Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 april 2021;
- de akte uitlating van [eiser] .
2.De verdere beoordeling
€ 2.850,00 zijnde de waarborgsom.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen een huurder en verhuurder over de huur van bedrijfsruimte. De eiser, vertegenwoordigd door Fazet B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die gezamenlijk als gedaagde sub 1 c.s. worden aangeduid. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 28 april 2021, waarin de eiser de gelegenheid kreeg om nader bewijs te leveren over de stelling dat de gedaagden niet de juiste sleutels hebben overhandigd. De eiser heeft echter besloten af te zien van deze mogelijkheid, waardoor de vordering tot vervanging van het slot niet toewijsbaar is.
In het vonnis van 23 juni 2021 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagden aan de eiser een bedrag van € 2.195,21 moeten betalen, wat overeenkomt met de gematigde huur voor de maanden mei, juni en juli 2020, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast moet de eiser een bedrag van € 731,73 aan de gedaagden betalen, wat de huurvermindering over de maanden februari tot en met april 2021 betreft, alsook een waarborgsom van € 2.850,00. De vordering tot vergoeding van wettelijke rente door de gedaagden is niet onderbouwd en daarom niet toegewezen.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter H.M.M. Steenberghe in aanwezigheid van de griffier.