Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Inleiding
2.De onderzoekswensen
- het toevoegen van stukken die zien op vragen over de (betrouwbaarheid van de) versleuteling van de [bedrijfsnaam 1] berichten;
- een aanvullend proces-verbaal waarin zijn opgenomen de woordenlijsten/zoektermen op basis waarvan in onderzoek Appel de datasets zijn samengesteld;
- een aanvullend proces-verbaal waarin wordt uitgelegd hoe onderzoek Appel is voortgekomen uit de dataset van Lemont;
- een aanvullend proces-verbaal over de werking van [bedrijfsnaam 1] en de wijze waarop de gegevens in onderzoek Appel zijn vergaard en de wijze waarop het uit bronmateriaal (26Lemont) de in het dossier Appel weergegeven [bedrijfsnaam 1] gesprekken zijn samengesteld.
Verzoeken met betrekking tot de rechterlijke machtiging in Frankrijk en samenwerking met Frankrijk
op basis van rechtshulpverzoekenuit Nederland de Gendarmerie in Frankrijk een hack uitvoert ter verkrijging van data van specifieke in Nederland geïdentificeerde toestellen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de mededeling vanuit het Openbaar Ministerie dat deze rechtshulpverzoeken, gelet op de aard van het onderzoek, er niet zijn geweest.
equality of armsen het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM.
- de JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland met betrekking tot het onderzoek naar het bedrijf [bedrijfsnaam 1] en de aan het JIT ten grondslag liggende documenten, waaronder alle gespreksverslagen en notities;
- alle processen-verbaal aangaande informatie die vóór de vorming van het JIT door de Franse autoriteiten is verzameld en later is gevoegd in het JIT;
- alle documenten waaruit blijkt dat beide JIT-partners bij het verzamelen van informatie over de gebruikers van [bedrijfsnaam 1] hebben gehandeld op basis van de geldende rechtsregels van het desbetreffende land;
- de rechtshulpverzoeken die sinds 2019 zijn gedaan met betrekking tot [bedrijfsnaam 1] ;
- persberichten inzake het onderzoek naar [bedrijfsnaam 1] ;
- verslagen van overlegstructuren binnen politie en justitie die hebben geleid tot gebruik/delen van [bedrijfsnaam 1] data;
- het laten opmaken van aanvullende processen-verbaal die betrekking hebben op de gang van zaken van het [bedrijfsnaam 1] onderzoek;
- het horen van de getuige [getuige 12] ;
- het horen van de getuige [getuige 13] ;
- het horen van de officieren van justitie van het Landelijk Parket [aanduiding 1] , [aanduiding 2] en [aanduiding 3] ;
- het horen van alle Franse opsporingsambtenaren;
- het horen van alle Engelse medewerkers van de National Crime Agency;
- het horen van de getuigen [getuige 14] , [getuige 15] , [getuige 16] , [getuige 17] , [getuige 18] ;
- het horen van Engelse officieren van justitie;
- het toevoegen van alle processen-verbaal, bevelen, machtigingen en vorderingen die in Frankrijk voor de inzet van de interceptietool zijn ingediend/verleend (in een Nederlandse vertaling);
- het toevoegen van alle officiële overheidsstukken uit het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk die aldaar in de lopende procedures door de vervolgende instantie wordt ingebracht in het kader van [bedrijfsnaam 1] ;
- het horen van Franse onderzoeksrechters;
- het horen van getuigen bij project [naam project] betrokken medewerkers van het NFI;
- het horen van alle verantwoordelijken die betrokken waren bij de uitvoering van de Franse operatie ter verkrijging van de berichten, waaronder ook uitdrukkelijk worden verstaan de betrokken medewerkers van [.....] die de interceptietool zouden hebben ontwikkeld.
verkrijgenvan de [bedrijfsnaam 1] data door de Franse autoriteiten en het
verstrekkenvan die data aan de Nederlandse autoriteiten aan het vertrouwensbeginsel voorbij moet worden gegaan.
verwerkenvan die gegevens ten behoeve van Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken naar de individuele gebruikers van [bedrijfsnaam 1] als een toets ‘ten overvloede’ moet worden gezien, en daarmee niet relevant kan zijn voor de beantwoording van de vragen van 348 en 350 volgt de rechtbank vooralsnog niet. Mede gelet op de door de verdediging aangehaalde verdragsrechtelijke verplichtingen bij het verwerken van persoonsgegevens, kan de rechtbank niet op voorhand uitsluiten dat de machtiging van de rechter-commissaris niet relevant kan zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de strafzaak. Daar komt bij dat – zoals het Openbaar Ministerie ook onderkent – duidelijk was dat met de fase van het analyseren van de data bewijs voor strafrechtelijke onderzoeken van individuele gebruikers van [bedrijfsnaam 1] zou worden verkregen en een inbreuk zou plaatsvinden op de persoonlijke levenssfeer van de individuele [bedrijfsnaam 1] gebruiker. De toets die door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden en waarbij voorwaarden zijn gesteld aan het
gebruikvan de dataset Lemont voor andere strafrechtelijke onderzoeken kan daarmee in het kader van de door de verdediging benoemde verweren bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak relevant zijn.
zonderde inhoud van de [bedrijfsnaam 1] data verkregen binnen het onderzoek Lemont er een concrete verdenking van het criminele samenwerkingsverband in het onderzoek Fruit en vervolgens Appel kon worden geformuleerd. De [bedrijfsnaam 1] data uit Lemont lijkt daarmee van bepalende invloed te zijn geweest op het ontstaan van de verdenking jegens de verdachten in onderzoek Appel . Dat de data in Lemont is verkregen in een
anderstrafrechtelijk onderzoek, namelijk een onderzoek gericht - kort gezegd - tegen het bedrijf [bedrijfsnaam 1] zelf en niet de gebruikers ervan, vindt de rechtbank een moeizaam te volgen redenering. Immers, door het Openbaar Ministerie werd een lijst met concrete opsporingsonderzoeken overgelegd aan de rechter-commissaris waarin een [bedrijfsnaam 1] telefoon werd gevonden. De chatberichten uit de telefoons van die gebruikers (en ook de tegencontacten) mochten op basis van deze toestemming worden geanalyseerd. Die analyse is noodzakelijk om überhaupt tot vervolging van [bedrijfsnaam 1] over te kunnen gaan. Daarmee kan niet worden volgehouden dat het onderzoek Lemont uitsluitend ziet op [bedrijfsnaam 1] zelf en gaat de rechtbank ervan uit dat dit onderzoek ook tot doel had het opsporen van strafbare feiten van de gebruikers in gekoppelde onderzoeken.
verwerkingvan de data (dataset Lemont) in andere onderzoeken in Nederland en de overwegingen die aan die toestemming – onder voorwaarden – ten grondslag hebben gelegen.
- het toevoegen van alle vorderingen, afwijzingen en aan de machtigingen/bevelen ex artikel 126uba ten grondslag liggende processen-verbaal welke in het kader van onderzoek Lemont of daaruit voortvloeiende onderzoeken voorhanden zijn bij het Openbaar Ministerie;
- het laten opmaken van nadere processen-verbaal met betrekking tot de wijze waarop informatie is vergaard over de [bedrijfsnaam 1] accounts die aan de betreffende verdachten worden toegedicht;
- een aanvullend proces-verbaal van de officieren van 26Lemont waarin wordt ingegaan op de nog te stellen vragen van de verdediging;
- het horen van verbalisant [aanduiding 4] en de officieren van het LP betrokken bij 26Lemont.
verwerkingvan de uit Frankrijk verkregen gegevens door de Nederlandse autoriteiten eveneens het unierecht van toepassing is, overweegt de rechtbank het volgende.
La Quadrature du net) [3] volgt dat er bij de uitleg van deze richtlijnbepaling een onderscheid moet worden gemaakt naar de persoon die de gegevensverwerking uitvoerde. Het Hof legt uit dat “
elkeverwerkingvan persoonsgegevensdoor aanbieders van elektronische communicatiebinnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, inclusief de verwerking die het gevolg is van door de overheid aan die aanbieders opgelegde verplichtingen.” [4] Het Hof vervolgt in dat arrest “
Wanneer de lidstaten daarentegen rechtstreeks maatregelen toepassen die inbreuk maken op het beginsel van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie, zonder dat zij verwerkingsverplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronische communicatiediensten, wordt de bescherming van de gegevens van de betrokken personen niet beheerst door Richtlijn 2002/58, maar uitsluitend door nationaal recht, behoudens de toepassing van richtlijn 2016/680 (..), wat betekent dat de betrokken maatregelen met name in overeenstemming moeten zijn met het nationale constitutionele recht en met de vereisten van het EVRM.” Nu bij de interceptie van de [bedrijfsnaam 1] data geenszins sprake is geweest van een verwerking van persoonsgegevens door een elektronische communicatiedienst (het ‘bedrijf [bedrijfsnaam 1] ’ heeft immers geen data van [bedrijfsnaam 1] gebruikers aan de Franse of Nederlandse autoriteiten verstrekt), maar van rechtstreekse interceptie van [bedrijfsnaam 1] data door de Franse staat (buiten medeweten van het ‘bedrijf [bedrijfsnaam 1] ’ om) en verwerking van die gegevens door de Nederlandse autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat deze activiteiten niet vallen onder de werkingssfeer van de richtlijn 2002/58.
[account 1] , [account 2]en
[account 3]werden gekoppeld en of een derde berichten kon verwijderen, toevoegen of wijzigen.
[account 1] , [account 2]of
[account 3]om via die telefoons berichten te verzenden, wijzigen of verwijderen.
[verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 7] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 13]en
[verdachte 14]) en CSV B (
[verdachte 1] , [verdachte 11]en
[verdachte 12]).
[verdachte 12].
[verdachte 14] .
[verdachte 14].
[verdachte 14] .
[verdachte 14].
[verdachte 14].
[verdachte 14].
[verdachte 14].
[verdachte 14].
[verdachte 12].
[verdachte 14].
[verdachte 13].
[verdachte 10] .
[verdachte 10].
[verdachte 7]en
[verdachte 10].
[verdachte 10].
[verdachte 10].
[verdachte 10].
[verdachte 10].
[verdachte 10].
[verdachte 10].
[verdachte 10].