ECLI:NL:RBMNE:2021:2615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4003
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Ziektewetuitkering na beëindiging van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde L.M. van de Kerkhof, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M. Tieman. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, waarin werd bepaald dat zij met ingang van 24 februari 2020 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 23 januari 2020, waarin het Uwv haar uitkering had beëindigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 21 augustus 2012 ziek meldde en na een periode van ziekte niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Eiseres heeft in de loop der jaren verschillende medische klachten ervaren, waaronder lichamelijke en psychische klachten, en heeft in 2018 opnieuw een ZW-uitkering aangevraagd na een auto-ongeval. De rechtbank heeft het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat dit zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende medische informatie had en dat de vastgestelde beperkingen terecht waren.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over concentratieproblemen en fysieke klachten beoordeeld. Eiseres had verzocht om een neuropsychologisch onderzoek, maar de rechtbank zag geen reden om dit te laten uitvoeren, gezien de afwezigheid van twijfel over de medische beoordeling. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen en dat het Uwv terecht had besloten haar ZW-uitkering te beëindigen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: L.M. van de Kerkhof),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 24 februari 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 30 april 2021. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam als servicemedewerker voor 36,25 uur per week. Op 21 augustus 2012 meldde zij zich ziek vanwege lichamelijk en psychische klachten. Na het einde van de wachttijd kwam zij niet in aanmerking voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Van 20 juli 2016 tot 2 mei 2017 was eiseres ziek vanwege een andere oorzaak dan waarvoor zij eerder de wachttijd heeft doorlopen. Zij ontving in die periode een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Op 5 november 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld voor haar functie als bankmedewerkster/autorisatiebeheerder voor 26,64 uur per week na een auto-ongeval (van achteren aangereden). Er heeft een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.

Het oordeel van de rechtbank

Zorgvuldigheid van het onderzoek

3. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onterecht haar wervelkolom niet heeft onderzocht.
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was aanwezig bij de hoorzitting, heeft dossieronderzoek verricht en heeft eiser lichamelijk en psychisch onderzocht. De nekbewegingen zijn bij het lichamelijk onderzoek niet uitgevoerd, omdat eiseres misselijk en duizelig was. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat er sprake is van een onzorgvuldig onderzoek, omdat er van de behandelend sector voldoende medische informatie over de nekwervel van eiseres beschikbaar was. Uit de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt ook dat zij op de hoogte was van de nekklachten van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar conclusies dan ook gebaseerd op een compleet medisch beeld. In het rapport van 21 september 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zij tot haar beoordeling is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
Concentratieproblemen
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Er zijn onvoldoende beperkingen aangenomen ten aanzien van haar concentratieproblemen. Het verdelen en vasthouden van de aandacht is voor haar beperkt. Eiseres verwijst hierbij naar het door haar ingebrachte advies van medisch adviseur G.M.A. Clauwaert , de richtlijn Diagnostiek en Behandeling van mensen met Whiplash Associated Disorder I/II uit 2008 en het Verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash Associated disorder I/II 2008. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had op grond hiervan neuropsychologisch onderzoek moeten laten verrichten om de aanwezigheid van de cognitieve klachten te onderzoeken. Ook heeft eiseres ter onderbouwing van haar standpunt informatie van de fysiotherapeuten en de osteopaat overgelegd.
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3403) blijkt dat de door eiseres genoemde protocollen slechts bedoeld zijn als een hulpmiddel voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, dus om de beperkingen van eiseres in haar individuele geval vast te stellen aan de hand van haar medisch objectiveerbare klachten, en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet is gehouden om in de rapportages elk punt van het protocol te benoemen.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 21 september 2020 dat er geen medische grond aanwezig is om eiseres verdergaand te beperken vanwege concentratieproblemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de concentratieproblemen daarbij meegewogen en beoordeeld. Gelet op het feit dat eiseres met deze klachten rijangst training volgt, zelfstandig auto rijdt en bij de onderzoeken van de verzekeringsartsen geen concentratiestoornissen zijn geconstateerd, bestaat er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om eiseres te beperken ten aanzien van het vaststellen en verdelen van de aandacht.
8. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan de vastgestelde beperkingen. In het protocol staat dat met name aandacht en concentratie gelden als aandachtspunt bij het beoordelen van de functionele mogelijkheden van iemand met een whiplash. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport hieraan voldoende aandacht besteed. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de richtlijnen/protocollen en de daarin genoemde aandachtspunten in geval van whiplash dus kenbaar bij de beoordeling betrokken. Hij heeft inzichtelijk gemotiveerd dat de cognitieve klachten niet (kunnen) leiden tot het aannemen van meer beperkingen omdat op grond van zijn eigen onderzoek en de medische gegevens de daarvoor noodzakelijke objectief medische aanknopingspunten ontbreken. In het aanvullend rapport in beroep van 8 januari 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat de informatie van de fysiotherapeuten al in bezwaar bekend was en is meegewogen. De visie en de gegevens van de behandelend osteopaat komen overeen met zijn visie over de aard en ernst van de problematiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder betrokken dat eiseres vanwege haar klachten is onderzocht door een neuroloog en een psycholoog en dat haar behandelaars niet spreken over een noodzaak van een neuropsychologisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook in het individuele geval van eiseres kunnen afzien van het laten uitvoeren van neuropsychologisch onderzoek. Wat eiseres zelf aangeeft over de beperkingen die zij ervaart, weegt onvoldoende op tegen het medisch oordeel van de verzekeringsarts bewaar en beroep, die gespecialiseerd is in het vaststellen van arbeidsbeperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Fysieke klachten
9. Eiseres voert verder aan dat er vanwege haar nek- en hoofdklachten onterecht geen beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van het werken met toetsenbord en muis en beeldschermwerk. Zij wijst in dit verband op de publicatie van de Gezondheidsraad Beeldschermwerken van 20 december 2012. Er zijn ook onterecht geen beperkingen aangenomen ten aanzien van de belasting van de halswervelkolom en de schoudergordel en het maken van hoofdbewegingen. Ten aanzien van het frequent reiken zijn slechts lichte beperkingen aangenomen en er is onterecht geen beperking aangenomen voor het boven schouderhoogte actief zijn. Ook wijst eiseres op het door haar ingebrachte advies van medisch adviseur G.M.A. Clauwaert en de door haar overgelegde informatie van de fysiotherapeuten en de osteopaat.
10. In het rapport van 21 september 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er om overbelasting van de spieren en gewrichten te voorkomen beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van zware nek, arm, schouder, rug en been belastende factoren. Dit past beter bij het bewegingsadvies voor de rugproblematiek. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen medische grond voor verdergaande beperkingen ten aanzien van de nek- en schouderklachten, gelet op de afwezigheid van structurele afwijkingen, reeds beperkte zware belasting en het bewegingsadvies van de behandelend sector.
11. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres onvoldoende beperkt is geacht ten aanzien van haar fysieke klachten. Zoals hiervoor is overwogen, was de informatie van de fysiotherapeuten al in bezwaar bekend en is meegewogen en komen de visie en de gegevens van de behandelend osteopaat overeen met de visie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de aard en ernst van de problematiek. Zware nekbelastende factoren, passend bij de mede door de osteopaat vermelde problematiek, moeten beperkt worden en dat is gebeurd in de opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst. Eiseres is beperkt geacht ten aanzien van het dragen van zware beschermende kleding, grove trillingen op het lichaam, frequent buigen tijdens het werk, frequent reiken tijdens het werk, duwen, trekken, tillen, dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, langdurig aaneengesloten zitten. In het aanvullend rapport in beroep van
18 maart 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat er geen medische contra-indicatie is voor de uitvoering van volledige nekbewegingen. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank dus geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de fysieke beperkingen van eiseres. Medisch adviseur Clauwaert heeft eiseres niet zelf onderzocht en heeft niet verwezen naar de informatie van de behandelend sector dat op grond van die informatie de fysieke belastbaarheid van appellante is overschat. In de beschikbare medische gegevens worden geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de fysieke beperkingen zijn onderschat. De beroepsgrond slaagt niet.
Urenbeperking
12. Eiseres voert aan dat er op preventieve en energetische gronden een urenbeperking moet worden aangenomen. Zij verwijst hierbij naar het dagverhaal en haar klachten.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen. Er is namelijk geen sprake van een stoornis, die een aanzienlijk tekort aan energie aannemelijk maakt. Er is ook geen sprake van het te weinig opnemen van energie of het niet voldoende in staat zijn om de beschikbare energie efficiënt te gebruiken. Daarnaast is er geen sprake van een duidelijk te groot energieverbruik door de aard van de aandoening en/of verminderde mogelijkheden tot recuperatie als objectief medisch vaststelbaar gevolg van ziekte of gebrek. Verder volgt eiseres geen therapie waardoor zij verminderd beschikbaar is. Van een indicatie op preventieve gronden is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake. De beperkte duurbelastbaarheid is niet afleidbaar vanuit de aard en ernst van de problematiek en niet vanuit het dagverhaal van eiseres.
14. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en neemt daarbij in overweging dat eiseres in beroep geen objectiveerbare medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek tot benoeming van een deskundige
15. Eiseres voert aan dat cognitieve problemen slechts met een grote mate van zekerheid vastgesteld kunnen worden met een neuropsychologisch onderzoek. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom een onafhankelijke neuropsycholoog te benoemen voor het laten verrichten van neuropsychologisch onderzoek.
16. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Nu er, mede gelet op overweging 8, geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling ziet de rechtbank geen reden om een deskundige te benoemen, zoals door eiseres is verzocht.
Arbeidskundig onderzoek
17. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Uitgaande van de juistheid van de door verweerder bij eiseres aangenomen beperkingen, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapport van 24 september 2020 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. Er is een verdienvermogen vastgesteld van meer dan 65% van het maatmaninkomen.
Conclusie
18. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres met ingang van 24 februari 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd kan verdienen.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.