ECLI:NL:RBMNE:2021:2560

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
522738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1997, die verblijft in een instelling en waarvoor de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 3 juni 2021 opgelegde crisismaatregel. Deze maatregel is gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats via Skype, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, de behandelaar en een psychiater aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in de eerste dagen van de crisismaatregel medicatie onder dwang heeft gekregen, maar dat zijn toestand sindsdien is verbeterd. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, omdat de medische verklaring niet aan de wettelijke vereisten zou voldoen. De behandelaar en psychiater gaven echter aan dat de betrokkene nog steeds kwetsbaar is en dat voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank oordeelde dat de psychiater de betrokkene adequaat had beoordeeld, ondanks de beperkte interactie, en dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank verleende daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met de noodzaak van verplichte zorg zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en is schriftelijk vastgelegd op 15 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/522738 / FV RK 21-1143
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 7 juni 2021naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. L. Sinoo.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 04 juni 2021, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 3 juni 2021 opgelegde crisismaatregel
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 3 juni 2021;
  • de medische verklaring d.d. 3 juni 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Vanwege de Coronamaatregelen, heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door de advocaat;
- mevrouw [A] , behandelaar;
- mevrouw [B] , psychiater.
Betrokkene, de behandelaar en de psychiater waren in dezelfde ruimte. De advocaat bevond zich elders.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene, de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.De standpunten en de beoordeling

De standpunten
2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
2.2.
Betrokkene vertelt dat het beter met hem gaat en dat hij rustiger is dan een paar dagen geleden. De medicatie helpt hem om beter te kunnen slapen. Betrokkene wil naar huis en wil ambulant worden behandeld.
De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek. De advocaat stelt dat de medische verklaring niet aan de uitgangspunten van de wet en de jurisprudentie voldoet, nu de onafhankelijke psychiater betrokkene bij de beoordeling nauwelijks heeft gesproken. De advocaat verwijst ter onderbouwing naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. [1]
2.3.
De behandelaar verklaart dat betrokkene in de eerste dagen van de crisismaatregel medicatie onder dwang heeft gekregen omdat hij niet te sturen was. Daarna heeft betrokkene veel geslapen en sindsdien gaat het beter met hem. Het is de verwachting dat betrokkene over een aantal dagen weer naar huis kan. De behandelaar pleit wel voor voortzetting van de crisismaatregel, zodat dit als vangnet kan dienen voor wanneer het in de thuissituatie onverhoopt toch weer mis gaat.
2.4.
De psychiater verklaart dat zij betrokkene heeft onderzocht ten behoeve van het opstellen van de medische verklaring. Betrokkene werd ’s nachts opgenomen. Aanvankelijk leek hij bereid te zijn tot vrijwillige opname, maar later in de nacht is het mis gegaan. De psychiater heeft betrokkene de volgende ochtend beoordeeld. De psychiater heeft toen een kort gesprek gehad met betrokkene. Verder heeft zij de medische verklaring gebaseerd op hetgeen in de nacht is voorgevallen. De psychiater heeft betrokkene niet langer kunnen spreken, omdat hij afwerend was in het contact. Dat is ook een onderdeel van het onderzoek.
De beoordeling
2.5.
Anders dan de advocaat, is de rechtbank van oordeel dat in het kader van de aanvraag van een crisismaatregel de onafhankelijk psychiater betrokkene adequaat heeft kunnen beoordelen. Hoewel de psychiater betrokkene niet langdurig heeft gesproken, heeft de psychiater op de zitting verklaard dat er wel degelijk een kort persoonlijk gesprek tussen hen heeft plaatsgevonden. Bovendien is gebleken dat betrokkene afwerend was in het contact, waardoor het voor de onafhankelijk psychiater onmogelijk was om een langer gesprek met betrokkene te voeren. Dit maakt dat de psychiater de beoordeling verder heeft gebaseerd op een mondelinge overdracht en het medisch dossier van betrokkene. De rechtbank is van oordeel dat de psychiater zich in het kader van een crisismaatregel, waar immers weinig tijd is om op een later tijdstip of een andere dag betrokkene te onderzoeken, voldoende heeft ingespannen om betrokkene persoonlijk te onderzoeken. De medische verklaring voldoet daarom wel aan de vereisten van de wet en de jurisprudentie.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in ernstige psychische schade. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis een middelengerelateerde of verslavingsstoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene]
, geboren op [geboortedatum] 1997, voor de volgende vormen van verplichte zorg als
bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 juni 2021.
Deze beschikking is op 7 juni 2021 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. L.M.F. Crijns als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 15 juni 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Rb. 6 augustus 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:5097.