4.7De rechtbank stelt verder vast dat verweerder geen onderzoek heeft laten verrichten door Bureau Integriteit. Hoewel niet is gereguleerd in welke situaties Bureau Integriteit dient te worden ingeschakeld, was dat naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser wel aangewezen. De gevolgen van een besluit om een medewerker buitengewoon verlof en aansluitend disciplinair strafontslag te verlenen, zijn namelijk ingrijpend. In dit licht was er voor verweerder alle aanleiding om een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat er niets te onderzoeken was, omdat de feiten duidelijk waren en een onderzoek door Bureau Integriteit tijd kost. Gelet op wat de rechtbank in 4.1 tot en met 4.6 heeft overwogen, schieten deze argumenten van verweerder tekort.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank op diverse onderdelen ten onrechte heeft nagelaten om nader onderzoek te verrichten. Het onderzoek van verweerder is onvoldoende zorgvuldig geweest om tot een complete en eenduidige reconstructie van de feiten te komen.
b. Heeft eiser zich schuldig gemaakt aan de gedraging die hem wordt verweten?
6. Uit het oordeel in 5. vloeit voort dat verweerder zijn conclusie dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de gedraging die hij eiser verwijt, ten onrechte op dit onderzoek heeft gebaseerd.
7. Uit het samenstel van 5. en 6. volgt dat het bestreden besluit al geen stand kan houden, voor zover dit ziet op het disciplinaire strafontslag. Het beroep is dus gegrond. De vragen onder 3c, d en e behoeven daarom geen bespreking. Het geconstateerde gebrek kleeft eveneens aan primair besluit II. Dit gebrek kan in bezwaar niet worden hersteld. De rechtbank ziet hierin aanleiding om primair besluit II te herroepen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.136,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Over het verzoek om schadevergoeding
10. Ter zitting heeft eiser zijn verzoek om schadevergoeding ingetrokken. De rechtbank laat dit daarom onbesproken.