulde) rapport bij de beoordeling heeft betrokken, maar dat dit rapport wel wordt genoemd onder ‘informatie verkregen van derden’. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dat opzicht onzorgvuldig is geweest.
3.3
Eiser heeft de rechtbank gevraagd om een deskundige te benoemen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vindt de rechtbank dat niet nodig.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.